Gevaren in en om de Slangenburg

Gert Jan van ‘de Brouwer’

De kans om gebeten of gestoken te worden in en om de Slangenburg is groot! Nee, niet door wilde dieren, maar door insecten die op ons bloed uit zijn. Voor hen is het van levensbelang voor de voortplanting. Hoe kunnen we ons beschermen tegen deze bloeddorstige monsters?

Muggen kennen we allemaal. In een nat jaar zijn er veel, omdat ze zich voortplanten in stilstaand water. Door de droogte valt het dit jaar mee. De steekmug is de bekendste. Ze steekt met haar naaldvormige monddelen, vooral tegen de avond wanneer de zon verdwenen is. Maar bij donker en vochtig weer ook wel overdag.

Als IVN natuurgids begeleiden we soms studenten van de Pabo Iselinge. Korte broekjes, blote schouders en onweerstaanbare geurtjes: onze toekomstige onderwijzers zijn voor de muggen ‘happy hour’. De studenten hebben in ieder geval iets (op)gestoken. Sinds enkele jaren is er in Nederland ook kans op een ontmoeting met de exotische Aziatische tijgermug. Deze kleine, zwart-witte mug kan in warmere gebieden ziektes overbrengen.

Een beestje dat wel van droogte houdt, is de teek. Dit jaar zijn ze veelvuldig in grasland en lage bosjes aanwezig. Zelfs bij onkruid wieden in de tuin kun je een tekenbeet oplopen. Teken kunnen onder andere de ziekte van Lyme overbrengen. Snel verwijderen is de beste oplossing en houd daarna de gebeten plek goed in de gaten om te zien of er een kring om de beet ontstaat. Ook huisdieren en zelfs vogels kunnen last hebben van teken.

Dan zijn er de dazen, in het dialect ‘blinden’, maar ook wel paardenvliegen genoemd. In de Slangenburg en het omliggende agrarische gebied komen deze vervelende bijters in meerdere soorten voor. Hun beet is pijnlijker dan die van een mug en kan meer ongemak veroorzaken door zwelling of een allergische reactie. Zelfs door dunne kleding heen kan dit insect je bijten. Ze reageren sterk op geuren en warmte: een zwetend lichaam trekt ze juist aan. Bij paardenhouders zie je vaak de typische dazenval die bestaat uit een bewegende bal met daarboven een vangnet.

Als laatste noem ik de wespen met de hieraan verwante Europese hoornaars. Wespen bijten niet, maar steken met een angel, net als bijen. Er is nog een groot verschil omdat wespen geen bloed van mensen of dieren nodig hebben om zich te voeden. Muggen, teken en dazen hebben eiwitrijk bloed nodig om zich voort te planten. Een wesp steekt alleen als hij zich bedreigd voelt. Wespen en hoornaars eten van alles: vruchten voor de suikers en insecten voor de eiwitten. Eigenlijk zijn het ‘nuttige’ afvalopruimers. Alleen de locatie van hun nest kan voor overlast zorgen. En net als bij de muggen is er nu ook een agressieve invasieve exoot bijgekomen namelijk de Aziatische hoornaar. In Doetinchem is vorig jaar al een nest geruimd. De bijenvereniging is hier alert op omdat deze exoot bijenvolken kan uitroeien.

Wat kunnen we doen tegen deze bijters en stekers?

Ten eerste voorkomen dat je gebeten wordt door bijvoorbeeld je kledingkeuze. Een boswachter zal nooit in een korte broek, T-shirt en sandalen door het bos lopen. Ook is het verstandig om een anti insecten middel te gebruiken, zeker tegen de avond. Er zijn middelen zonder DEET, op basis van citroen- en eucalyptusextracten. DEET kan bijwerkingen veroorzaken. Het nut van een insectenwerend middel is dat het het reukvermogen van muggen, dazen en teken verstoort. Je kunt je geur ook maskeren met fijngewreven planten zoals citroenmelisse, munt, lavendel, rozemarijn en geranium. Vergeet na een wandeling niet de tekencontrole. Teken verwijder je met een tekenpen, een pincet of gewoon tussen twee nagels. De Aziatische hoornaar en de tijgermug kun je melden bij de NVWA. (Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit) 

Nest van een hoornaar. (aan de Kommendijk)


De plek van……smid Bussink in de Heidenhoek

Toos Lenderink

Nog geen honderd jaar geleden zag je in ons buitengebied veel smederijen. Met behulp van hamer en aambeeld werden metalen gereedschappen gemaakt of gerepareerd. Boeren, loonwerkers en paardenbezitters kwamen er voor hun karrewielen, messen, nagels of hoefijzers. Tegenwoordig zijn er nog wel meerdere hoefsmeden, maar slechts een enkele ambachtelijke smid – die zich dan vooral toelegt op siervoorwerpen of hekken. Constructie- en installatiebedrijven werden de nieuwe metaalbewerkers.

Gerrie Bussink vertelt

Gerrie groeide op in Doetinchem. Haar broer Wim werkte bij Boeijink in de Heidenhoek, onder andere in de winkel. Deze Spar-levensmiddelenwinkel organiseerde op een dag een busreisje, en Gerrie mocht ook mee. Tijdens deze reis kwam ze in de kabelbaan naast Herman te zitten. Dat was het begin van een fijne relatie. “Kom mien niet an mien Herman!”

In 1962 trouwden Herman en Gerrie en ze trokken in bij zijn ouders en broer Bennie, op de hoek van de Heidenhoekweg en de Boeyinkweg. Ze woonden in het huis naast de smederij en de winkel. In deze winkel werden onder andere glaswerk, Sola-bestek, pannen, weckflessen en weckringen verkocht, maar ook kachels. Het gebeurde regelmatig dat, net als je tussen de middag aan tafel zat, ineens de winkelbel ging.

