Biobased bouwen in de Slangenburg

Carel de Vries

Misschien heeft u het al zien staan in de omgeving en vroeg u zich af: ”Wat is dat nu voor gewas?” Hennep heeft dit jaar haar intrede gedaan in de Achterhoek. Maakt u zich geen zorgen, het is geen illegale wietteelt, maar vezelhennep, bedoeld voor de productie van biobased bouwmateriaal. Aan het begin van de Turfweg, vlakbij Doetinchem, staat een perceel en ook op het bedrijf van voorheen maatschap Heuthorst aan de Varsseveldseweg staat een perceel hennep. Dat laatste perceel is van Kars Visser van boerderij Lomansheide in IJzevoorde, waarover u in de vorige Slangenburgh-boode hebt kunnen lezen. Kars teelt die hennep voor Chris en Jolande van Bokhorst die aan de Brunsveldweg hun retraitecentrum The Place to Be ontwikkelen. Op dit bedrijf staat nog een oude ligboxenstal. “Die willen we afbreken en ervoor in de plaats willen we een circulair gastenverblijf neerzetten”, vertelt Chris. Biobased bouwen is volgens hem de toekomst. “De klimaatproblemen en de problemen met grondstoffen maken het alleen maar actueler. De productie van staal, beton en bakstenen, het transport en later de sloop vergen enorm veel energie en veroorzaken een forse CO2-uitstoot. Wij willen een gebouw neerzetten met producten die hier in de omgeving zijn geteeld. Daarmee leggen we koolstof langdurig vast, wat zo’n gebouw klimaatpositief kan maken. Het zal grotendeels een modulair gebouw worden, zodat het makkelijk af te breken is en de bouwelementen elders weer hergebruikt kunnen worden. De materialen die bij sloop over blijven kunnen uiteindelijk weer terug naar het land”.

Chris en Jolande met hun dochters Amélie, Julia en Anna-Roos 

Het plan van Chris en Jolande is onderdeel van een veel groter Achterhoek-breed project dat is gestart door woningcorporatie Wonion in Ulft: Samen Biobased Bouwen in de Achterhoek. In dat project werken agrariërs, de maakindustrie, bouwondernemingen en overheden samen aan de ontwikkeling van duurzaam circulair bouwen. “Ons gebouw moet een inspiratieproject worden”, zegt Chris. “We gaan het komende jaar het ontwerp maken en hopen najaar 2024 de bouw aan te besteden. Bij die ontwerpfase betrekken we ook studenten van de afstudeerrichting ‘Circulaire economie’ van de Hogeschool Arnhem-Nijmegen”.

Het gebouw zal uit drie compartimenten bestaan en wordt 350 m2. Als bouwmateriaal wordt naast hennep, stro en hout, wellicht ook vlas gebruikt. Ook hergebruik van geschikte materialen die vrijkomen bij sloop van gebouwen behoort tot de mogelijkheden. Chris is ook op zoek naar de ontwikkeling van lokale kleuren. “Welke gewassen kunnen we hier in de omgeving telen om kleurstoffen mee te maken? Meekrap bijvoorbeeld? Daarvan maakte men vroeger rode verfstoffen. De lijnzaadolie uit vlas kan daarbij ook worden benut”.

Hennep lijkt als nieuw bouwmateriaal hoge ogen te gooien. De teelt is makkelijk. Als je een goed, een niet te nat zaaibed hebt, kan het eigenlijk niet mis gaan. De hennep heeft geen kunstmest en geen bestrijdingsmiddelen nodig. Een beetje organische mest is genoeg. Het gewas groeit zo hard dat onkruid geen kans krijgt. Wel zijn er aangepaste machines nodig voor het zaaien en oogsten van het gewas. Het gewas moet, net als vlas, na het maaien twee weken op het land blijven liggen om te ‘roten’, waarbij de vezel los kan komen van de harde houtige kern van de stengels. Van de vezels wordt isolatiemateriaal gemaakt, te vergelijken met steenwol. De houtige kern kan gebruikt worden als ingrediënt van een alternatief voor beton of voor plaatmateriaal.

Bijkomend voordeel voor de boer is dat hennep diep wortelt, en daarmee de bodemstructuur verbetert en organische stof in de bouwvoor achterlaat. Ook zijn de toppen van de planten, die niet geschikt zijn als bouwmateriaal, goed veevoer voor de koeien. Toepassing daarvan is helaas nog niet toegestaan. Maar vanuit de Achterhoek is in Den Haag al aangekaart dat dat veranderen moet. Want daarmee zou de teelt voor de veeboer nog interessanter worden. Al met al lijkt hennep als ‘tussengewas’ op akkerbouwbedrijven en op veebedrijven perspectief te bieden.

Circulair bouwen heeft de toekomst. Wanneer steeds meer bouwondernemingen en ondernemers als Chris circulair gaan bouwen zullen we de komende jaren meer hennep gaan zien op en rond de Slangenburg. En wanneer u denkt: ‘daar kan ik mooi wat materiaal uit plukken voor een jointje in het weekend’, dan komt u bedrogen uit. De THC-gehalten in vezelhennep zijn zo laag, dat schiet niet op. Van een lokaal biertje heeft u dan meer plezier.


175 jaar Haank in de Slangenburg

Joop Helmink

Landbouwmechanisatiebedrijf Haank bestaat 175 jaar. Het bedrijf is begonnen als smederij, gespecialiseerd in hoefbeslag voor paarden in de omgeving. Willem Hendriksen, voormalig directeur en vader van de huidige CEO, Loes Hendriksen, vertelt dat deze activiteit is gestart uit het boerenbedrijf van de familie Haank in de oude, verlaten school aan de Kommendijk tegenover de boerderij. 175 jaar geleden zag de wereld er heel anders uit voor het nu jubilerende bedrijf. Hoefsmeden en karrad-hoepels waren de core business. Nu is Haank een bekend, gerespecteerd mechanisatiebedrijf en een toonaangevende speler in de regionale landbouw business

De goeie ouwe tijd

Willem heeft prachtige verhalen uit de ‘goeie ouwe tijd’. Als die anekdotes  over tafel gaan, wordt duidelijk wat een cultuurschok de agrarische wereld heeft doorstaan in die 175 jaar.

Hendrikus Haank, de eerste smid, was gespecialiseerd in het smeden van hoepels voor karraden: een precies werkje want het ijzer moest zodanig krimpen om het houten karrad dat het niet te ruim zat en van het rad afliep. Generaties Haank hebben op deze manier het bedrijf gevoerd. Uitbreiding van hun activiteiten werd niet geschuwd met hoefsmeden,  paarden beslaan en smeden van gereedschap, hekwerk en ander klein smeedwerk voor het boerenbedrijf. Alles werd aangepakt.

In de jaren dertig tot ver na de oorlog ontwikkelde Haank zich meer tot een mechanisatiebedrijf en richtte zich op landbouwwerktuigen want de modernisering van het boerenbedrijf kwam op gang. Het ouderwetse smeedwerk bleef nog lang nodig. De gebroeders Haank gaven op de landbouwschool lang les in hoef smeden en paarden beslaan.

