Ans Laurens en Gerrie Til
Iedereen kent hem wel, de gewone pad. Deze pad, die in bijna heel Europa voorkomt, is ondanks het algemene voorkomen geen opvallend dier. De rug is beige, grijsbruin tot roodbruin gekleurd, de buik witachtig met grijs gemarmerde tekening. Door zijn grotendeels verborgen manier van leven en goede camouflage wordt hij vaak over het hoofd gezien. Buiten de paartijd is hij voornamelijk in de schemer en ’s nachts actief en houdt zich overdag vooral schuil in zelf gegraven holletjes , onder stenen of struiken.
Het is een vrij grote, plompe pad met een opvallende wrattige huid. De mannetjes zijn tot 9 cm, vrouwtjes tot 11 cm groot. De meeste halen het niet, maar een pad kan wel 15 jaar oud worden.
Naast de wrattige huid heeft het dier achter elk oog een oorklier, die bij de gewone pad opvallend groot en lang is en een afwijkende kleur heeft. Deze klieren produceren gifstoffen die worden afgescheiden bij gevaar. Het gif is wit en heeft een erg bittere smaak en maakt dat de pad en ook de kikkervisjes van de pad niet de meest geliefde prooi zijn. Voor de hond of de kat is het geen pretje om met het gif van de pad in aanraking te komen. Het veroorzaakt bij hen een behoorlijke irritatie van de slijmvliezen.
De egel en de ringslang zijn echter immuun voor het gif van de pad en naast roofvogels en de bunzing dan ook een geduchte vijand.
Een andere vijand die de volwassen exemplaren van de gewone pad op een verschrikkelijke manier te gronde kan richten is de groene paddenvlieg. Deze vlieg parasiteert op verschillende kikkers maar heeft een voorkeur voor de gewone pad.
Paddentrek
Hebt u een niet al te aangeharkte tuin, dan is de kans groot dat er in de winter ergens in uw tuin een pad zijn winterslaap houdt.
Zodra de weersomstandigheden gunstig zijn, d.w.z. vochtig en warmer weer, gaan de padden vanuit hun winterslaapplaats naar het water waar ze geboren zijn. Van februari tot april gaan ze daar naar toe om de eitjes in lange snoeren in het water af te zetten. Om bij de poelen te komen, steken ze vaak in grote groepen de weg over.
In het gebied van o.a. de Heidenhoeksevloed vond tot ongeveer 10 jaar geleden een grote paddentrek plaats. Er was daar toen een
paddentrekwerkgroep actief. De padden, die vanuit Haankheide naar hun geboortepoelen trokken, moesten dan de Nijmansedijk oversteken om bij de poel te komen. Als koudbloedig dier zoekt de pad altijd naar een mogelijkheid om zich op te warmen en padden vinden het heerlijk om zich tijdens de trek aan het asfalt van de wegen die ze oversteken op te warmen. Het gevolg daarvan is gemakkelijk te raden: ze worden massaal doodgereden!
De paddentrekwerkgroep was toen heel actief met het plaatsen van schermen en het ingraven van emmers op de plaatsen waar de padden de weg overstaken op weg naar de poelen. De vrijwilligers van de werkgroep brachten de in de emmers gevallen padden naar de overkant om daar te worden uitgezet. Zo zijn er heel wat padden gered.
Als de eieren in de vorm van zogenaamde paddensnoeren in de poel zijn afgezet, zoekt de pad een beschutte plek om de zomer door te brengen. Een pad hapt naar alles wat voorbij komt, wat deels is te wijten aan zijn slechte ogen. Vangt hij iets wat smerig smaakt, dan wordt de prooi met de poten en de tong uit de bek gewerkt. Hij eet voornamelijk insecten, larven, spinnen, slakken en regenwormen. Een paar padden in de tuin is dus zo gek nog niet. In de schemering en de nacht gaat de pad op pad om slakken en insecten te vangen.
Padden Heidenhoeksevloed
Toen met de jaren de begroeiing van het nieuwe natuurgebied de Heidenhoeksevloed ruiger en afwisselender werd, konden de padden dichter bij de poel waar ze hun eisnoeren hadden afgezet, in de begroeiing een plek vinden om te overwinteren.
De paddentrekwerkgroep kon zichzelf opheffen en de zeilen en emmers werden doorgegeven aan andere werkgroepen in de omgeving, o.a. de Kruisberg en Gaanderen waar ze nog wel nodig zijn. Dat is mooi, maar inmiddels dient zich een andere bedreiging aan voor de pad: de droogte. Door de droogte van de afgelopen jaren staat er steeds minder water in de poelen. Als deze trend zich doorzet en de poelen steeds vroeger in het jaar te weinig of geen water meer bevatten, zal dat funest zijn voor de dikkopjes van de pad. Wanneer de poel droogvalt voordat de dikkopjes volgroeid zijn en nog geen pootjes en ademhalingsorgaan hebben, betekent dat hun einde. Een poel met voldoende water is essentieel voor de kleine padjes. Het is voor de hele natuur en met name voor de pad en alle andere amfibieën te hopen dat er de komende tijd nog lekker veel regen valt!
De pad in volksverhalen
Er doen tal van volksverhalen de ronde over de pad. Hier is er één van:
Waar de padden hun winterslaap houden, onder de grond, daar wonen ook de aardmannetjes. Door hun gewroet onder de grond weten padden alles van de aardmannetjes. Sommige van de aardmannetjes nemen wel eens de vorm van een pad aan. Dat ondervonden twee meisjes in Pommeren. Terwijl ze bezig waren aardappels te hakken, kwam er een dikke pad tevoorschijn. Een van de meisjes wilde het beest met de hak doodslaan, de ander hield haar tegen. Enige tijd later kwam er een aardvrouwtje en nodigde de meisjes uit voor een doopfeest. Ze namen de uitnodiging aan. In een onderaards vertrek was alles ingericht voor het feest. Ieder kreeg zijn plaats. Het meisje dat naar de pad had willen slaan, keek naar boven en gaf een luide gil: boven haar hing een zware molensteen aan een zijden draad. Op haar verzoek kreeg ze een andere plaats. “Zie,” zei één van de kleine mannetjes, ”zie, zo zou het nou met u gegaan zijn als u mij met de hak had geslagen”. Toen het feest ten einde was, raadde het aardmannetje hen aan het vuilnis dat in de hoek lag mee te nemen. Het zou in goud veranderen zodra ze weer boven waren. En zo gebeurde het. Padden weten door hun ondergrondse verblijf vele schatten die ze bewaren en waar ze over beschikken.