Het ijzer smeden als het heet is

Als oudste zoon volgde Herman, zoals toen gebruikelijk was, zijn vader op als smid. Hij leerde het vak van zijn vader, maar volgde ook scholing in Emmeloord, waar hij onder andere leerde lassen. Het vuur in de smederij werd gestookt met speciale kolen, waarmee temperaturen boven de 1000 graden Celsius bereikt konden worden. Boven het vuur hing een soort afzuigkap. Op maandagmorgen werden meestal paarden beslagen, dat rook altijd zo sterk! Behalve smeden en lassen werden er vanaf 1976 ook veel puntstukken gemaakt. Hiervoor moesten gaten in buizen geboord worden. Herman zijn vader haalde de bramen eraf, zodat de buizen mooi glad werden. Gerrie knipte het gaas op maat, dat Herman vervolgens strak om de buizen heen rolde en met soldeertin aan elkaar soldeerde. Het was werk dat met veel liefde werd gedaan. Smeden was mooi, maar ook zwaar werk.

In 1995 overleed Herman helaas na een jaar ziek te zijn geweest. Er was geen opvolger voor de smederij en ook de winkel ging toen dicht. Gerrie heeft uiteindelijk vierenvijftig jaar met veel plezier in de Heidenhoek gewoond.

Ze is blij dat haar oud-buurjongen Sander Velthorst er nu woont, samen met partner Janneke en hun drie dochters Fenne, Linde en Sterre.

Sander werd geboren in Zelhem, maar het gezin verhuisde al snel  naar de woning naast smid Bussink. Hij zei altijd: “Dit hier is een geweldig plekje. Het spreekt voor zich dat ik hier later ook graag wil wonen”. Janneke groeide ook buitenaf op en voelt zich hier helemaal thuis. Voor de kinderen is het een waar speelparadijs achter het huis en de zolder boven de oudere smederij is ook hun domein. Als elektromonteur kan Sander de oude smederij goed gebruiken als werkplaats.

De woning, winkel en werkplaats zijn verbouwd tot een comfortabele, moderne woning. Met advies van een architect, maar grotendeels eigenhandig, met hulp van zijn broer Maarten, die timmerman is. Op zaterdagen kwamen veel vrienden helpen. Broer Maarten is inmiddels hun naaste buurman, als bewoner van het ouderlijk huis. Gerrie woont inmiddels naar tevredenheid in het dorp Zelhem. Naast het contact met haar kinderen en kleinkinderen heeft ze daar ook veel andere sociale contacten en kan daar volop van genieten. Maar bij het jaarlijkse buurtfeest in de Heidenhoek is ze nog altijd van de partij.


Betula Kruiden

Hanneke van de Velde

De wens van vroeger, een huis buitenaf met een eigen kruidentuin, is ruimschoots uitgekomen. Dat is te zien aan de prachtige kruidentuin op het terrein waar Betula is gehuisvest, aan de Lankerseweg 3a in Halle. Op eigen grond kweekt Thea van Hoof de kruiden voor haar kruidenmiddelen, waarvan de recepten zijn gebaseerd op eeuwenoude tradities. Inmiddels draagt ze haar kennis ook over via workshops en cursussen.

Achtergrond

Al van jongs af aan heeft Thea ‘iets met plantjes’ en met buiten zijn. Dat bepaalde ook haar keuze voor een landbouwgerichte opleiding. Na in aanraking te zijn gekomen met de medische wereld, switchte ze naar de studie geneeskunde in Nijmegen, waar ze ruim vijf jaar met veel interesse studeerde. Maar haar nieuwsgierigheid naar de basiskennis van oude geneeswijzen zorgde ervoor dat ze uiteindelijk koos voor een studie aan de Hogeschool voor Natuurgeneeswijzen.

Daarnaast volgde ze kruidenzomerweken en tijdens haar studententijd was ze vaak te vinden in de Ooijpolder, waar ze kruiden plukte in tuinen. Zo groeide haar kennis en liefde voor het vak. Samen met haar man vestigde de zich in Halle om daar hun wens vorm te geven. De kruidentuin was er zelfs al voordat het huis er was.

Opgeleid als natuurgeneeskundig behandelaar begon Thea kruiden te  telen en geneeskrachtige kruidenmiddelen te maken. Dit doet ze inmiddels al zo’n veertig jaar, waarvan ruim acht jaar op commerciële basis.

Werkwijze

Bij het bereiden van haar kruidenmiddelen werkt Thea met verse planten. “Verse planten geven ook leven en lijken een sterkere werking te hebben”, geeft Thea aan. Dit betekent wel dat het werk in pieken en dalen komt, afhankelijk van het seizoen en de oogstmomenten. Het verwerken van de kruiden gebeurt altijd op haar locatie in Halle.

Ontwikkelingen

Ook hier heeft Corona invloed gehad. Na de coronavirus pandemie was er meer belangstelling voor hoe mensen op natuurlijke basis zelf iets konden doen om gezond te blijven of te worden.

Nederland is, in tegenstelling tot bijvoorbeeld Duitsland, veel minder gericht op kruiden en het gebruik daarvan voor de gezondheid. Ook is de wetgeving op dit gebied hier streng.

Via de webwinkel van Betula worden de producten naar zowel België als Nederland verstuurd.

Soms ontstaan er bijzondere samenwerkingen met buurtgenoten. Zo ontwikkelde Thea samen met buurtgenoot Inge van ‘De Goedgevulde’ (bekend van de scharrelvarkens) de ‘Halse huidolie.’ Ook krijgt ze verzoeken om producten met een specifieke toepassing te maken.