Na 125 jaar, Hendriksen aan het stuur

De huidige generatie agrariërs zal vooral de familie Hendriksen als het gezicht van Haank kennen. Haank volgde de enorme vooruitgang, de schaalvergroting en technische ontwikkelingen die de agrarische sector heeft doorgemaakt en werd in onze contreien een begrip. Willem Hendriksen kwam in 1971 in dienst van de gebroeders Haank als vertegenwoordiger. De gebroeders Haank hadden een slechte ervaring achter de rug met een verkoper. Willem kon in dienst komen voor 75 gulden per week vast loon, geen auto van de zaak en kilometervergoeding, daar deden ze niet aan. 25% van de winst kon hij extra verdienen. “Nou dan wil je wel”, aldus Willem. In 1975 heeft hij het bedrijf overgenomen,  en runt het nu al meer dan vijftig jaar. Hij heeft het tot grote bloei gebracht.

Landbouwmechanisatie

Toen de landbouwmechanisatie zijn intrede deed, is Willem hier direct op ingesprongen en heeft de mogelijkheden aangepakt om dealerschappen te bemachtigen, die nu nog steeds vertegenwoordigd worden. Het bekende trekkermerk Deutz-Fahr, de Joskin mengmesttanken en bemesters, Vicon kunstmeststrooiers en kuilvoersnijders, werden het handelsmerk van Haank.
Het importeurschap van KRONE werktuigen, met machines als schijvenmaaiers zelfrijdend Krone Big M, cirkelschudders tot 20 meter, cirkelharken tot 20 meter, opraapwagens, ronde balen- en vierkante pakkenpersen maken het assortiment groot. Voor de kenners zijn dit bekende items. De huidige innovatie van producten en productie waar de agrarische sector mee bezig is, zou wel eens een deel van de oplossing kunnen zijn voor de uitdagingen die op dit moment actueel zijn. Haank kan daar een belangrijke rol in spelen met zijn ervaring en kunde, aldus Loes Hendriksen, de huidige directeur-eigenaar.

Landbouwmechanisatiebedrijf Haank heeft door de jaren heen een belangrijke bijdrage geleverd aan de agrarische sector. Ze hebben boeren voorzien van hoogwaardige machines en apparatuur, waardoor de efficiëntie en productiviteit op boerderijen is verbeterd. Hun toewijding aan uitmuntendheid en klanttevredenheid heeft Haank de reputatie opgeleverd van een betrouwbare partner in de landbouwsector.

Loes, Dirk, Bas, Janny, Willem

Tweede generatie Hendriksen

Loes Hendriksen heeft haar vader opgevolgd in 2021. De liefde en de kennis voor het vak en de onderneming is haar met de paplepel ingegeven. Loes heeft een duidelijke visie over de toekomst. Het bedrijf en de landbouwmechanisatie met al zijn facetten blijft voor Haank de spil waarom het draait en waarin Haank nog decennialang een taak heeft. Het boerenbedrijf zal veranderen; de jonge generatie boeren is zich bewust van de verantwoording en ze vechten voor hun bestaan en erkenning van hun vakmanschap. Loes ziet dat om zich heen en ziet het bedrijf gedreven en vol vertrouwen samen met haar klanten naar het volgende jubileum 200 jaar gaan! De kennis en kunde van vader Willem en moeder Janny zijn hiervoor van onschatbare waarde.

Nieuwe ontwikkelingen

De showroom is uitgebreid met een ‘Kramp-shop’, wat inhoudt dat hier diverse kleding & schoeisel, erf- en stalgereedschap, tuin- en park gereedschap en afrasteringsmateriaal verkrijgbaar zijn. Tevens is er een uitgebreid pakket van bos-, tuin- en parkgereedschap van Husqvarna.


Leerbedrijf

Loes heeft er geen problemen mee om haar vakbekwame team op sterkte te houden. De ervaren, trouwe medewerkers worden regelmatig aangevuld met stagiaires van de vakopleiding. Regelmatig komen er studenten bij Haank na hun stageperiode in vaste dienst omdat het bedrijf aan alle tegenwoordig gestelde eisen van de moderne tijd voldoet. Het sleutelen is een belangrijke bijzaak geworden, zonder  IT-kennis krijg je de nieuwste trekker niet aan het rijden en daar is de opleiding voor deze studenten ook zeer op gericht De uitgebreide hoogwaardige werkplaats, waar met de modernste machines milieuvriendelijk wordt gewerkt is tegenwoordig een must.

Paasshow
De jaarlijkse Paasshow was dit jaar bijzonder feestelijk, niet alleen omdat het bedrijf zijn 175-jarig jubileum vierde, maar ook omdat er drie jaar geen show was geweest door Corona. De Buurt heeft haar Noaberschap laten gelden en een paar gezellige uren doorgemaakt met het groen maken en een ereboog geplaatst en daarbij de beste wensen uitgesproken. De open dagen kenmerken zich als een feestelijke en gemoedelijk reünie en een ontmoetingsplaats voor iedereen uit de landbouwsector. Boeren en loonwerkers, vaders met zonen en opa’s met hun kleinzonen vergapen zich aan de nieuwste trekkers en ander imposant werktuig. De kleine mannen mogen alvast in de trekker plaatsnemen om te proeven wat voor enorme gevaartes het zijn. Stoere verhalen en ervaringen worden ‘gemudelijk’ onder het genot van een taartje met een pilsje uitgewisseld. Voor de boerenstand is de Paasshow elk jaar een mooi verzetje.


“Wij vertellen graag ons verhaal”

Carel de Vries

“Op ons bedrijf willen we natuur en landbouw bij elkaar brengen”, zeggen Kars Visser en Alexandra Feddema. De jonge ondernemers vertellen enthousiast over hun melkvee- en schapenbedrijf ‘Lomansheide’ aan de Lageweg in IJzevoorde. “Wanneer je 100 hectare Achterhoeks landschap beheert, heb je een verantwoordelijkheid. Ons land is te klein om geen rekening met je omgeving te houden”, vinden ze.

En dat inspelen op die omgeving doen ze met veel inzet. “De Slangenburg is prachtig, ik kom er altijd met veel plezier”, vertelt Kars. Sinds drie jaar draagt hij actief aan de schoonheid van het landgoed bij door het verzorgen van dertig hectare cultuurgrond. “We hebben daar spelregels met Staatsbosbeheer (SBB) over afgesproken. Volgens die spelregels is ons bedrijf nu officieel ‘natuurinclusief’. Op de dertig hectare telen we kruidenrijk grasland en graan zonder kunstmest en bestrijdingsmiddelen. We hebben een deel van onze stal omgebouwd tot potstal, waar we het stro van het graan als strooisel gebruiken. Dat levert vaste stalmest op waarmee we het graan weer kunnen bemesten. Zo is de kringloop rond”, vertelt Kars. Bij de afspraken met SBB hoort ook dat ze op hun eigen akkerbouwpercelen graanranden voor wild en vogels inzaaien. “We zouden nog wel meer aan landschapsverbetering willen doen, zoals bijvoorbeeld het plaatsen van singels tussen percelen, maar dat kan alleen als we elders weer grond terugkrijgen voor de teelt van gewassen. We kunnen en willen veel, maar het moet ook economisch duurzaam zijn,” vertelt Alexandra.

Dit jaar telen Kars en Alexandra voor het eerst op één van hun eigen percelen vezelhennep. Ze doen dat op verzoek van ‘The Place to Be’ aan de Brunsveldweg. Die wil het als bouw- en isolatiemateriaal gebruiken voor een ‘kringloopgebouw’, ter vervanging van een oude stal.

