Al snel na het verschijnen van een Boode komt de redactie weer bij elkaar. We bespreken ons wel en wee en de net verschenen Boode: wat was er goed en wat kan er beter? Daarna gaat het over de komende uitgave: wie heeft er ideeën? De taken worden verdeeld en iedereen gaat hiermee aan de slag. Onze trouwe gastredacteuren krijgen een mail met de vraag of ze weer willen meewerken. Door al deze verschillende mensen met hun eigen interessegebied krijgen we een mooi gevarieerde inhoud.
De bijdrage van Jan Berends kwam altijd als eerste binnen. Ik begin meteen met lezen en puzzelen: uit hoeveel woorden bestaat een artikel? Hoeveel ruimte blijft er over voor foto’s, een kader of een quote? Past het allemaal of moet er ingekort worden? Heeft het bestuur nog mededelingen? Staan er nog (spel)foutjes in de verhalen?
Onze vaste fotograaf Annie gaat op pad, waarbij ze soms languit in de modder terechtkomt of tevergeefs op iemand wacht die de afspraak vergeten is. Of ze moet bovenop een kar klimmen. Poeh!
Samen zoeken we de best passende foto’s bij een artikel. Het blijft moeilijk hierin een keuze te maken. Soms moet een mooie foto wijken voor een foto die beter bij de inhoud past.
Als de indeling klaar is, ga ik met een usb-stick waarop alle gegevens staan en een mapje tekeningen naar de drukker. Daar bespreken we samen, pagina voor pagina, de hele Boode.
De eerste proefdruk is altijd spannend. Er wordt nog veel aan aangepast, verschoven en verbeterd. De tweede proefdruk gaat ook naar de redactieleden met het verzoek om eventuele aanpassingen door te geven. Als iedereen tevreden is, krijgt de drukker de opdracht om weer 550 exemplaren te drukken.
Staan de dozen met Boodes klaar, dan gaat Didy Jakobs naar Didam om ze op te halen. Bij Riny thuis worden ze vervolgens gebundeld. Frank van Maren print vooraf de bijgewerkte namenlijsten uit. We schrijven de enveloppen die op de post moeten voor donateurs die verder weg wonen. Binnen ons gebied wordt er per bezorger een stapel gemaakt. De stapels worden door Harry Keurentjes opgehaald en bij tweeëntwintig vrijwillige bezorgers thuisgebracht. Deze mensen stappen vervolgens op de fiets of in de auto om de nieuwe Boode bij u thuis af te leveren. In totaal hebben er dan vierendertig vrijwilligers aan meegewerkt!
Bennie Arendsen, een van de vrijwilligers op zijn route
Gesprek met Jurgen Wisselink In Slangenburg en omgeving is loonbedrijf Wisselink al bijna een eeuw een begrip. Jurgen Wisselink, derde generatie en eigenaar, blikt terug op de rijke historie en vertelt openhartig over de veranderingen die hem hebben doen besluiten een nieuwe weg in te slaan. Een verhaal over passie, veranderingen en nieuwe kansen.
Een bedrijf met een lange geschiedenis
Aan de Pierikstraat in Gaanderen staat het bekende familiebedrijf: Loonbedrijf Wisselink. “Mijn opa Derk Wisselink begon samen met Hendrik Eelderink het loonbedrijf in de jaren dertig”, vertelt Jurgen. “Toen kwam de mechanisatie van het boerenleven op gang.”
Alles begon met het dorsen van graan. Voorheen gebeurde dat nog met de hand of met een paardenomloop. De eerste investering was groot: een Fordson-tractor met dorsmolen, gekocht voor 1580 gulden. “Dat was toen een enorme som geld”, lacht Jurgen. “Maar het veranderde alles. Iedereen kent de beelden nog wel van die stromijten die op de boerenerven stonden te wachten op de dorsmachine.”
Groeiende mechanisatie
Jurgen is opgegroeid tussen de machines en het boerenland. Als derde generatie heeft hij de mechanisatie echt zien exploderen. “Toen ik begon, was er al veel gemechaniseerd. Maar wat er daarna is gebeurd, is bijna niet te geloven”, vertelt hij. “Tegenwoordig sturen satellieten de machines aan.” Hoewel Jurgen de techniek bewondert, heeft hij ook zijn twijfels. Alles wordt grootschaliger, en door het verdwijnen van boerenbedrijven — mede door regelgeving en opvolgingsproblemen — wordt het voor kleine loonbedrijven steeds moeilijker. “De investeringen zijn enorm”, legt hij uit. “En als boeren stoppen, verdwijnen ook onze klanten en dus onze omzet.”