Cursussen en workshops

In eerste instantie had Thea niet de intentie om kruidencursussen te geven. Maar de vraag naar haar kennis bleef terug komen. Ze begon kleinschalig, maar inmiddels deelt ze nu bijna wekelijks haar kennis over kruiden en hoe daar werkzame middelen van te maken. Er is zelfs een wachtlijst voor de cursussen.

Tijdens de cursus leren deelnemers zelf de kruiden te verzamelen en daar een tinctuur of zalf van te maken.

Bijzonder daarbij is dat, door het veranderende weer, het steeds minder voorspelbaar wordt welke kruiden op een bepaald moment beschikbaar zijn. Ook hier speelt klimaatverandering dus een rol.

Ben je nieuwsgierig naar wat Thea verder allemaal doet, kijk dan eens op https://www.betula-kruiden.eu/


Een ijzersterke formule in IJzevoorde

Carel de Vries

“Dat is de eerste vraag die iedereen ons stelt: wat betekent dat toch, De Pokkershutte?” Henk Houwers vertelt het lachend. Ook de schrijver van dit verhaal begint met die vraag. Op Google kon hij het antwoord niet vinden. “Pokker is een oud woord voor marskramer”, vertelt Henk. “Er schijnt hier vlakbij aan de Loordijk in IJzevoorde vroeger een pokker te hebben gewoond in een hutje. Vandaar.”

Ervaren bestuurder neemt afscheid

Nu is De Pokkershutte allesbehalve een hutje, maar een indrukwekkend multifunctioneel centrum. Heel bijzonder eigenlijk om dat tegen te komen in een kleine buurtschap als IJzevoorde. Het pand omvat een basisschool met vier lokalen en honderd leerlingen, een sporthal en een cultureel centrum. Maar liefst elf clubs en verenigingen maken gebruik van De Pokkershutte. Naast de basisschool varieert dat van een toneelvereniging tot volleybalvereniging, bejaardensoos en kinderopvang. Met de contributie van al die clubs beheert Stichting IJzevoorde en Omgeving het pand. Henk is sinds 2017 voorzitter van de stichting die verantwoordelijk is voor de exploitatie ervan. Onlangs heeft hij aangekondigd de voorzittershamer aan een ander over te willen dragen.

Henk: “Ik had vier jaar geleden, toen ik tachtig jaar werd, al willen stoppen, maar vanwege corona en vooral vanwege ons grote verduurzamingsproject is het er toen niet van gekomen.”

Dat verduurzamingsproject was het tweede grote wapenfeit waaraan Henk als bestuurder heeft gewerkt. Het eerste was de bestuurlijke reorganisatie die hij direct na zijn komst als voorzitter heeft opgepakt. Henk: “We hadden een bestuur van vijftien personen, dat was niet erg efficiënt. Veel te weinig slagvaardig. We hebben het toen teruggebracht naar een bestuur van vijf personen en een raad van toezicht van vijf personen. Ook de statuten hebben we toen grondig herzien. Daarmee borgen we goed bestuur, vrijwaren we bestuurders van persoonlijk risico en kunnen we sneller beslissingen nemen.”

Henk praat als een ervaren bestuurder en dat is hij ook. Naast een verantwoordelijke baan bij de arbeidsinspectie heeft hij altijd bestuurlijk werk gedaan. “Ik geloof in dit soort werk. De samenleving moet zich van onderop organiseren. Samen kunnen we dan veel moois tot stand brengen. En dat samenwerken, dat zit in deze regio in onze genen. Dat zijn we van oudsher gewend.”

Hard werken, mooi resultaat

De slagvaardigheid van het nieuwe bestuur was hard nodig toen in 2018 de renovatie en verduurzaming van De Pokkershutte werden opgepakt. Dat was een groot project waarmee veel geld was gemoeid. “Het was één van mijn zwaarste, maar ook mooiste klussen”, zegt Henk. Het was complex omdat zijn stichting het eigenaarschap van de Pokkershutte deelt met Scholengroep GelderVeste en de gemeente Doetinchem. Die laatste is eigenaar van de sporthal. Het culturele centrum is eigendom van de stichting. Het project bezorgde niet alleen Henk, maar ook zijn rechterhand Lies Ankersmit heel veel werk. Lies: “Ik ben als beheerder de enige werknemer bij stichting IJzevoorde en omgeving. Dat doe ik nu al meer dan dertig jaar met heel veel plezier.”

Lies vertelt over de renovatie: “Het was echt hard nodig. De toiletgroep was veel te klein voor de grote groepen die we hier ontvangen en bovendien oud en versleten. Ook moest er een nieuwe plek komen voor de opslag van stoelen en materialen. Maar bovendien moest het gebouw geïsoleerd worden. Dat was ten tijde van corona, toen de energieprijzen zo extreem opliepen, extra actueel.” Het gaf haar veel drukte, want ‘de winkel’ moest wel openblijven tijdens de verbouwing. En de honderdvijftig vrijwilligers die bij De Pokkershutte betrokken zijn, konden hun aanspreekpunt niet missen. “Maar het is allemaal prachtig geworden”, zegt Lies. “Ik geniet er elke dag van.”

Kandidaten kunnen zich melden.

Trots leiden Henk en Lies mij rond door het gebouw. Het is inderdaad prachtig geworden en het gonst ook op deze doordeweekse middag in het hele gebouw van de activiteiten. Eenmaal buiten aangekomen zegt Henk: “We hebben hier een ijzersterke formule in IJzevoorde. Wie interesse heeft om deze mooie taak van mij over te nemen kan zich bij mij of de raad van toezicht melden. Maar je moet ook overdag zo nu en dan wel beschikbaar zijn. Met alleen de vergaderingen voorzitten red je het niet.”