Een andere manier waarop de jonge boeren zich met de omgeving verbinden is de productie van energie. Het zal de wandelaars in IJzevoorde niet zijn ontgaan: het staldak ligt vol zonnepanelen. “1050 stuks, om precies te zijn”, vertelt Kars. “Daarmee is ons bedrijf energieneutraal en leveren we ook nog stroom voor zeventig huishoudens.” Ook wordt al nagedacht over het benutten van die andere potentiële energiebron op het melkveebedrijf: het methaangas uit de mest. “Door de methaan met een generator om te zetten in elektriciteit, sla je twee vliegen in een klap: we verminderen de uitstoot van broeikasgas en voorzien nog eens veertig huishoudens van stroom,” vertelt Kars. Maar voorlopig is dit nog slechts een mooi idee. Investeringen, vergunningen; er zijn nog flinke hobbels te nemen.

Dat melkveebedrijf ‘Lomansheide’ duurzaam is, blijkt ook uit het predicaat ‘PlanetProof’ van FrieslandCampina. Slechts een kleine groep topbedrijven voldoet aan de scherpe criteria van dit keurmerk wat betreft dierwelzijn, weidegang, milieu en biodiversiteit.

Kars en Alexandra beseffen dat steeds minder mensen zich verbonden voelen met landbouw en veehouderij. “Daarom vertellen wij graag ons verhaal”, zegt Alexandra. “Ik werk drie dagen per week als docent veehouderij op het Zone-college in Doetinchem en vind het erg leuk om schoolklassen op ons bedrijf rond te leiden. Maar verder mag iedereen, op afspraak uiteraard, bij ons komen kijken.”

Een afspraak kun je maken via de fraaie website www.lomansheide.nl waarop nog veel meer informatie over het bedrijf staat. En als je toch op die website bent, kun je er meteen een portie streekeigen, natuurvriendelijk rund- of schapenvlees bestellen.


Ontwikkelingen bij Zorgboerderij Slangenburg en Boerderij Ruimzicht

Hanneke van de Velde

De lente staat voor nieuw en vernieuwing. Niet alleen de natuur doet daaraan mee. Ook mensen en bedrijven in en om Slangenburg ontwikkelen zich. Een mooi voorbeeld hiervan is Zorgboerderij Slangenburg, waar een bevlogen Falco Janssen samen met zijn mensen een fijne plek creëert, waar iedereen dát kan doen wat bij hem past. Hij weet dit op zo’n manier te doen, dat het bedrijfsmatig eveneens goed in elkaar steekt. Niet minder bevlogen is Gerjo Koskamp van Boerderij Ruimzicht in Halle. Ook hij weet een stuk idealisme te koppelen aan een toekomstbestendig bedrijfsmodel. Voor beiden betekent dit echter wel dat je niet op je lauweren kunt rusten, maar continu bezig bent met vernieuwen en verder ontwikkelen. En dat je geregeld net

Aanleg van de nieuwe groentekas bij zorgboerderij Slangenburg

Activiteiten van Zorgboerderij Slangenburg

Midden in het bosgebied van Slangenburg aan de Kommendijk is sinds 2007 Zorgboerderij Slangenburg te vinden. De meeste buurtbewoners zijn ongetwijfeld weleens de medewerkers ervan tegengekomen bij één van de vele werkzaamheden in het Slangenburgse bos, bij Natuurkampeerterrein Distelheide, kasteel Slangenburg of de Sint Willibrordsabdij. Maar ook de grote, eigen moestuin biedt zinvolle dagbesteding op allerlei terrein. Het mooie hiervan is dat de producten uit deze tuin zo’n 650 gezinnen van de voedselbank voorzien van groenten en fruit. Hiermee snijdt het mes aan twee kanten.

Kwaliteitssysteem zorgboerderijen

Ook hierin stonden  de ontwikkelingen niet stil en reikte de ambitie van Falco en zijn team verder dan dit. In april 2012 zijn ze begonnen te werken volgens het kwaliteitssysteem voor zorgboerderijen, opgezet door de Federatie Landbouw en Zorg. Eind 2014 heeft deze systematiek geleid tot het verkrijgen van het keurmerk voor zorgboerderijen ‘Kwaliteit laat je zien’. Hiermee is er meteen ook aansluiting bij een landelijk netwerk van zorgboerderijen met zijn vele voordelen.

Onderdeel Hartwerk B.V. en de Code Sociale Ondernemingen

Onderdeel van Zorgboerderij Slangenburg is de werkmaatschappij HartWerk B.V. Hier vanuit vindt een verscheidenheid aan arbeidsmatige dagbesteding plaats, aangepast aan het talent en tempo van de HartWerkers. De werkzaamheden betreffen bosbouw, natuurbeheer, allround terreinonderhoud en straatwerk. Sinds 2020 is ook Lunchroom Buuls, gevestigd in voormalig gevangeniscomplex De Kruisberg, onderdeel daarvan. Winst voor de samenleving staat voorop en winst in geld investeert de onderneming in groei en uitbreiding. En groeien en uitbreiden, dat gebeurt!  

HartWerk mag zich sinds kort een ‘social enterprise’ noemen en is aangesloten bij Code Sociale Ondernemingen. Dit betekent dat HartWerk over de hele linie van bedrijfsvoering een sociale onderneming is. Het mooie van een Sociale Onderneming zijn, is dat je hiermee opdrachtgevers de mogelijkheid biedt actief sociaal aan te besteden. Een welkome voorsprong, want dit kan nog bij relatief weinig ondernemingen. 

Toekomstplannen zorgboerderij

Zorgboerderij Slangenburg heeft veel bereikt en wil nog meer bereiken! Bovenaan de prioriteitenlijst staat het uitbreiden van de moestuinderij vanuit nog te verwerven fondsen. Voorwaarde is dat dit op een regeneratieve basis gebeurt, dus in harmonie met de natuur.

Wat de boerderij ook wil bereiken, is meer bereik. Door het verhaal naar buiten te brengen over wat de medewerkers doen en op welke manier er samenwerkingen kunnen worden opgezocht, streeft de organisatie naar meer bekendheid om nog meer impact te maken. Bij alle stappen en ontwikkelingen die er komen, geldt altijd dat de mensen die op de zorgboerderij komen er een veilige plek vinden, waar ze in alle vrijheid  kunnen ontdekken waar hun kracht ligt. Die overtuiging en enorme energie en betrokkenheid zijn sterk voelbaar in het hele verhaal van Falco.

Biologische boerderij Ruimzicht in Halle

Op tien kilometer afstand vanaf Kasteel Slangenburg, aan de Bielemansdijk, staat de boerderij van Gerjo Koskamp. Al zo’n vijfentwintig jaar boert hij hier biologisch-dynamisch. Hij is ook regelmatig in het nieuws met zijn biologische bedrijf. In februari mocht hij nog, samen met vennoot Jara van Rooij, de Boerentroonrede houden bij de opening van de Biokennisweek in Den Bosch. Als pionierend bedrijfsvoerder in ons land heeft hij regelmatig het gevoel met alle kracht tegen de gangbare stroom in te zwemmen. En soms vraagt het een enorme creativiteit en doorzettingsvermogen om de bedrijfsvoering gaande te houden. “Maar als het klopt wat je doet, dan kun je dat en doe je dat”, is de stellige overtuiging van Gerjo.