De boerenstand onder druk
Dat stoppen met bedrijfsvoering door boeren is volgens Jurgen een groot probleem. “Veel boerenbedrijven hebben geen opvolging. En door steeds strengere regels haken nog meer boeren af. Als een veehouder stopt, nemen akkerbouwers het land vaak over en die hebben hun eigen machines. Dan hebben ze ons niet meer nodig.”
Het loonbedrijf richtte zich altijd op gras maaien, kuilvoer inmaken, mais hakselen en graan zaaien en oogsten. “Alles wat met gras, mais, graan en mest te maken heeft, daar hebben wij machines voor”, zegt Jurgen.
Maar hij ziet de toekomst somber in: “Over vijf jaar zijn er in deze omgeving bijna geen boeren meer actief”, voorspelt hij. “In de Gaanderse Hei staan nog steeds dezelfde huizen als dertig jaar geleden, maar er is nog maar één actief boerenbedrijf over: Kroets met zijn mooie melkvee bedrijf.”
Veranderingen accepteren
Jurgen vertelt nuchter over de veranderingen. “Er wordt hard gesaneerd. We moeten eten, maar we maken het onze eigen boeren bijna onmogelijk met alle regels. Tegelijkertijd worden net over de grens grote boerenbedrijven opgestart. Dat steekt wel.”
Het loonbedrijf heeft een lange geschiedenis. In 1974 namen Jurgens vader Gert en oom Herman het over van opa Derk. Later bleef Gert samen met Jurgen eigenaar. In 2004 sloeg het noodlot toe: door een brand ging het oude pand aan de Lovinkweg verloren. “Dat was heftig”, herinnert Jurgen zich. “Maar we zijn opnieuw begonnen aan de Pierikstraat. Met een modern pand en vernieuwde machines.”
Een nieuwe koers
Na dertig jaar hard werken en bouwen heeft Jurgen nu een moeilijke beslissing genomen. “Ik stop met het loonbedrijf zoals iedereen dat van ons kent en ga kleinschalig verder met wat ik alleen kan”, vertelt hij open. “Het was geen makkelijke keuze, zeker niet omdat ik afscheid moet nemen van medewerkers en klanten waar ik al zo lang mee samenwerkte.”
Maar Jurgen kijkt ook vooruit. Hij heeft naast het loonbedrijf altijd al een handel in houtbewerkingsmachines gehad, en die wil hij nu verder uitbouwen. Onze reparatiewerkplaats staat bekend om het vakwerk dat we leveren. Maar eerst neem ik even de tijd om alles een plek te geven.”
Met zijn ervaring, nuchtere blik en ondernemingszin is Jurgen klaar voor een nieuwe toekomst, waarin vakmanschap en passie opnieuw samen zullen komen.
Wagenbouwers ’t Fort, Ton Asscheman, Ralph van der Graaf, Martin Grobbe, Joyce van der Graaf, Johan Boomkamp, Yoren Boeren, Robert Beumer, Martin Steenbakkers. Op de foto ontbreken Frank Eskes en Jurgen Legters.
Carel de Vries
“We doen het puur voor de gezelligheid, maar we willen ook wel graag winnen,” zegt Ton Asscheman. Hij spreekt namens de wagenbouwers van buurtschap ’t Fort, genoemd naar de Fortstraat in Halle. Bij dat ‘winnen’ worden ze nogal eens in de weg gezeten door een andere groep wagenbouwers uit Halle, die van de Bielemansdijk. “Het is elk jaar weer een vriendschappelijke, sportieve competitie,” zegt Ben Radstake van de Bielemansdijk-groep. “Maar uiteraard doen we allemaal ons best om de mooiste en origineelste wagen te bouwen. Het streven is om de wagen elk jaar net weer een beetje mooier en indrukwekkender te maken dan het jaar ervoor.”
Daar zijn de twee groepen inmiddels weer druk mee bezig. In februari begint het bedenken, lassen, timmeren en schilderen. Achter gesloten deuren, want het ontwerp moet tot vlak voor de optochten geheim blijven. Optochten, in meervoud, want behalve door Halle trekken de groepen met hun wagens tijdens de kermissen ook door andere dorpen in de omgeving.