De spannende start van de Pokkershutte

“In 197 was het erop of eronder. De gemeente wilde de school sluiten. Als de voorzitter van het schoolbestuur, Jan Kuilwijk, toen niet in actie was gekomen, hadden we nu geen Pokkershutte gehad.” Dit zegt Herman Lenderink, als jonge twintiger maakte hij het hele avontuur mee.”Het is in IJzevoorde allemaal begonnen met de school. Daar werd later de huidige toneelzaal bijgebouwd die bedoeld was als gymlokaal voor de school, maar ook werd gebruikt door de toneel- en gymnastiekvereniging, de zangvereniging en de jongens- en meisjesvereniging. Deze clubs waren verenigd in een werkgroep. Ik was namens de gymnastiekvereniging lid van die werkgroep.”

Toen de toekomst van de school en daarmee de locatie op het spel stond, kwam de werkgroep onder leiding van haar nieuwe voorzitter Jan Kuilwijk in actie. Hij had vanuit zijn bedrijf contacten met het ministerie en wist dat er een subsidie bestond voor de ontwikkeling van culturele centra in dorpen. “Wij zijn toen onder leiding van Jan naar Den Haag gegaan. De verantwoordelijke man bij het ministerie wilde ons wel helpen. maar dan moest er een plan en een stichting komen. Eind 1977 hebben we toen de Stichting IJzevoorde en omgeving opgericht met Jan als eerste voorzitter, Ik kreeg, als jonge knul, de functie van penningmeester toebedeeld. Dat heb ik vervolgens 17 jaar volgehouden”, vertelt Herman, het laatste nog levende lid van het oprichtingsbestuur.

Ambitieus plan

Het plan dat de werkgroep opstelde was ambitieus. De verbouw van de bestaande accommodatie en de aanbouw van de nieuwe sportzaal met kleedkamers was begroot op 1,1 miljoen gulden. Het rijk wilde voor 90% subsidiëren, de rest van het geld moest van de gemeente en de verenigingen komen. De gemeente wilde uiteindelijk 61.000 gulden bijdragen waardoor er 31.000 gulden voor de verenigingen resteerde. “Maar we hadden geen cent” zegt Herman. “Om de subsidie van Rijk en Gemeente toch los te krijgen hebben we ons als bestuursleden van de stichting persoonlijk garant gesteld voor het resterende bedrag. De bestuursleden gingen persoonlijk langs bij alle leden van de verenigingen en ze organiseerden de allereerste IJzevoordse rommelmarkt. Het werd een groot succes”., vertelt Herman.

“We gingen ruimschoots over het benodigde bedrag heen en hebben daar nog meubeltjes van kunnen kopen”.

Eind 1979 was het dan zover: het nieuwe kloppende hart van IJzevoorde werd officieel geopend en heet sindsdien “Pokkershutte”.


Kunst in de kijker

Hanneke is beeldend kunstenaar. Toen ze jong was, volgde ze eerst de lerarenopleiding en vervolgens de Kunstacademie in Den Haag en Rotterdam. Daarna werkte ze enkele jaren als docente beeldende vorming onder andere op het Ulenhofcollege. Met een jong gezin en een onderwijsbaan bleef er destijds echter niet veel tijd over voor het maken van eigen kunstwerken. Gelukkig is die tijd er nu wel.

Ze is gefascineerd door verval en vervorming; daarin schuilt voor haar een zekere schoonheid. Als kind was ze al bezig met fossielen, knekelhuisjes en ruïnes: wat blijft er over en hoe lang duurt dat dan? 

Of wat gebeurt er met vormen die gespiegeld en uit elkaar getrokken worden in een wateroppervlak? Bijvoorbeeld de herfstbomen uit de Slangenburg, met verkleurend blad dat weerspiegeld wordt in de kasteelgracht. Daarvan maakt ze ritmisch samengestelde collages met foto’s en inkt. Het is zoeken naar het juiste ritme, het lijnenspel, de contrasten en de kleurenopbouw. Het lijkt zo eenvoudig, maar het is een langdurig werkproces. En Hanneke is perfectionistisch: het moet helemaal goed zijn en anders begint ze opnieuw.

Zelfs in vervallen en vervormde gebouwen of een vervormd landschap ziet zij schoonheid. Het kan gaan om een ingestort flatgebouw, een beschadigde fabriek of een opgestuwd stuk aardoppervlak. Welke vreemde, nieuwe vormen blijven er over na de verwoesting? Wat kun je nog zien van de oorspronkelijke vorm? Daar maakt ze driedimensionale kunstwerken van  karton en papier-maché met tekeningen of foto’s erop. Ze noemt deze kunstwerken ‘fragmenten’ of ‘installaties’. De inspiratie voor deze werken vindt ze in de actualiteit zoals oorlogen, aardverschuivingen of tsunami’s. Ook hier is ze lang bezig om de juiste verhoudingen te vinden. Ze experimenteert met technieken en noteert haar bevindingen en ‘recepten’ in een logboekje.

Hoewel haar werk regelmatig wordt verkocht en geëxposeerd, vindt zij het ontwikkelingsproces zelf het belangrijkst. Dat vond ze vroeger al bij haar leerlingen in het voortgezet onderwijs en nu weer bij de tekencursussen die ze geeft in haar eigen atelier. Daarbij vindt ze het belangrijk dat cursisten loskomen en ontdekken welke technieken en materialen bij hen passen – en dat ze leren goed te kijken. In het najaar start er weer een nieuwe tekencursus en er zijn nog plaatsen vrij.

