Akkerranden en houtwallen

Roel Lubbers

De Staatscourant schreef in juni 2011 dat de natuurontwikkeling op het landgoed Slangenburg ter hand genomen kon worden. ‘Het doel van het plan is ontwikkeling van vochtige en droge hei, schrale graslanden en blauwgraslanden. Hiervoor zijn diverse inrichtingsmaatregelen nodig, zoals het afplaggen van het terrein, aanleggen van poelen als voortplantingswater voor de boomkikker en begreppeling.’ Een en ander is inmiddels gebeurd. Behalve binnen de grenzen van het bos is ook van belang dat er in de randen óm het bos een en ander gebeurt.

De Wildbeheereenheden, in de verschillende delen van de Achterhoek, houden zich bezig met het patrijzenproject. De patrijs is een vogel die zo langzamerhand schaars begint te worden, terwijl het dier vroeger zo algemeen was. Moderne landbouwmethoden hebben behalve de geweldige opbrengsten ook negatieve effecten gehad. De weilanden zijn als biljartlakens effen groen. Uit economische overweging begrijpelijk, maar voor natuur en landschap een ongelukkige omstandigheid. De afname van de biodiversiteit is voor een belangrijk deel hieraan te wijten. Voor insecten is er niet veel te halen in de weilanden, waardoor ook voor insectenetende vogels voedseltekorten dreigen. Dus verdwijnen die soorten. De kruiden aan de randen van akkers en weiden boden andere vogels dekking en zaden als voedsel. Gevolg: we zien maar zelden nog patrijzen of een tapuit. De geelgors neemt af in aantal, de grauwe klauwier is uit de Achterhoek bijna verdwenen enz.

Mensen werken aan herstel van of liever, het scheppen van voorwaarden waaronder allerlei dieren weer kunnen leven. Het is natuurlijk onzin te denken dat de kleinschalige akkertjes van honderd jaar geleden, met mini-boerderijtjes en de bijbehorende armoede weer terug moeten komen. Er wordt gewerkt om langs wei-, akker-, weg- en slootkanten randen te ontwikkelen waar kruiden kunnen groeien. De heer Lettink uit IJzevoorde heeft vorig jaar 100 kg onkruidzaad verwerkt in akkerranden. Hier en daar zijn er ingezaaide kruidenstroken te zien (ik zag er 20 januari vinken, putters en ringmussen). De Wildbeheereenheid heeft een natuurbeschermingsactiviteit ontplooid. Volgens Lettink met succes: rond Zelhem zijn weer heel wat patrijzen.

Deze plannen hoeft de boer of wegbeheerder niet in alle gevallen grond te kosten. Zag je vroeger om elk paaltje naast een weiland een bosje onkruid staan, nu zijn zelfs die plekjes schoon. Voor de natuur is het allemaal te netjes. Zonder grondverlies kan men rustig wat ‘onkruid’ laten staan. Ook zogenaamde overhoekjes zijn belangrijk. Op andere plaatsen zou een boer een strook van zijn land daarvoor moeten gebruiken. Compensatie van overheidswege is dan natuurlijk noodzakelijk.

Opvallend genoeg is er tegenwoordig weer een streven om meer kruiden in de weilanden te laten groeien (“Soortenrijke weilanden doen in opbrengst (amper) onder en leveren voer met vitaminen en mineralen waar de koeien op duiken. Bijmengen met kruiden en vlinderbloemigen is dus niet alleen leuk voor weidevogels, insecten en imago.” (Boerderij, 31 januari 2019)). Zo kunnen nieuwe (of ouderwetse) inzichten voor iedereen gunstig zijn. Lettink vertelde dat er steeds meer (jonge) boeren bereid zijn dit soort ontwikkelingen te volgen.

Verwant aan het streven naar kruidenrijke weiden is herstel van houtwallen, die als leefgebied voor talloze kleine dieren (vogels, zoogdieren en insecten) een belangrijke rol spelen. In de loop der tijd zijn er vele verdwenen. Ook als verbindingszone tussen natuurgebieden, als schaduwplek voor vee zijn ze van belang. Tenslotte houden ze water vast, in deze tijden van droge zomers ook al een reden er aandacht aan te besteden.

Op 9 september verraste de Waalse overheid de wereld met een opvallend besluit. Behalve meer vorming van nieuwe natuur, moeten er ook 4.000 kilometer aan heggen en houtwallen in open gebied worden aangelegd.

Gelukkig zijn er nog wel meidoornhagen langs veldwegen. Maar wie de omgeving van de Slangenburg bekijkt, ziet hier en daar grote open velden. Vergelijk de huidige situatie eens met die van ruim honderd jaar geleden (voor de liefhebber: http://www.topotijdreis.nl/), dan vallen de reusachtige veranderingen van het land op. De tijden zijn veranderd, de ruilverkaveling is geweest, de akkers zijn groter geworden, voor de boeren is een verdienmodel noodzaak, allemaal waar, maar toch ….. ’Landschapspijn’ wordt het gevoel dat menigeen wel kent genoemd.

Hier en daar zijn al houtwallen hersteld. Er bestaan subsidieregelingen om het voor Oost-Nederland zo kenmerkende coulissenlandschap te behouden of waar mogelijk te herstellen.