Mooie traditie onder druk
Het wagenbouwen is een brede traditie op het platteland in Oost- en Zuid-Nederland. Je komt de praalwagens tegen in optochten tijdens kermissen, carnaval, bloemencorso’s en Koningsdag. In veel dorpen zijn ze een vast onderdeel van de jaarlijkse feestvreugde.
Met de wagens vertellen de bouwers korte verhalen over actuele politiek, maatschappelijke ontwikkelingen, historische voorvallen en opmerkelijke nieuwsfeiten. Meestal met een knipoog en een dosis humor, nemen ze de onderwerpen op de hak.
Nog elk jaar trekken er honderden wagens door de Achterhoekse dorpen. Maar de traditie staat onder druk. In sommige dorpen is de jaarlijkse optocht met praalwagens al verleden tijd, zoals in Hengelo. En bestaande groepen hebben dikwijls moeite met het vinden van nieuwe (jonge) deelnemers.
Ben Radstake: “Onze groep kan ook wel verjonging gebruiken. Wij zijn inmiddels allemaal zeventig- en zelfs tachtigplussers. Ik denk dat het probleem is dat jonge mensen vaak allebei buitenshuis moeten werken om hun woning op het platteland te kunnen betalen. Mensen zijn druk en hebben weinig tijd. Ook denk ik dat tegenwoordig veel mensen niet meer gewend zijn om met hun handen iets te maken. Zij hebben andere kwaliteiten. Vroeger waren het hier aan de Bielemansdijk allemaal boeren, en die waren gewend om te lassen, te timmeren en aan machines te sleutelen.”
“Ik vind het wel jammer dat het aantal wagens zo terugloopt. Nu doen in de Keijenborg nog zeven wagens mee; dat waren er tien jaar geleden nog tweemaal zoveel. In Halle heb je, naast de bijdragen van de schoolklassen, nog twee grote praalwagens. In Zelhem hebben ze gelukkig nog altijd een mooie grote optocht. Daar doen wij met de twee wagens uit Halle ook aan mee.”
Geheime ontwerpen
De wagenbouwers van ’t Fort hebben veel praktische vaardigheden in huis. Ton Asscheman: “Ik heb gewerkt als werkvoorbereider bij een aannemer en maak dit jaar met de computer de bouwtekeningen voor onze wagen. Daarnaast hebben we een goede lasser, een timmerman en iemand die goed is met mechanica en automatisering in ons team.”
Na de koffie in de keuken van Robert Beumer gaan we naar de schuur achter op het erf, waar aan het nog geheime ontwerp wordt gewerkt. De eerste contouren worden al zichtbaar. Ton: “In februari besteden we altijd twee avonden aan het bedenken van het ontwerp. Na de nodige kopjes koffie en pilsjes komt er dan een plan uit. Op basis daarvan maken wij het ontwerp, we komen vaak uit op politieke thema’s. Belangrijk is dat het een mooie wagen wordt, met bewegende delen en fraai uitgedoste figuranten eromheen.”
De groep van de Bielemansdijk komt bijeen in een grote loods, goed verstopt in een bosje van Gert Wassink. Gert, de nestor van de groep, was vroeger loonwerker en is nog steeds erg handig met het lasapparaat en met machines en werktuigen. Gert: “Wij doen dit met ons groepje nu al meer dan vijfentwintig jaar. Wij vinden het een uitdaging om van oude, gebruikte materialen weer iets moois te maken. We hebben niet veel geld te besteden, dus we werken alleen maar met tweedehands materiaal en verf.”
Ben Radstake: “In februari komen we bij elkaar. Na het vierde borreltje ontstaat dan meestal wel een idee voor een wagen.” Het idee voor dit jaar wil hij nog niet prijsgeven.
Prijzengeld
Een onafhankelijke jury, vaak afkomstig uit een ander dorp, beoordeelt de wagens. De winnende groep valt in de prijzen. “Maar daarvoor hoef je het niet te doen,” zegt Ben Radstake. “In Keyenborg is de hoofdprijs €500 maar soms is die niet meer dan €25.”
Voor de twee wagens uit Halle start het optochtenseizoen met Sint Jan op 24 juni in Keijenborg. Daarna volgen de optochten in Halle, Halle-Heide, Zelhem en tot slot, eind oktober, de optocht in De Veldhoek.