Daarnaast biedt ze rouwbegeleiding aan, na verlies van een geliefde, van gezondheid of van werk. Dat doet ze op beeldende wijze. In het begin willen vrienden en familieleden er wel over praten, maar na verloop van tijd neemt dat af. Soms zijn er zelfs geen woorden meer voor. Hanneke kan goed luisteren en geeft de mogelijkheid om via beeldende expressie met het verlies om te gaan, met kleuren, verf of klei. En dat zelfgemaakte kunstwerk kan weer gesprekken opleveren die leiden naar een nieuw begin.

www.kunstenmakerij.net


De doopvont van de Martinuskerk

Erfgoed met wortels in Slangenburg?

Joop Helmink

In de Martinuskerk in Gaanderen staat een bijzonder object dat ouder is dan de kerk zelf: een rood marmeren doopvont op een houten onderstel met uitgesneden guirlandes. Al generaties lang wordt deze gebruikt bij dopen, maar niemand weet precies waar hij vandaan komt. Een raadselachtig stuk erfgoed, met een verhaal dat de geschiedenis van Gaanderen, Slangenburg en de schuilkerken raakt.

Mooi detail op de deksel van de doopvont. Daar staat een vogel, een pelikaan die in haar borst prikt om bloed te voederen aan een eigen jong. Het ultieme gebaar van zelfopoffering. In de christelijke kunst is de pelikaan een symbool en een metafoor die specifiek verwijst naar de zelfopoffering van Jezus.

Van Ter Gun naar de Martinuskerk
De huidige Martinuskerk werd in 1868 gebouwd. In oude parochiearchieven staan tal van schenkingen vermeld — altaren, beelden, kruiswegstaties, preekstoel — maar de doopvont wordt nergens genoemd. Toch stond hij al vanaf het begin in de kerk.
Voor die tijd kerkten de Gaanderenaren in de kerk van Ter Gun aan de Rijksweg, gebouwd in 1720. Die werd in 1852 gesloopt, waarna men tijdelijk de schuur van de familie Welmans gebruikte als noodkerk, tot de nieuwe Martinuskerk gereed was. Het is goed mogelijk dat de doopvont toen mee verhuisde. Maar waar stond hij daarvoor?

Schuilkerken op Slangenburg
In de 17e en 18e eeuw konden katholieken hun geloof niet openlijk belijden. In de regio waren meerdere schuilkerken, vaak in boerderijen of landhuizen. Kasteel Slangenburg was zo’n toevluchtsoord. Pastoor Plasman van Wijnbergen verzorgde destijds kerkdiensten in de schuilkerk Ter Gun, hield daar missen en doopte er kinderen. In het doopregister van Doetinchem staan vanaf begin 18e eeuw dopelingen ingeschreven met ‘Slangenburg’ als dooplocatie. Het is verleidelijk te denken dat deze doopvont ooit in het kasteel heeft gestaan en daar bij talloze doopvieringen is gebruikt.

De stijl verraadt misschien meer
Wat deze theorie ondersteunt, zijn de stijlkenmerken van de doopvont. Het rode marmer lijkt sterk op het marmer dat werd gebruikt in de schouwen van Slangenburg. Het houten onderstel, met guirlandes en bloemmotieven, doet denken aan het houtsnijwerk en stucwerk in het kasteel. En bovenop prijkt een pelikaan, symbool van opoffering, die ook elders in katholieke kunst voorkomt.
De stijl past bij de tijd van Frederik Johan van Baer, die rond 1700 eigenaar was van Slangenburg en het kasteel liet verfraaien met rijk houtsnijwerk en marmeren ornamenten. Of de doopvont door een kunstenaar of een plaatselijke ambachtsman is gemaakt, weten we niet. Maar het is aannemelijk dat hij ergens in deze kringen zijn oorsprong heeft.

Hard bewijs? Nog niet. Kans? Zeker.
Er is geen hard bewijs — geen rekening, geen akte, geen inscriptie — dat het vermoeden bevestigt. Maar de combinatie van stijlkenmerken, historische gegevens en de bekende praktijk van schuilkerken in de regio maakt het een verhaal met grond onder de voeten. Misschien duikt ooit nog een aanwijzing op in een archief. Tot die tijd blijft het een stukje Gaanderense geschiedenis om te koesteren.

Een erfgoed dat toekomst verdient
Vandaag de dag staat de Martinuskerk opnieuw op een keerpunt. Naar verwachting wordt het gebouw in 2026 of 2027 aan de eredienst onttrokken. Om te voorkomen dat het leeg komt te staan of een commerciële bestemming krijgt, hebben betrokken dorpsgenoten de Stichting Behoud Erfgoed Martinus Gaanderen opgericht.

De stichting zet zich in om kerk, pastorie en begraafplaats te behouden als levendige plekken voor het hele dorp. Niet als gesloten monumenten, maar als plekken voor vieringen, concerten, herdenkingen, lezingen, tentoonstellingen, dorpsbijeenkomsten en andere activiteiten die bijdragen aan de gemeenschap van Gaanderen.

Vriend van de Martinus
Om dit mogelijk te maken, heeft de stichting de actie ‘Vriend van de Martinus’ gestart. Iedereen kan meedoen — al vanaf € 1 per week helpt u mee om dit erfgoed voor Gaanderen te behouden. De stichting heeft een ANBI-status, waardoor uw gift mogelijk fiscaal aftrekbaar is. Meer informatie of aanmelden? Kijk op www.behouderfgoedmartinus.nl of spreek één van de bestuursleden aan.

