Roel Lubbers
De hele zomer heb ik rondgekeken of ik de ijsvogel op de Slangenburg kon vinden, maar dit jaar is het niet gelukt. Niet één. Graag wil ik dit wijten aan mijn eigen gebrekkige waarnemingsvermogen. Andere jaren zag ik er ieder jaar wel één. Bij de gracht, bij de Beneden-Slinge, de Bielheimerbeek en ook een keer, maart 2018, bij de nieuwe vijver aan de kruising Loordijk – IJzevoordseweg. Maar in 2018 en 2019 stonden de visvijvers droog, de Beneden-Slinge was helemaal dichtgegroeid en de waterstand in de Bielheimerbeek en de gracht was laag. Heeft de droogte ook gevolgen voor de ijsvogel? Hoe het de laatste jaren is geweest, weet ik niet, maar in het verleden waren er altijd één of twee broedparen op het landgoed.
‘Een blauwe flits’, zo wordt de vogel wel beschreven. En inderdaad, wanneer je hem ziet, is het meestal snel scherend over het water, luid roepend met een schel schriie. Als je geluk hebt, zie je hem wel eens zitten, op een tak boven water. De Zutphense dominee Martinet barst in jubel uit over “het schoonste van alle onze Vaderlandsche Vogelen”. Ieder oordeel is subjectief, maar een mooi vogeltje is het zeker: bovenkant van kop en romp blauw (met een groenige glans), borst rood-oranje en witte vlekken bij de kop. De vogel heeft een buitenmodel zware snavel en een minuscuul staartje. Man en vrouw zijn te onderscheiden, doordat de man een geheel zwarte snavel heeft, terwijl bij het vrouwtje de ondersnavel voor het grootste deel oranje is.
De ijsvogel is afhankelijk van water. Zijn voedsel vindt hij duikend in het water van een beek, een vijver of een rivier. Het water moet niet te beweeglijk zijn, want de vogel vist ‘op zicht’. Hij kan de breking van het licht kennelijk verrekenen bij zijn duik, want na de duik komt hij met zijn prooi (meestal een klein visje, ook wel een insect). Meestal dan, want hij mist ook wel eens.
Ook voor het broeden is hij afhankelijk van het water: het nest wordt uitgegraven in een steile oeverwand, een gang van soms wel een meter diep. In dat nest komen de eieren, soms wel acht, soms wel drie of vier broedsels per jaar, afhankelijk van het voedselaanbod. Visresten en poep maken, dat in de vogelboekjes de geur wordt gemeld. “Dit stinkt”, schrijft meester Zwart uit Ruurlo (1918).
Een bijzondere kwestie is de aantalsontwikkeling van deze vogel: in oude boeken wordt hij altijd omschreven als ‘schaars’. In de jaren ’60 ging het slecht: watervervuiling en de strengste winter van de eeuw (1962/’63). Waarschijnlijk waren er minder dan vijftig broedparen. Daarna ging het beter: het water werd schoner. In strenge winters (ondanks de naam van het dier) sneuvelen er veel exemplaren doordat ze hun voedsel niet kunnen bereiken. Midden jaren ’90 was de laatste echt strenge winter, in deze eeuw nog wel eens een wat koudere winter, maar in het algemeen ging de stand van de ijsvogel vooruit. Het aantal broedparen in 2018 wordt geschat op 450 tot 550.
De klimaatverandering lijkt gunstig uit te pakken voor de ijsvogel. Maar nu dreigt als nieuw probleem de droge zomer?
Er is de laatste decennia het besef ontstaan dat al dat te vlot afvoeren van het water niet goed is voor het land. Het veranderde waterbeheer (‘ruimte voor de rivier’) heeft de ijsvogel geholpen. Oorspronkelijke beekbeddingen worden weer uitgegraven (..), oevers natuurlijker gemaakt, niet alle omgevallen bomen worden geruimd.