Ben Radstake: “Na De Veldhoek zit het seizoen erop. Dan breken we de wagen weer af en beginnen we na de winter weer na te denken over welk thema we dat jaar eens bij de kop zullen pakken.”
Wagenbouwers Bielemansdijk, vlnr: Ben Radstake, Dinie Buunk, Gert Wassink, Jan Beendsen, Gerrie Buunk en Bennie Smeitink.
Zaterdag 6 juli reden beide wagens mee in de kermisoptocht te Halle. En zo mooi zijn ze geworden:
Op een vrijdagmiddag rijd ik naar het voormalige pand van kapper Jolink aan de Hoofdstraat 49 in Gaanderen. Nu geen haardrogers meer in de etalage, maar potten, vazen en kunstwerken. Binnen zie ik planken vol emmertjes met verschillende soorten klei en met mineralen om glazuren te maken. Er staan een oven, een plaatwals en heel veel gereedschappen.
Ceciel heet me welkom in haar atelier. Ze is zojuist thuisgekomen van haar werk in de Zonnekamp in Zelhem. Ze vindt het fijn werk, omgaan met ouderen. En hoe heerlijk is het om daarna het atelier in te duiken en op te gaan in haar keramiek. Het werken met de handen en dingen maken heeft ze van haar moeder. Haar vader was zeeman, moeder was lange tijd alleen thuis en hield ervan om te ‘prutsen’ zoals zij dat noemde. Vooral de uurtjes rond de tafel bij oma, samen met moeder vervullen Ceciel nog met warme herinneringen. Daar is haar fascinatie voor het werken, het spelen met klei en glas ontstaan.
In de loop van de jaren woonde Ceciel in Doetinchem, Zelhem en Gaanderen, altijd rond de Slangenburg. Ze houdt ervan om zich te blijven ontwikkelen. Er volgde een periode waarin ze verschillende opleidingen volgde zoals een coupeuse-opleiding, en ze kreeg een gezin met vier kinderen.
Pas door de lessen bij Froukje Heering, pottenbakster in Ulft, werd ze gegrepen door de keramiek. Na het overlijden van Froukje kreeg ze veel van haar materialen overgedragen. Daarna deed ze de professionele ambachtsopleiding aan de Nederlandse Keramiekopleiding.
Ze is vooral geïntrigeerd door het stookproces: wat gebeurt er in die oven en hoe kun je dat proces sturen? Daar deed ze veel onderzoek naar door kleine blokjes klei te bestrijken met verschillende glazuren en op diverse temperaturen te bakken. Zo zag ze wat de effecten waren in verschillende omstandigheden. De recepten noteerde ze voor een volgende keer. Het is een chemisch proces dat leidt tot de mooiste resultaten.
Voor haar vrije werk haalt Ceciel inspiratie uit de bomen in de Slangenburg, die haar blijven boeien. Ik zie een vaas in de vorm van een boom en een pot met de structuur van boombast. Verderop herken ik de takkenstructuur op een vaas. Daarnaast maakt ze net zo makkelijk een vaasje van glas of een kop van gips. Ze experimenteert tevens met Japanse en Romeinse technieken. “Er zijn zoveel mogelijkheden als je met klei en glas gaat werken. Ik zou het graag allemaal doen maar het is teveel om in één leven te behappen,” zegt Ceciel.
De keramiek brengt haar door het hele land. Haar contact met collega-keramisten leidt tot samenwerkingen, het uitwisselen van ervaringen en exposities. Zo is ze lid van Het Web (de kunstenaarsvereniging in Doetinchem), van Keramiek Centraal en de Zoutstookwerkgroep Nederland. Ze bewondert het werk en het kunstenaarsleven van Maria Gezler, een Hongaarse keramiste die zeefdrukken op keramiek maakt.
Dit jaar is Ceciel begonnen aan de opleiding Glaskunst aan de Kunstacademie in Mechelen, België. Heerlijk vindt ze het om weer nieuwe stookmogelijkheden te ontdekken. De combinatie van klei en glas lijkt haar mooi. “Het ontdekken, het ‘spelen’ is zo leuk om te doen”, zegt ze, “en het geeft innerlijke rust. Ik kan het iedereen aanraden.”
De afgelopen jaren is er veel gebeurd rondom Kasteel Slangenburg. Van gasthuis naar opengesteld monument en prachtige vakantiehuisjes.