Samen sterk voor Behoud Erfgoed Martinus Gaanderen                                                   

De Martinuskerk is van Gaanderen — als plaats van geloof, ontmoeting, herinnering en verbinding. Met steun van inwoners, verenigingen en ondernemers wil de stichting ervoor zorgen dat dit zo blijft.
En de doopvont? Die blijft hopelijk nog lang staan. Als tastbare herinnering aan het verleden

Bronnen:

  • Parochiearchief Augustinus-Martinus Gaanderen
  • Doopregisters Parochie Doetinchem
  • Lokale overlevering


Wereldkampioenschap Hollandse Herdershonden

Toos Lenderink

Op 4 mei vond in Gaanderen het wereldkampioenschap plaats van de World Dutch Shepherd Foundation. Maar liefst 128 deelnemers uit 21 verschillende landen namen deel aan dit tweedaagse evenement. Het kampioenschap bestond uit vier disciplines:

  • IGP (Internationale Gebrauchshunde Prüfungsordnung): speuren, appèl en verdedigingswerk (ook wel pakwerk genoemd).
  • Mondioring: gehoorzaamheid, behendigheid en bescherming.
  • Agility: het zo snel en behendig mogelijk afleggen van een hindernissenparcours.
  • Obedience: draait volledig om gehoorzaamheid en de samenwerking tussen hond en begeleider.

Op de velden waar normaal gesproken gevoetbald wordt, zag je nu telkens één hond met zijn of haar begeleider in opperste concentratie. Het publiek keek in stilte toe en klapte pas na afloop. Talloze talen klonken om me heen, maar opvallend weinig geblaf.

Unieke locatie

Gerard Besselink, van de hondensportvereniging Slingeland uit Gaanderen, legde mij enthousiast het één en ander uit over deze voor mij onbekende sport. Zelf is hij oud-deelnemer aan het WK in Boston (1999), gediplomeerd instructeur en voormalig trainer van het Nederlandse WK-team.

De club had eerder al vier keer het Nederlands kampioenschap georganiseerd, maar dit was hun eerste wereldkampioenschap. De keuze viel op Gaanderen omdat hier alles aanwezig was: de voetbalvelden van VVG, het gebouw van schutterij Sint Martinus (voor loting en BBQ) en sporthal De Pol (als logistiek centrum) boden alle benodigde faciliteiten. Omringende verenigingen stelden hun terreinen beschikbaar voor de trainingen voorafgaand aan de wedstrijden. Liefst zestig vrijwilligers hielpen mee aan dit grootschalige evenement!

“De saamhorigheid in deze regio maakt zoiets mogelijk”, vertelde Gerard trots. Ook het regelen van onderdak voor juryleden en trainers viel onder de verantwoordelijkheid van de club. Meerdere familieleden van Gerard waren het hele weekend druk in de weer.

Hondensport: gebaseerd op vertrouwen

Gerard’s liefde voor honden begon al in zijn jeugd, maar pas toen hij verkering kreeg met Trudy en er bij haar thuis ruimte was voor een kennel, kwam zijn droom echt tot leven. “Honden zijn sociale dieren. Op het veld ‘staan ze aan’, maar daarna kun je ze gewoon aanhalen. Ik ben al vijftig jaar instructeur en nog nooit gebeten. Er is geen hond die hier vecht en niemand doet vervelend. Veel mensen hebben een verkeerd beeld van deze sport.”

Volgens Gerard is hondensport volledig gebaseerd op vertrouwen en beloning. “Zonder beloning – of dat nu een aai, een snoepje of een speeltje is – zal een hond een opdracht simpelweg niet herhalen.” Hij volgde door de jaren heen talloze cursussen en behaalde zowel theoretische als praktische examens. Zijn ervaring maakt dat hij de lichaamstaal van honden moeiteloos leest en stresssignalen direct herkent – bij elke hond op het terrein.

Een kwestie van karakter

“Een hond en zijn begeleider moeten qua karakter bij elkaar passen. Alleen dan kom je tot topprestaties”, besloot Gerard ons boeiende gesprek. “Honden kunnen veel meer dan de meeste mensen denken.”


Winnaars van dit kampioenschap:

onderdeelbaasjehondland
IGPSimon WillfortBazinga van de PostheuvelOostenrijk
MondioringKristian GervasioNick Des Soldats de Krist AleItalië
AgilityAli ErskineDay Sibacha Bonremo VemsilumpaCanada
ObedienceMarco de NicoloVernita Green Kill BillItalië


De spechten van de Slangenburg

Tekst Gert Jan ‘van de Brouwer’, foto’s Frans Witjes

Tijdens de IVN-vogelwandeling in de Slangenburg op 13 april genoten de bezoekers van de vijf voorkomende spechtensoorten. Ze waren in dit warme weekend nog net zichtbaar. Enkele dagen later waren de bomen opeens in het blad. Door de afwisseling in naald- en loofbos en relatief veel oude bomen komen er veel spechten voor in de Slangenburg. Het helpt ook dat er tegenwoordig meer dood hout blijft liggen, zoals bijvoorbeeld in het Sterrenbos. In dood hout zitten insecten die dienen als voedsel voor spechten. Veel oude, en soms nog overeind staande, dode bomen zitten vol met door spechten gehakte nestholtes. Alle spechten zijn standvogels en het hele jaar dus te zien.

We herkennen allemaal de korte roffel van de meest voorkomende grote bonte specht. Dit roffelen doet hij om zijn territorium aan te geven. Deze specht hakt ronde gaten en heeft een voorkeur voor zachte houtsoorten. Ze eten het hele jaar insecten maar smullen ’s winters ook van sparren- en dennenzaden. Je kunt hem ’s winters zelfs op de opgehangen mezenbollen zien zitten.

De kenmerkende lachende of hinnikende roep van de groene specht kun je in het voorjaar veelvuldig horen in de Slangenburg. Deze groene specht met het rode petje zul je niet horen roffelen maar je treft hem mogelijk wel aan in je tuin terwijl hij mieren aan het zoeken is. Ook deze specht hakt een hol in een loofboom.