Samenwerken

Samenwerking met andere biologische bedrijven biedt voordelen op allerlei terreinen. Zo is Caring Farmers ontstaan, waarbij ook Ruimzicht  is aangesloten. Een groep boeren die staat voor natuurinclusieve landbouw, produceert in afstemming met de natuur. Zij maken onder andere gebruik van een netwerk van Caring Winkeliers die hun producten verkopen en dezelfde filosofie ondersteunen. 

Nieuwe ontwikkelingen in producten en afzetmogelijkheden

Sinds ongeveer twee jaar verwerken Gerjo en Jara alle melk van hun koeien zelf. Zij maken er onder andere heerlijke bergkaas van in allerlei variëteiten. Inmiddels wordt deze ook als Postkaas het hele land doorgestuurd aan liefhebbers van deze smaakvolle kaas. Een diversiteit aan afnemers zorgt verder voor een continue afzet naast de eigen boerderijwinkel en de wekelijkse marktkraam in Doetinchem; restaurants, kaasspeciaalzaken en biologische winkels voeren dit smaakvolle product steeds vaker en ook steeds meer verspreid over het land. Bewust is hiervoor gekozen, zodat er door deze spreiding meer zekerheid is in continuïteit van de afzet. Dit deel zal de komende tijd verder worden uitgebreid. Liefst zo dicht mogelijk bij de consument de producten aanbieden.

Nieuwe producten ontwikkelen staat ook hoog op de lijst. Producten met meerwaarde ten opzichte van de bulkproducten in de supermarkten, zoals de Ruimzicht panir (Indiase bakkaas) en verse-kaas-knoflook. Deze zijn sinds kort aan het assortiment toegevoegd, naast het al bestaande succesnummer, de biologische kwark.

Uitbreiding van de mogelijkheden

Daarnaast is er de wens om de groentetuin te vergroten. Een groter oppervlak om meer bewaargroenten te telen. Hiermee kunnen klanten het jaarrond worden voorzien van biologisch-dynamische groenten van eigen Ruimzicht bodem.

Ideeën zijn er ook voor uitbreiding van de akkerbouw. Naast de granen die nu geteeld worden, kan koolzaad bijvoorbeeld zorgen voor olie om in te bakken (voorheen hadden zij deze als biobrandstof voor de tractor) en het koolzaadstro kan meteen dienen als materiaal voor in de stallen.

Een vooruitziende blik had Gerjo ten aanzien van de energievoorziening op het bedrijf. De boerderij is namelijk al enige tijd zelfvoorzienend op dit gebied. Naast dat er veel maatregelen zijn doorgevoerd om te besparen, zijn er zonnepanelen en een houtvergasser aanwezig. Dat geeft vandaag de dag beduidend meer vrijheid en rust in de bedrijfsvoering.

Voorbeeldfunctie en kennis delen

Door alle kennis en ervaring van de laatste vijfentwintig jaar, heeft Gerjo ook veel te bieden aan toekomstige agrariërs, ondernemers en koks. Zo weet de Universiteit van Wageningen, toch de top op het gebied van voedingswetenschap,  hem al te vinden om zijn kennis te delen met de studenten daar. Ook andere scholen weten hem inmiddels te vinden. De bedrijfskantine van Ruimzicht wordt dan ook regelmatig als leslokaal ingericht.

Gerjo en Jara rollen hier een hooibaal uit.

Nog veel meer te vertellen over beide bedrijven….

Er valt nog zo veel meer te vertellen over beide prachtige bedrijven, waar Falco en Gerjo met passie en inzet hun missie vormgeven, samen met hun teams. Slechts een heel klein tipje van de sluier is opgelicht in dit artikel, hopelijk genoeg om jullie als lezer nieuwsgierig te maken. Kijk voor het hele verhaal op www.boerderijruimzicht.nl of www.zorgboerderijslangenburg.nl.


Muziekles op school IJzevoorde

Tekst: Toos Lenderink

Foto’s: Rian Wesselink en Toos Lenderink

Basisschool IJzevoorde aan de Loordijk heeft als motto ‘Natuurlijk bewegen’. Dit is een onderwijsconcept waarbij beweging en onderwijs in de open lucht centraal staan. Ieder kind mag daarbij zichzelf zijn en in eigen tempo leren. Alle groepen krijgen wekelijks muziekles van hun eigen leerkracht. Voor groep 4 komt één keer per week muziekdocente Miranda Loff van het Amphion Cultuurbedrijf, afdeling muziekschool. Zij geeft dwarsfluitles en ook muziekles op meerdere basisscholen. Omdat school IJzevoorde combinatieklassen heeft, mogen ook leerlingen van groep 3 hieraan meedoen.

Het is vandaag mooi weer en een enthousiaste Miranda komt met emmers en materialen aangelopen. De les is buiten en we gaan vandaag muziek maken met water! Behalve aan het begin en eind van de les, als de kinderen in een kring zitten, zijn de leerlingen de hele les actief bezig.

Ze worden in vier groepjes verdeeld, die rouleren. Elke opdracht speelt zich buiten in het gras af. Miranda legt de verschillende opdrachten uit waarna een aantal kinderen de emmers met water gaan vullen: iedere groep heeft water nodig. Bij de eerste opdracht moet je met een stokje tegen een fles met water slaan. Hoe meer water in de fles, hoe lager het geluid. “Dit kan ook met een bierflesje”,  merkt één van de kinderen op.

Bij de tweede opdracht worden fluitjes met water gevuld. Op een schaalverdeling staat aangegeven hoeveel water noot A, B, C, D, E, F of G weergeeft. De opdracht hier is om via pictogrammen een wijsje te fluiten, elk op de eigen toonhoogte.

Voor een volgende opdracht worden jampotjes met water gevuld. Hierin een buisje dompelen en boven dit buisje blazen. Als je het buisje op en  neer haalt door het water, hoor je dat hoe hoger het buisje komt, hoe lager het geluid wordt.

Bij een andere opdracht wordt er een instrument gemaakt door aan een stuk tuinslang met trechter eraan, aan de andere kant het mondstuk van een trompet vast te maken. Als je door het mondstuk blaast komt er geluid uit. Kinderen blazen hier een ritme, zoals met pictogrammen wordt aangegeven. Appel is bijvoorbeeld 2 x keer kort, peer 1 x lang. De emmer water is hier nodig om de mondstukken schoon te spoelen.    

“Ik vind buiten veel leuker dan binnen”, hoor ik zeggen. Soms lijkt het meer om het vullen, gieten en knoeien met water te gaan dan om de muziek. Maar er lopen heus echte muzikanten tussen. De één blaast in zijn eentje een solo, anderen proberen er samen een mooi klankenspel van te maken. Spelenderwijs wordt er geoefend met de lengte van een toon en geluisterd naar de toonhoogte. Met soms een nat T-shirt wordt er een kakafonie aan klanken geproduceerd. Het plezier spat er net zo hard vanaf als de waterdruppels.  Aan het eind van de les vraagt Miranda of ze het leuk vonden en legt uit dat je thuis met flessen water ook een toonladder kan maken. “Je hebt dan wel veel flessen nodig”. “En water”, komt er als reactie.


