De zeven deugden geschilderd door Gerard Hoet op het plafond in de oude toren
Jan Berends
Slangenburg wordt reeds vermeld in 1354, maar hoe het huis er toen heeft uitgezien weten we niet. Pas op de kaart van Christiaan sGrooten van rond 1560 zien we een wel heel eenvoudige tekening met de naam Slangenburgh, een torentje met enkele aanbouwen.
Het oude huis wordt in 1585 verwoest door de Staatse troepen en pas in het Twaalfjarig Bestand (1609-1621) weer opgebouwd, in 1612 door Frederik van Baer. Van dit huis hebben we een fraaie voorstelling, getekend door
Nicolaas van Geelkercken uit 1641. Bij deze herbouw is gebruik gemaakt van overgebleven delen: nu nog zien we middeleeuwse kloostermoppen aan de westelijke toren en hierbij hebben we te maken met het oudste
deel van het kasteel. In het vierde kwart van de 17de eeuw laat Frederik Johan van Baer (1645-1713) het door zijn grootvader gebouwde huis verbouwen en vergroten tot het barokkasteel zoals we dat nu kennen met open erehof en grote bouwhuizen op het nieuwe voorplein.
De hoofdingang, die aan de Varsseveldseweg lag, wordt verlegd naar de andere zijde met zicht op de hoofdlaan van het unieke lanenstelsel. De barok streefde naar een spiegelbeeldig aanzien en zo werd de oostelijke toren gerealiseerd naar het voorbeeld van de oorspronkelijke toren.
In deze oude toren liet de generaal op de hoofdverdieping zijn werk- en studeerkamer inrichten. In het hele huis liet hij door Gerard Hoet (1648-1733) belangrijke schilderingen aan wanden en plafond aanbrengen. In het nieuwe gedeelte werden de plafonds van fraai stucwerk voorzien, waarin schilderingen werden aangebracht op linnen. In het oude huis van zijn grootvader uit 1612, ingebouwd in het vernieuwde huis, werden de oude plafonds van eikenhout niet uitgebroken, maar door de schilder Hoet, liggend op een steiger voorzien van schilderingen. Het betreft hier de provisiekamer, de opkamer, de Didozaal, de blauwe salon en de werkkamer in de toren. Je zou kunnen zeggen, dat de generaal een echte, ‘zunige’ Achterhoeker was, hij liet de oude plafonds niet uitbreken en stucwerk aanbrengen, maar liet de oude intact.
De plafondschildering in werk- en studeerkamer
We kijken dit keer naar de wondermooie plafondschildering in de werkkamer. Hier zijn uitgebeeld de drie goddelijke (geloof, hoop en liefde) en de vier zedelijke deugden (sterkte, gerechtigheid, matigheid en voorzichtigheid). Op de fraaie opname hierbij kijken we eerst naar de goddelijke deugden: geloof, hoop en liefde. De figuur boven in grijze en blauwe kleding heeft in haar linkerhand de Bijbel en rechts het kruis, het geloof. Geheel rechts zien we in wit, oranje en blauw een dame, die met haar rechterhand een anker vasthoudt, de hoop.
Centraal is uitgebeeld de liefde. Een moeder, die haar kind zo liefdevol vasthoudt op haar arm, terwijl een ander kind ook om aandacht bedelt.
De zedelijke deugden beginnen rechtsboven. We zien hier een dame, die een pilaar vasthoudt. Zij beeldt uit de sterkte. Je moet sterk staan in het leven. Links voor haar vinden Vrouwe Justitia. Ze draagt in haar linkerhand een weegschaal om voor en tegen af te wegen en in haar rechterhand houdt zij het zwaard om te straffen. Meestal draagt zij een blinddoek, hier niet.
Wapenspreuk van generaal Frederik Johan van Baer:
Emergit virtus (de dapperheid en deugd overwinnen)
De matigheid links bovenaan draagt in haar rechterhand een paardentoom, je moet jezelf in toom houden. Tot slot vinden we nog de voorzichtigheid links vooraan. Ze kijkt in de spiegel en houdt in haar rechterhand een slang, het meest voorzichtige dier in de schepping. Je moet jezelf spiegelen. Een goed advies voor mensen met een kort lontje, eerst tot tien tellen voor je reageert. Een Spaanse koning heeft eens gezegd, dat hij als hij kwaad werd, eerst drie keer het Onze Vader bad, voordat hij reageerde. Ook een manier!
Eén zedelijke deugd wordt niet afgebeeld en wel de kuisheid. Als men een kerkelijke functie ambieerde was ook deze deugd van veel belang, maar de generaal heeft deze niet uit laten beelden. De wapenspreuk Emergit virtus vindt in deze schildering zijn bekroning.
De kamer was als werkkamer het episch centrum van de adel, die op het huis woonde en dat is ook nu nog het geval als gastenhuis. Hier komen de reserveringen binnen per computer of telefoon en zijn er vaak gastvrouwen of gastheren aanwezig. Zo zijn er zonder naar het plafond te kijken ook deugden te bewonderen!