Mark van den Bos, directeur en bestuurder van Monumentenbezit, geeft een kijkje in de toekomst van Kasteel Slangenburg. Brigitta Hofman – van der Meer en Bobby Knopjes, medewerkers op locatie Slangenburg, geven een indruk van de dagelijkse activiteiten in en om het kasteel.
Bevlogenheid en passie
Opvallend aan de interviews met Mark, Brigitta en Bobby is de bevlogenheid en het enthousiasme waarmee zij spreken over Kasteel Slangenburg. ‘Hun’ kasteel verdient het om behouden te blijven voor toekomstige generaties, zodat velen er nog lang van kunnen genieten. En daar dragen ze allen enthousiast hun steentje aan bij. De een met strategische plannen voor onderhoud en budgettering, de ander met de dagelijkse gang van zaken, zoals rondleidingen en evenementen.
Dit enthousiasme is ook terug te vinden in het onlangs gevormde vrijwilligersteam dat de rondleidingen op het kasteel verzorgt. Informatie over wat ook een beetje als hun kasteel aanvoelt, wordt gretig verslonden en gedeeld.
Stichting Monumentenbezit
In 2015 werd de stichting Monumentenbezit opgericht om monumenten vanuit het Rijksvastgoedbedrijf over te dragen. Naast Slangenburg (in 2016 overgedragen) zijn dat onder andere Buitenplaats Trompenburgh in ’s-Graveland en Kasteel Radboud in Medemblik. Centraal is er inmiddels een team dat zaken voor meerdere locaties van Monumentenbezit kan bundelen of de diverse lokale teams van de monumenten ondersteunt ten aanzien van allerlei zaken zoals marketing of promotie.
Ontwikkelingen bij Kasteel Slangenburg
Kasteel Slangenburg stond in de omgeving bekend als gasthuis voor mensen die rust of stilte zochten, soms in combinatie met een bezoek aan Abdijhoeve Bethlehem. Door onder meer Corona bleven de boekingen achter bij wat financieel nodig was. Het kwalitatief verbeteren van de ruimtes om meer mensen aan te trekken, zou te veel kosten en het karakter van het kasteel te veel aantasten, wat niet paste binnen de doelstellingen. De Abdij heeft inmiddels voldoende invulling gegeven aan capaciteit en kwaliteit van overnachten, waardoor de doelgroep van het gasthuis daar nu terecht kan. Daarom is er voor Slangenburg gekozen voor een andere vorm van exploiteren: een museumfunctie. Hierdoor is het kasteel toegankelijk geworden voor iedereen die er een kijkje wil nemen.
Kasteel Slangenburg volop in ontwikkeling
Inmiddels zijn er wekelijkse rondleidingen gestart door de benedenverdieping. Hier komen familiegeschiedenis, architectuur en mythologische verhalen over de schilderingen aan de orde. De passie en het enthousiasme van de gidsen zijn te verkiezen boven een anonieme audiotour. Drijvende kracht hierachter is coördinator Brigitta, die voorheen al in het gasthuis werkte.
De toekomst
Met de rondleidingen is een eerste stap gezet om het kasteel voor een breder publiek toegankelijk te maken. Ook de kasteelhuisjes op het plein voor het kasteel zijn prachtig gerenoveerd en ingericht als sfeervolle overnachtingsplekjes.
Plannen voor rondleidingen voor scholen zijn al in een vergevorderd stadium, waarbij deze worden aangepast aan de leerplannen op die scholen. Zo wordt geschiedenis voor kinderen tastbaar en boeiend, is de gedachte.
Daarnaast start Bobby met een cursus Gebarentaal om rondleidingen voor auditief beperkten te kunnen aanbieden.
Kasteel Slangenburg als complete trouwlocatie zit ook in de pijplijn. Het is de bedoeling dat de Grote Zaal als sfeervolle trouwzaal dienst gaat doen. Vervolgens kan er dan in het Koetshuis worden gefeest en in de kasteelhuisjes worden overnacht.
Verder wordt er gekeken naar thema-evenementen, zoals bijvoorbeeld een kerstactiviteit.
Afgelopen oktober is ook de bovenverdieping opengesteld en wordt deze in de rondleiding meegenomen. Het kasteel wordt dus steeds meer zichtbaar en toegankelijk.
Brigitta en Bobby geven beide aan dat het heel prettig werken is, met voldoende ruimte om nieuwe ideeën te ontwikkelen in en om Slangenburg.