Derk Jan Lievers

Derk Jan Lievers; van gitaar “prutser” tot gitaarbouwer

Karin Wensink

Het is een mooie zomeravond in juli. In zijn tuin in hartje IJzevoorde spreek ik met Jan Lievers over zijn liefde voor muziek en vooral over zijn gitaren. Sinds hij op 62-jarige leeftijd het onderwijs achter zich liet, leeft hij fulltime voor de muziek en is vaak vijf dagen per week bezig met gitaren maken en alles wat daarmee samenhangt.

Hoe het begon

Begin jaren ’70 werkte Jan, hij was een jaar of 15-16, samen met een vriend in een muziekzaak in Dinxperlo. In die tijd, toen hij nog niet eens gitaar speelde, prutste hij al wat aan gitaartjes. Nieuwe lak, nieuwe mechaniekjes, nieuwe snaren erop. Hij had lol om van iets ouds weer wat moois te maken. Later is hij met diezelfde vriend een muziekzaak begonnen in Doetinchem. In 1985 werd zoon Rik geboren en stapte Jan uit de zaak om huisvader te worden.

Onderwijs

Jan had in zijn schoolperiode de PABO afgerond, maar het basisonderwijs was niet zijn ding. Na een studie economie kwam hij als leraar in het volwassenenonderwijs terecht en gaf onder andere les op verschillende moedermavo’s. Na een aantal jaren maakte hij de overstap naar het middelbaar onderwijs, waar hij pubers de economische principes probeerde bij te brengen.

De taal van muziek

De muziek, en met name de gitarenwereld, bleef kriebelen. Jan had zich het gitaarspelen eigen gemaakt en speelde ook in bands. In 2009 maakte hij een rondreis door China. China was op dat moment booming business en Jan wilde de sfeer proeven van het economisch klimaat daar, met name op het gebied van gitarenbouw. In de periode 2009 tot en met 2012 bezocht hij één à twee keer per jaar beurzen in China. Op één van die reizen ontmoette hij gitarenbouwer Wu. Wu was een werkman, iemand die met eigen handen een gitaar in elkaar zet. Wu wilde graag voor zichzelf beginnen. Derk Jan en Wu vonden elkaar en richtten samen het bedrijf Dejawu Guitars op.

DeJaWu Guitars

Binnen DeJaWu is Jan de creatieve geest die de ontwerpen maakt. Wu doet het hout- en lakwerk en Jan maakt de gitaren af. De naam DeJaWu komt van de eerste letters van De(rk), Ja(n) en Wu maar heeft gevoelsmatig (klinkt als Déjà vu) nog een diepere betekenis. Déjà vu: dat verrassingsgevoel van “Hé, heb ik dat niet eerder gezien?” en “Het is uniek en ergens ook herkenbaar…” De gitaren worden namelijk volgens de aloude principes van de vroegere violenbouwers gebouwd. Er wordt massief hout gebruikt en alleen met handmachines gewerkt. Echtgenote Bea is ook betrokken. Ze is de drijvende kracht achter de schermen en ook dochter Martine deelt de passie van haar vader. “Haar studie Chinees komt ons goed van pas”, vertelt Jan “en ze is erg handig met het online-gebeuren.”

Unieke projecten

In samenspraak met opdrachtgevers krijgt elke gitaar een eigen uitstraling. Met een twinkeling in zijn ogen laat Jan me het mooie natuurlijke lijnenspel zien van het gebruikte esdoornhout. “Samen met Bennie Jolink maakte ik een gitaar in de vorm van een schilderspalet. Toen de kast klaar was schilderde Bennie er zelf het palet op en ik maakte daarna de gitaar verder af.”

“En…. er zit nog een heel mooi project in het vat. Iets met heel oud hout. Ik kan daar nog niet zoveel over zeggen maar hoop dat we er in het najaar mee aan de slag kunnen. Dus hou ons in de gaten!”

Jan, qua leeftijd richting de zeventig, blijft nog wel even doorgaan want zoals hij zegt:

“De muziekwereld is een bijzondere wereld, waarin leeftijd niet speelt.”


‘De reuzen van Hols’

Jeanette Wechgelaer

Vier enorme bomen, de ‘reuzen van Hols’ genaamd, in het weiland tegenover de ingang van de Natuurbegraafplaats aan de Kommendijk hoek Loordijk, zijn voor André Kaminski en Gerrit Lieverdink, een prachtig landschapsmonument. Deze bomen met een omtrek van tot wel 5,50 m waarvan de oudste dateren uit circa 1680, willen ze behoeden voor een voortijdig einde op korte termijn. Vroeger maakten de bomen deel uit van een laanbeplanting langs de oude Loordijk die dwars door het weiland heeft gelopen. Over hoe en waarom ze zich inzetten voor landschapsmonumenten doen ze hun verhaal.

U bent beiden actief voor de Stichting Achterhoek weer Mooi (StAM). Wat doet deze Stichting?

André Kaminski: “De Stichting Achterhoek weer Mooi zet zich in voor bijzondere elementen in het boerenland. Dat kan een groep bomen zijn, een verkavelingspatroon of een historische weg of dijk. Wij vragen daar aandacht voor omdat zeker in deze tijd het landschap vrij snel verandert. En als mensen het landschap niet herkennen en er geen waarde aan hechten, dan is het dus voor hen niet van belang en hoeft het niet.

Wij proberen landschapsmonumenten op te sporen en ze toekomstbestendig te maken door kennis te delen en te verspreiden. Beschouw het als een cadeautje voor de grondeigenaren, het buurtschap of de gemeente. En zo is ook de term landschapsmonumenten ontstaan. Het heeft geen enkele wettelijke status en is dus niet beperkend in het gebruik. De bedoeling is het landschap met zijn bijzonderheden te delen met eigenaren/gebruikers, buurtbewoners en bezoekers”.

Welke functie vervult u beiden in deze Stichting?

André Kaminski: “Ik ben voorzitter hiervan en was vroeger o.a. directeur van Stichting Staring Advies waarvoor ik samen met SLG het project Trots op onze Streek (TooS) heb opgezet. Aan bewoners in een gebied werd gevraagd welke specifieke kenmerken in hun gebied onder de aandacht zouden moeten komen. Hieruit is o.a. het opknappen van het Zondagsschooltje en de reconstructie van de Brunsveldwal voortgekomen. Nu houd ik me als vrijwilliger bezig met StAM”.

Gerrit Lieverdink: “Ik ben gepensioneerd en via André als vrijwilliger in dit werk terechtgekomen. Ook veel cultuurhistorisch werk gedaan. Cursussen gevolgd o.a. het lezen van historische kaarten. De reuzen van Hols zijn opgemerkt door ons. Wijlen Henk Harmsen journalist bij De Gelderlander, heeft in 2014 er een artikel over geschreven en er is later een uitgebreide rapportage door ons uitgebracht”.

André Kaminski: “Want waarom zijn deze bomen een landschapsmonument? Ons werk is Staatsbosbeheer en de gemeente Doetinchem uit te leggen hoe bijzonder deze bomen zijn, maar door corona is dat wat uitgesteld. We staan in contact met SBB om te bezien hoe de reuzen beter toekomstbestendig kunnen worden gemaakt”.

Waarom heten de bomen ‘de reuzen van Hols’?