De zwarte specht heeft een groot territorium en roffelt langer en zwaarder dan de bonte. Ze hakken elk jaar een ovale nestholte in een gladde beuk. Hierdoor is hij minder kwetsbaar voor de boommarter. Behalve de roffel maakt hij een typische kru, kru, kru geluid als hij vliegt. Hun voedsel bestaat uit houtinsecten die ze vooral zoeken op dode boomstronken in zowel naald- als loofbos.

Vroeger zeer zeldzaam, maar nu vooral in het oosten van het land in opmars, de middelste bonte specht. Hij lijkt op de grote bonte, maar is iets kleiner, heeft een wittere kop met een rood petje en een roze buik. Ze zoeken hun voedsel in oude eiken en broeden vaak jaren achter elkaar in dezelfde nestholte. Roffelen doen ze niet, maar ze geven hun territorium weer door een typische roep die lijkt op het geluid van een gaai.

Als laatste de moeilijk te vinden kleine bonte specht, een vogeltje ter grootte van een mus. Deze roffelt zo snel als een naaimachine. Soms is ook de hoge en snelle roep te horen. Dit kleine vogeltje hakt zijn holletje in zacht hout zoals een wilg, berk of populier. Je bent een geluksvogel als je deze bijzonder specht spot in de Slangenburg.

Door de gehakte holen van de spechten hebben veel andere vogels gratis nestruimte. Spreeuwen, holenduiven, kauwen, maar ook de boomklevers maken gebruik van de oude spechtenholen. Deze laatste metselt de opening met modder zelfs kleiner om veiliger voor rovers te kunnen broeden. De spechten – en dan vooral de grote bonte en de zwarte specht – zijn gelukkig ook gek op de letterzetter. Deze schorsetende kever tast vooral de fijnsparren aan in de Slangenburg. Spechten zijn natuurlijke bestrijders van dit voor de bosbouw schadelijke insect.


De plek van…..

Toos Lenderink

Over meerdere bewoners uit de buurtschap IJzevoorde is al eens geschreven. Over gitaarbouwer Jan Lievers, doedelzakspeler Johan van Doesburg, de muzieklessen op school IJzevoorde, Mario Vos van Villa d’ Or en over Gert Besselink, voormalig tuinman van kasteel Slangenburg. In de jaren ’50 van de vorige eeuw stonden er aan de Loordijk in IJzevoorde nog maar weinig gebouwen: onder andere de school, de meesterwoning en het dubbele huis met winkel van Kemper, waar nu Herman en Willy Lettink wonen. Eind jaren ’50 werd de kleuterschool gebouwd en tussen 1976  en 1978 bouwden de families Besselink, Boomkamp en Heusinkveld hun huis aan de Loordijk. Op de kruising met de Turfweg stond het kleine, oude huisje van de familie Tuenter. Zij woonden daar samen met hun dochter Dien, schoonzoon Gert (officieel Gerard maar iedereen noemde hem Gert) Fritz en hun vier kleindochters: Henny, Sonja, Gerdien en Ankie. Het huisje zelf was klein, maar in de grote schuur ernaast waren een douche en wc. (Foto Henny Heurnink-Fritz)

Van deze familie Tuenter woonden er destijds maar liefst twee gezinnen aan de Loordijk. Kleindochter Henny vertelt: “Mijn vader Gert Fritz en moeder Dien Tuenter trouwden destijds in bij opa en oma aan de Turfweg. Tante Aaltje woonde met haar man Bernhard Lettink aan de Loordijk op huisnummer 21, recht tegenover de school. Oom Gert Tuenter woonde met tante Jans in het huis ernaast, op nummer 19.”

Na het overlijden van opa Tuenter kwam er grond beschikbaar, samen met verschillende bouwvergunningen. Het was oma Tuenter die doorzette: de hele familie verhuisde uiteindelijk naar Doetinchem, naar een huis dat door buurman Heusinkveld was gebouwd. Het kleine huis en de schuur aan de Turfweg (zie foto boven), waar Henny destijds woonde, werden gesloopt. De bouwtekeningen voor een nieuwe woning op deze plek lagen al klaar toen de familie Wilms de koop overnam. Zij pasten de tekeningen in overleg met de aannemer nog wat aan en kochten van buurman Roenhorst een aangrenzend stukje grond erbij. In 1979 betrokken Ruud en Tineke Wilms dit huis samen met hun gezin. “We hebben hier vijfenveertig jaar met heel veel plezier gewoond”, aldus Ruud. Onlangs zijn er in dit huis nieuwe bewoners gekomen: Anke en Tjerk Koopman.

Anke en Tjerk Koopman

Anke: “Als je aan komt rijden, is het meteen: de locatie!” “Weinig lawaai, bos in de buurt en de mensen zijn recht door zee”, vult Tjerk aan. “We zochten een klushuis, het mocht nog niet helemaal af zijn.” “Je woont buiten, maar hebt toch buren”, aldus Anke.

Anke en Tjerk kennen elkaar van de middelbare school, een mts waar Anke samen met één ander meisje tussen vijfhonderd jongens zat. Tjerk is van huis uit elektronicus en werkte later als freelancer en technisch directeur bij een bedrijf dat laboratoriumanalyseapparatuur ontwikkelde en verkoopt. Momenteel is hij nog bezig met een methode om endoscopen beter te reinigen. “En een tijdlang kwam hij veel in koeienstallen”, vertelt Anke. “Bezig met het ontwikkelen van apparatuur om celgetallen in melk te meten voor het opsporen van (beginnende) uierontsteking.”

Anke werkte als activiteitenbegeleider bij ouderen. Creativiteit is haar grote passie: ze naait, breit en bedenkt spellen, onder andere voor mensen met een visuele beperking.