Gerrit Lieverdink: “Deze bomen staan op het land van boerderij Hols. De naam Hols staat op de voorzijde van de boerderij. Henk Harmsen heeft de slogan de reuzen van Hols bedacht. Al zijn artikelen staan op de website van StAM: www.achterhoekweermooi.nl”.

V.l.n.r. Andre Kaminski en Gerrit Lieverdink

Wat doen jullie nog meer in verband met Hols?

André Kaminski: “De bomen lopen een behoorlijk risico dat ze er over een aantal jaren niet meer zijn. De kans bestaat dat ze omwaaien of aftakelen omdat er zwam in komt. Een boom heeft geen eeuwig leven maar je kunt het wel verlengen of verkorten. Daarin proberen we mee te denken. Een raster rondom de bomen plaatsen zou ook een oplossing kunnen zijn”.

Mocht er een geschil ontstaan, tot hoever gaat u?

André Kaminski: “Stichting Achterhoek weer Mooi is geen actiegroep. Dat willen wij absoluut niet. Wij willen vanuit een positieve instelling in het landschap dingen stimuleren of de aandacht erop vestigen. Er zijn andere partijen die veel verder willen gaan om misstanden aan de kaak te stellen”.

Heeft uw inspanning al resultaat opgeleverd?

André Kaminski: “Ja onze inspanning betrof in eerste instantie het artikel met Henk Harmsen. Veel publiciteit leverde dat op. Daarna heeft StAM een rapport gemaakt m.b.t. de natuurwaarde van de plek, bewoners, eigendommen, beheer, kansen en bedreigingen naar de toekomst toe en de publiciteit eromheen.

Vroeger had het landschap altijd nut. Toen het nut verdween, verdween de boom vaak ook. StAM streeft ernaar om opnieuw nut aan het landschap te geven. Dat kan zijn in de vorm van subsidie of agrarisch natuurbeheer, maar ook inspanning voor landschapscompensatie of toerisme. De cultuur om streeknamen te geven aan de omgeving of andere elementen heeft ook nut. Vanaf de natuurbegraafplaats heb je een mooi uitzicht op deze reuzen en in die zin hebben ze een extra waarde. Als de oude functie van het landschap wegvalt moet je nadenken over een nieuwe functie”.

Gerrit Lieverdink: “Een informatiepaneel erbij plaatsen zou ook al helpen om de aandacht op ‘de reuzen van Hols’ te vestigen. Daar moeten we ook nog wat meer aan doen”.

André Kaminski: “Wij zijn maar een kleine club vrijwilligers, maar vinden het prettig dat we samen met SBB ons voor de bomen kunnen inzetten. Dan respecteren we ook het verleden. Als wij nu goede maatregelen en spelregels kunnen afspreken, zodanig dat de grondgebruiker er voordeel van heeft en dat deze worden gehandhaafd, dan zal ook SBB zich daar niet slechter door voelen. We hopen dat dit binnenkort tot resultaat leidt. Wij hebben goede hoop. De samenwerking met SBB is goed”.

Stichting Achterhoek weer mooi richt zich op:

  • Landschap beschouwen als cultureel erfgoed
  • Identiteit en streekeigene behouden
  • Natuur en ecologie verbeteren
  • ‘witte’ gebieden speciaal aandacht geven

De stichting is een

  • Organisatie van vrijwilligers en
  • adviseurs met specifieke kennis op organisatorisch en financieel gebied en
  • werkgroepen

Russische onderduikers in WO II bij waterpompstation De Pol

Auteur: Harry Krul

Kist uit erfenis leidt tot infobord over Russische onderduikers en wandelroute bij Pompstation De Pol  

Deze plaquette laat de betrokken personen zien

Toen Eed Mijnen, die vroeger aan de Bielheimerweg tussen Gaanderen en Doetinchem bij De Pol woonde, in 2015 overleed, liet hij een kistje na met wat hij ‘Russenspullen’ noemde. Dit trok na de dood van zijn vrouw, Bertha, de interesse van zoon Ed, die al jaren in Bennekom woont, maar zijn jeugd in deze omgeving heeft doorgebracht. Hij ontdekte allerlei foto’s, briefjes, e.d. die er op wezen dat er Russische onderduikers in de oorlog in het gebied van De Pol waren geweest en dat Eed daar zelfs een belangrijke rol in had gespeeld. Dit was het startsein om eens uitgebreid op onderzoek uit te gaan; hier wilde hij het zijne van weten.

Het werd één grote puzzel, waarbij uiteindelijk bijna alle stukjes bij elkaar gevoegd konden worden. Binnen een paar maanden breidde Eds onderzoek zich uit, tot uiteindelijk zelfs diep in Rusland. Hierbij had Ed het geluk dat hij Alla Kossareva als huishoudelijk medewerkster heeft, die de Russische taal machtig is en bij de contacten met Rusland van onschatbare waarde was.

Ontmoeting Eed en Russen in Duitsland

Eed Mijnen woonde met zijn vader en moeder aan de Bielheimerweg tussen Gaanderen en Doetinchem, vlakbij waterpompstation De Pol. Hij was 17 jaar toen de Duitsers op 10 mei 1940 Nederland binnenvielen. Vanaf mei 1943 werden Nederlandse mannen voor de Arbeitseinsatz opgeroepen. Eed regelde, om te voorkomen dat hij diep in Duitsland in de industrie moest werken, dat hij samen met twee vrienden, net over de grens bij Winterswijk, bij Oeding bij een boer als knecht terecht kon.

Daar maakten ze kennis met Russische krijgsgevangenen, die door de Duitsers bij dezelfde boeren tewerkgesteld waren. Bij boer Pass, op de boerderij waar Eed werkte, was dat Andrej Kozin. Ze werkten bijna twee jaar samen en Andrej werd Eeds beste vriend. Communiceren ging eerst alleen met handen en voeten, maar ook met wat gebroken Duits. Bij een boerderij verderop werkte Marius Muller, Eeds buurjongen, vriend en lotgenoot. Daar was de Rus Sasjka tewerkgesteld. De Nederlanders bleven intern op de boerderij, maar de Russen moesten ’s avonds terug naar hun kamp.

Rond Dolle Dinsdag (dinsdag 5 september 1944, toen een geruchtengolf over de snel naderende bevrijding alom leidde tot euforie) besloten Eed, Marius, Andrej en Sasjka, te vluchten om te voorkomen dat ze nog door de Duitsers naar het front zouden worden gestuurd. Eerst gingen Eed en Marius op verschillende dagen en een paar dagen later keerde Eed terug om de Russen op te halen. Dit deden ze om te voorkomen dat de Duitsers zouden denken dat ze samen gevlucht waren. Ze vluchtten te voet en vanaf Winterswijk liepen ze langs de spoorlijn richting Doetinchem. Bij Winterswijk verdwaalden ze en volgden de opgebroken spoorweg naar Bocholt. Een behulpzame boer hielp hen gelukkig in de juiste richting en aan een boterham. Zij liepen ’s nachts, want de Russen mochten niet in de kleding die ze aan hadden gezien worden. Overdag sliepen ze dan in greppels en trokken ze de jassen als dekens over zich met wat takken en bladeren als dekmantel.

Toen ze bij Gaanderen aankwamen zijn de twee Russen eerst een paar dagen in ‘de stroberg’ bij Muller verstopt. Eed dacht dat de oorlog spoedig afgelopen zou zijn, maar zocht toch een betere schuilplaats in de Wrangebult tegenover het Onland. Toen bleek dat daar al naar andere (Franse) vluchtelingen was gezocht, maakten ze een hol in het bos vlak voorbij Pompstation De Pol. Met zijn drieën zijn ze daar een hele nacht mee bezig geweest. Eed en Marius woonden weer thuis, maar de twee Russen verbleven drie maanden in het hol. Via Eed en Marius kregen zij eten.

Tegen het einde van 1944 werden ze ontdekt door Bernhard Belterman uit Silvolde, die op stroopjacht was. Hij zag damp uit de grond komen en was nieuwsgierig wat het was: hij trok aan wat planten en een in de grond gestoken stok. Toen kwam er een luik omhoog en keek hij in twee verschrikte gezichten! In gebroken Duits vertelden ze hun verhaal. Belterman beloofde ze ’s avonds eten te brengen. Dat deed hij en toen vertelden de Russen over Eed. Na overleg tussen Belterman en Eed nam hij ze mee naar zijn huis vlakbij de protestantse kerk in Silvolde in de Kerkenstraat en verborg ze daar op zolder tot de bevrijding eind maart 1945. Dit ‘schuilhuis’ is intussen afgebroken.

In Silvolde zijn de Russen uiteindelijk nog drie maanden ondergedoken geweest.

Wat ook ontzettend geholpen heeft bij het onderzoek was een cassettebandje dat na de eerste versie van Eds boek over zijn vader (*) ontdekt werd. Dit bandje was in bezit van Tonny Belterman, vrouw van Jan, de zoon van Bernard Belterman, waarop een interview van een uur staat uit circa 1995 van Jan en zijn broer Ben met Eed Mijnen over ‘het hele Russenverhaal’.

Ed Mijnen en Gerdien Dutman onthullen het informatiebord

Bijzondere bijeenkomst in de Orangerie De Pol Hulleweg 2 Doetinchem

Op 18 augustus jl. was er een speciale bijeenkomst in de Orangerie: Ed Mijnen heeft toen de rol van zijn vader Eed Mijnen bij het onderduiken van twee Russen in WO II toegelicht. Aanwezig waren veel historisch geïnteresseerden uit de streek, familie van Eed, buren van Eed Mijnen en Marius Muller van tijdens de oorlog, twee dochters van Marius, maar ook de familie Pass, de boer waar Eed en Andrej tijdens de oorlog werkten.

In samenwerking met de gemeente Doetinchem, Vitens, Historische Vereniging Deutekom en Oudheidkundige Vereniging Gander is er een groot informatiebord en een plaquette met foto’s van de vier hoofdpersonen geplaatst. Ook staan er paaltjes met richtingspijlen van een wandelroute en een QR-code. Deze volgend kom je langs het waterpompstation De Pol, de schuilkelder van het waterpompstation, waar Eed en Marius ook wel eens overnachtten en wordt de plek aangewezen waar het hol waarschijnlijk gezeten heeft. De juiste locatie is jammer genoeg niet meer te achterhalen. Via de genoemde QR-codes kun je stukken van het interview met Eed Mijnen horen waarin hij over zijn avonturen aldaar vertelt.

Tijdens de bijeenkomst heeft Ed het hele verhaal nog eens verteld, en hij had zelfs contact met beeldverbinding geregeld met Elena Samsonova (een kleindochter van Andrej) en Anatoly, de enige nog levende zoon van Andrej. Beiden zijn diep onder de indruk van de aandacht die in Nederland aan hun vader/opa en hun avontuur wordt geschonken! Daarna zijn de plaquette, het infobord en de wandelroute met de paaltjes met QR-code feestelijk onthuld door Ed Mijnen en Gerdien Dutman, medewerker cultuurhistorie gemeente Doetinchem.

Kleinzoon van boer Pass, Ed Mijnen, zoon van boer Pass en Ans Muller (dochter van Marius)


Twee dagen later is in samenwerking met de Heemkundige Vereniging Old Sillevold, ook in Silvolde een herdenkingsbord geplaatst, in de Kerkenstraat, vlakbij de Protestantse kerk, waar het onderduikadres van de Russen was.

Als bovenstaande uw interesse heeft gewekt, dan kan ik u het boek van Ed Mijnen met het volledige verhaal sterk aanraden. Het is via de mail (emijnen@gmail.com) aan te vragen bij Ed Mijnen:


Eerlijk en heerlijk vlees door gebruik van reststromen

Hanneke van de Velde

Minder voedselverspilling en heerlijk en eerlijk vlees is de missie van varkens- en kippenboerin Inge Vleemingh van de Goed Gevulde aan de Halsedijk in Halle.

Zij houdt daar circa vijftig zwijnvarkens (een kruising tussen wildzwijn en het  Durocvarken) in alle leeftijden en maten en 250 vleeskippen. Het voedsel van deze tevreden wroetende varkens bestaat grotendeels uit restproducten zoals groenten, fruit en brood, geleverd door bedrijven uit de omgeving.

Zelf varkens houden

Vanuit haar studie landschapsarchitect werkte ze aan het ontwerp van een voedselbos met varkens, als alternatief voor de gangbare varkenshouderij. Er was geen boer te vinden die dit wilde gaan doen, ondanks de beschikbare gronden, vergunningen en subsidie. Inge besloot toen drie jaar geleden zelf met dit idee aan de gang te gaan. Er deed zich een mogelijkheid voor aan de Halsedijk.

Na de start met vijf zwijnvarkens, zijn er na drie jaar inmiddels zo’n vijftig als je de net geboren twaalf biggetjes meetelt. Ze fokt zelf haar nieuwe varkens met beer Berend als stamvader van de tevreden knorrende veestapel. De kruising van zwijn en varken zorgt daarbij voor een smakelijke kwaliteit, met een beetje vet-gemarmerd vlees.

Reststromen uit de buurt als eten

Doel van Inge is om zoveel mogelijk voedselverspilling tegen te gaan.

Daarom worden de varkens grotendeels gevoerd met resten van zo’n twintig leveranciers uit de omgeving. Denk hierbij aan niet verkocht brood van een bakker en groenten en fruit van een groentewinkel uit de buurt. Ook de kaaswei van een kaasboerderij in Vorden lusten ze graag. Daarbij wordt het voer streng gecontroleerd op vleesresten. Het is uit den boze en wettelijk verboden de dieren vlees te voeren, dit om verspreiding van dierziekten te voorkomen. Verder wroeten de varkens nog van alles bij elkaar van wat de omgeving te bieden heeft. Dit ontvangen van de reststromen gaat met gesloten beurs; zo maakte Inge een ontwerp voor het erf van een Landwinkel en koopt ze haar boodschappen in een kleine lokale supermarkt. Voor wat hoort wat.

Om de ecologische foodprint zo klein mogelijk te maken is haar doelstelling dat zij dierenvoeding en andere benodigdheden uit de buurt betrekt.

Ook kippen, rund- en kalfsvlees

Sinds een jaar zijn er ook vleeskippen. Dit geeft weer een extra klantenstroom. Net als het rundvlees van de buurman dat via haar wordt verkocht. Sinds kort zit er ook kalfsvlees in het assortiment van dezelfde melkveehouder. Deze buurtgenoot voert zijn koeien grotendeels gras en granen. Ook bij deze boer komen alle dieren buiten in de wei. Dit past helemaal bij de filosofie van Inge.