Kinderen en kleinkinderen
Op de vraag of ze kinderen hebben, wordt het opeens stil. Ze hebben vier kinderen: Lieke, Selma, Eline en Ronald. Eline, hun jongste dochter, werd geboren met een syndroom en overleed anderhalf jaar geleden. Ze had een lichte beperking en woonde begeleid zelfstandig. Haar laatste tien levensjaren waren intensief en zwaar. Wel hebben ze samen mooie herinneringen kunnen maken.

De andere kinderen wonen niet dichtbij, maar er wordt regelmatig opgepast. Binnenkort wordt hun vierde kleinkind verwacht. Ze denken na over logeermogelijkheden, ook voor vrienden uit hun vorige woonplaats Houten, die de weg naar IJzevoorde inmiddels weten te vinden.

Naoberschap
Dat veel mensen hier al ‘achterom’ komen voor een praatje, zegt genoeg. Ze kennen de buren en Tjerk helpt mee met het ophalen van spullen voor de rommelmarkt. Ook doen ze mee aan andere activiteiten in de buurt. Dat de naaste buren hier ook Annie en Henk heten – net als in Houten – is wel heel treffend.

Vrije tijd en hobby’s
Muziek is een grote hobby van Tjerk. Hij speelde basgitaar in een band, maar door gehoorschade en tinnitus zoekt hij nu vaker een rustig hoekje op. Beiden houden van hardlopen en wandelen. “Hardlopen is hier anders door de omgeving. Vroeger vond ik vooral het moment daarna leuk! Nu is het onderweg ook genieten van alles wat je ziet”, vertelt Tjerk. Anke is ook graag in de tuin, houdt van yoga en fietst veel – sinds de verhuizing op een elektrische fiets vanwege de afstanden.

Plannen
Voor nu eerst nog een beetje tot rust komen. Tjerk knapt zelf de badkamer op, er komt een nieuwe keuken en mogelijk volgen er nog andere aanpassingen. Maar de authenticiteit van deze woning willen ze zeker behouden. “Het verhaal achter de dingen hier, speelt echt mee.”


Kunst in de kijker

Hans Wisselink, studio Mooibos

Anneke Zwager

Aan de Kuiperstraat net buiten Halle-Heide heeft Hans Wisselink veertien jaar geleden zijn stek gevonden: een huis met een werkplaats voor zijn houtbewerking. Hij woont met zijn gezin in het achterhuis; hun vrienden wonen in het voorhuis. Hoewel hij zelf hier niet is opgegroeid is de omgeving hem niet vreemd. Zijn moeder kwam uit de Heelweg en zijn vader uit Harreveld.

Als ik de werkplaats binnenstap is het mij meteen duidelijk: dit is niet zo maar een hobbyschuurtje, hier werkt een man met passie voor hout die hoge eisen stelt aan de eindproducten. Bekend zijn zijn portretten van Mandela, Willem-Alexander en Maxima, gemaakt uit duizenden kleine stukjes hout in vijf verschillende hoogtes en tien verschillende houtsoorten. Het geeft de indruk van een portret in grove pixels. De portretten zijn gebaseerd op foto’s, die zijn omgezet naar werktekeningen. Daarnaast heeft hij sculpturen gemaakt van hout. Hij laat zich vooral inspireren door de kleuren en de structuren van het hout.

In de werkplaats staat een tafel met verschillende draaibanken, zie ik overal schappen en planken met stukjes gezaagd hout en lades met allerlei gereedschappen en bakken met samengestelde plakjes hout in mooie kleuren. Daar wil ik straks meer van weten.

Hans maakt voor de verkoop houten sieraden zoals ringen, oorbellen en hangers met bijbehorende doosjes en tevens kleine meubels als tafeltjes en ladekastjes. Hij is zelf druk met bestellingen die vanuit geheel Nederland en België via de website binnenkomen. Studio Mooibos heet de zaak. Zijn dochter Mariëlle doet de klantcontacten en onderhoudt de website. Zij is geheel ingevoerd in de zaak maar woont en werkt in Arnhem en heeft twee jonge kinderen. De huidige taakverdeling werkt voor hun beiden op dit moment het beste.

Hans maakt niet alleen zelf mooie dingen maar geeft ook workshops aan wie het maar wil, ook op locatie. Zijn opleidingen komen hierbij van pas. Oorspronkelijk is hij opgeleid als gymleraar. Hij maakte de overstap naar activiteitenbegeleiding in de zorg en kreeg steeds meer met houtbewerkers te maken. Hij deed daarna de opleiding tot meubelmaker en kon als zzp’er een eigen dagbesteding opzetten voor mensen met niet-aangeboren hersenletsel (NAH). Dat heeft hij jarenlang met veel plezier gedaan. Helaas moest hij daar vier jaar geleden door ziekte mee stoppen.

En die bakken met die mooie plakjes hout?  Daar worden de ringen uit gezaagd. Veel van die soorten kennen we wel: eiken, beuken, linde, esdoorn, wilg en noten. Ze hebben hun eigen kleur, structuur en hardheid. Om het kleurpalet te vergroten is ook wat tropisch hardhout toegevoegd zoals het paars van purperhout. Er worden eerst laagjes van verschillende houtsoorten kruislings op elkaar geplakt voor extra stevigheid. Uit deze plakjes wordt de ring geboord, die heeft dan meteen meerdere kleuren. Daarna komt het proces van zagen, draaien, vijlen en lakken. En dat laatste kan al in een workshop van twee uur. Het werken met de apparatuur vereist concentratie maar moeilijk is het niet. Zijn jongste klant was zeven jaar. Allerlei groepen, families en stellen weten Studio Mooibos te vinden. Soms heeft hij bijzondere klanten; laatst nog een duo voor trouwringen van de verschillende houtsoorten uit hun geboortestreek. Ja, die verhalen die tijdens het werk worden verteld, daar geniet hij echt van.