Zo’n vijf keer per jaar komen er 250 eendagskuikens die worden opgefokt tot slachtwaardige vleeskippen. De kippen lopen overdag vrij rond in het weiland en gaan ’s avonds in hun kippencaravan. Ze scharrelen de hele dag buiten in het kruidenrijke grasland; echte vrije uitloop scharrelkuikens.

Ze lopen hier in het gras en niet in hun eigen uitwerpselen, wat de kans op salmonella enorm reduceert. Deze kippen krijgen brok, gemaakt van 100% reststromen als oud brood en geleverd door mengvoederbedrijf Voerwaarts in Sinderen.

Voedsel kringloop en biodiversiteit

Op het terrein besteedt Inge veel aandacht aan biodiversiteit en kringlooplandbouw met inzet van de natuur. Een voorbeeld hiervan zijn de geplaatste kasten voor uil en torenvalk. Deze bestrijden de muizen die op het aanwezige oude brood afkomen. Zo blijft er een evenwicht bestaan, wat plant en dier ten goede komt.

Er zijn drie weides voor de varkens. Er wordt elke drie maanden van wei gerouleerd. Zo hoeven de varkens niet of nauwelijks te worden ontwormd, wat er weer voor zorgt dat er geen ontwormmiddel in de bodem terecht komt en zo de bodem gezond blijft.

Om de weides heen is een 15 meter brede voedselsingel aangeplant met daarop fruit- en notenbomen, eiken en struiken met eetbare vruchten en bessen. Hier leven allerlei dieren zoals hazen en patrijzen en een diversiteit aan vogels. Deze dieren dragen weer bij aan een natuurlijk evenwicht op de boerderij.

Ten aanzien van energie en water is het bedrijf inmiddels geheel zelfvoorzienend. Er zijn zonnepanelen geplaatst en een houtvergas- installatie die de verwarming in huis regelt en er is een eigen bron voor de watervoorziening.

Samenwerking

Soms zijn er ook keuzes te maken in wat je wel of niet zelf doet. Zo maakt een collega hammen, coppa’s, paté en fuet (worst) van de ingrediënten van de Goed Gevulde, die Inge vervolgens wel weer zelf verkoopt in haar winkel en webshop (www.degoedgevulde.nl).


Honderd jaar Benninkmolen!

Toos Lenderink

Aan de Varsseveldseweg waar deze ons zo vertrouwde molen staat, stond vroeger een kleine stenen grondzeiler, gebouwd in 1856 door B. Vels. Omdat die molen in slechte staat verkeerde, werd hij in 1920 gesloopt. De toenmalige eigenaar, Johan F. Bennink, zette hiervoor in de plaats een stellingmolen op een nieuw stenen voetstuk, gebouwd met onderdelen van o.a. de Buursinkmolen. Op 16 november 1921 werd deze molen officieel in bedrijf gesteld. Inmiddels dus 100 jaar geleden!

De gemeente Doetinchem koopt in 1976 de molen van Frits Bennink. Op dat moment wordt de molen door een motor aangedreven voor een continue maalproces. Nu wordt er weer opnieuw een ‘echte’ windmolen van gemaakt met wieken die op windkracht draaien. Molenbouwer Beckers kan dit omvangrijke werk, als gevolg van ziekte, niet voltooien. Herman Groot Wesseldijk maakt het verder af en in 1980 wordt de molen opnieuw in gebruik genomen. Het is een mooi staaltje molenbouw geworden met zijn bekleding van ongeveer 700 schaliën.

De molen, die eerst de naam Velsmolen draagt, wordt na de restauratie in 1980 door het bestuur van de Stichting Doetinchemse Molens omgedoopt in Benninkmolen.

Molenaars opleiding

Theo Hendricksen leest na zijn vroegpensioenering een advertentie waarin de Stichting Doetinchemse molens om vrijwillige molenaars vraagt. Dit lijkt hem wel wat en in 2018 komt hij bij Leo Luttikholt in de leer. Van deze zeer ervaren molenaar leert hij de fijne kneepjes van het vak. De Stichting Doetinchemse molens leidt alleen op voor de Doetinchemse molens en heeft een eigen examencommissie. Tijdens de opleiding wordt er op alle drie molens: de Aurora, de Walmolen en de Benninkmolen ervaring opgedaan. Ook al zijn het alle drie korenmolens, elke molen is anders. Elk onderdeel van de molen moet bij zijn historische naam te benoemen zijn. De opleiding duurt minimaal een jaar, want alle jaargetijden en alle winden moeten meegemaakt zijn. “Waar komt de wind vandaan? Dus kruien”. In 2019 slaagt Theo voor het examen en krijgt de sleutel van de Benninkmolen. Zijn leerling-overeenkomst wordt omgezet naar een vrijwillig-molenaarsovereenkomst. Als Leo Luttikholt stopt, wordt Theo in zijn plaats aangesteld als vaste molenaar. Nieuwe molenaars zijn altijd van harte welkom! Fysiek moet je daarbij ook in de wieken kunnen klimmen om de zeilen op te hangen.

Dagelijks werk

Als eerste wordt de blauwe wimpel, de vlag uitgehangen. Daarna worden de lagers met reuzel ingesmeerd en volgt er een inspectieronde: ligt er een uilenbraakbal of iets anders op de grond? “Het gevlucht wordt op de wind gekruid en moeten de zeilen er wel of niet op?” Verder is Theo veel in de weer met klus- en schilderwerk.

Er wordt meestal  “gedraaid voor de prins”, wat betekent draaien zonder te malen omdat de stenen er niet op liggen. Om meel te mogen malen voor menselijke consumptie moet er minimaal 100 kg per week verwerkt worden. De Keuringsdienst van Waarde stelt deze eis om de hygiëne van de stenen te kunnen waarborgen. Alleen bij minimaal windkracht drie, en alle zeilen bijgezet, kan er voor georganiseerde bezichtigingen, open Monumentendag of voor collega’s om te oefenen worden gemalen. Dit meel wordt dan als veevoer beschikbaar gesteld.

Wieken

De wiekenstanden worden landelijk en regionaal verschillend toegepast. Bij het overlijden van Bernhard Heuthorst, Henk Wassink en recent voor Gerard Keurentjes, werden de wieken in de rouwstand gezet. “Als mensen uit de buurt daar prijs op stellen, dan zetten we de wieken in de rouw- of trouwstand. Maar dan moeten we het wel weten”. Het verzoek van Theo is dan ook om dat bij hem te melden. Telf.  nr 06-41718830. Meer gegevens van de molen en de wiekenstanden zijn te vinden op de website Stichting Doetinchemse Molens.nl

Alle meelproducten die hier verkocht worden komen van ‘De Vier Winden’, de molen uit Vragender. Recent hebben zij daar het predicaat hofleverancier ontvangen. De eigenaar heeft ook een molen in Klarenbeek, waar de diverse mengsels worden afgewogen en verpakt. Meel, bakmixen en andere natuurproducten zijn te koop tijdens de openingstijden van de molen.

Het leuke aan molenaar zijn op de Benninkmolen is dat er altijd veel reuring is: veel aanloop, veel kluswerk, overleg met de molenbouwer over noodzakelijk onderhoud, bijhouden van schilderwerk en de in- en verkoop van producten.