Onderzoek door studenten
Afgelopen najaar zijn er enkele studenten van de KU te Leuven op het kasteel werkzaam geweest. Zij volgen beiden een masterstudie over conservatie van monumenten en doen onderzoek naar de bouwhistorie van het kasteel. Hierdoor wordt steeds meer duidelijk over de geschiedenis van Slangenburg. Deze kennis wordt weer gedeeld met de vrijwilligers, die dit op hun beurt delen met geïnteresseerde bezoekers van het kasteel.
Restauraties
De komende jaren zijn er nog enkele flinke restauraties gepland. Bij het dak van het kasteel moet nog asbest worden verwijderd. Ook moet de kap van het Koetshuis worden hersteld. In het kasteel worden de wandschilderingen schoongemaakt en gerestaureerd, en oorspronkelijke meubels van het kasteel komen terug uit de opslag. Het prachtige Kasteel Slangenburg blijft volop in ontwikkeling.
Welkom
Nieuwsgierig geworden? Kom en volg een rondleiding. Dit kan van donderdag tot en met zondag. Het koetshuis is geopend van woensdag t/m zondag. Interesse om zelf vrijwilliger te worden? Neem dan contact op met Brigitta via info@kasteelslangenburg.nl of kijk op www.kasteelslangenburg.nl
Brigitta en Bobby regelen de activiteiten in en om het kasteel en de coördinatie van de vrijwilligers
Gerda van Ussen is geboren en getogen aan de Turfweg, in het 100 jaar oude huis ‘De Denneboom’. Toen ze drie jaar oud was, verloor ze haar vader in de oorlog, en dat gemis blijft haar altijd bij. Samen met haar man Henk en hun zoon Martin, die ernaast woont, wil ze hier blijven. “Je bent de ruimte en de vrijheid zo gewend. Wat moet ik in het dorp?” vertelt ze. Ze kijkt terug op hoe het leven vroeger was.
Familie
“Toen de kinderen klein waren, zette Henk me één keer per week ’s ochtends af bij de bushalte in Doetinchem, als hij naar zijn werk ging,” herinnert Gerda zich. “Ook toen ik hoogzwanger was, nam ik de twee kleintjes mee naar mijn schoonmoeder in Doesburg om daar de hele dag te werken. Dat was toen heel normaal.” Later hebben Gerda en Henk een paar jaar hun kleindochter in huis gehad. “De jongens vonden dat wel leuk, maar als er een luier verschoond moest worden, knepen ze hun neus dicht,” lacht ze. Vroeger stond familie altijd voor elkaar klaar. Tegenwoordig is er zeker contact, ook met hun vier kleinkinderen en vijf achterkleinkinderen, maar iedereen heeft het druk met werk en een eigen leven.
“A’j niet goed in de kop bunt, mo’j maor in de tuin gaon werken.”
Buren
Als enig kind zocht Gerda vroeger graag de gezelligheid van de buren op. “Als er bij de familie Ebben aan de Turfweg hete bliksem op tafel kwam, kreeg ik een portie. In ruil bracht ik hen dan een potje karnemelkse saus.” Zo was er altijd een vorm van uitwisseling. “Of Annie van het café op het kruispunt kwam vragen: ‘Kan ik nog iets voor je doen?’ Er was veel saamhorigheid en gezelligheid,” vertelt Gerda. Tegenwoordig wordt er wel eens een krop andijvie of een doosje eieren uitgewisseld, en soms brengt iemand onverwacht paling langs! Maar leeftijdgenoten vallen weg, en daarmee ook een deel van de oude gezelligheid in de buurt.
Gezondheid
Gerda en Henk behoren inmiddels tot de ouderen, en hun gezondheid is niet meer wat het geweest is. Henk hielp in de beginjaren veel mee in de landgoedwinkel, stond op de Slangenburg-dagen en bracht jarenlang de Slangenburgh-boodes rond. Nu komt de thuiszorg dagelijks langs. “Waar we vroeger klaarstonden voor anderen, zijn we nu afhankelijk van de zorg van anderen,” zegt Gerda.
Hobby’s
Vroeger zat Gerda bij de gymvereniging en deed ze aan toneel in IJzevoorde, maar toen haar moeder ziek werd en zorg nodig had, bleef ze steeds meer thuis. “Ik heb geen zin om naar de bejaardensoos te gaan. Bij mooi weer binnen zitten? Nee, dan liever de tuin in,” zegt ze beslist. Toen ze meer aan huis gebonden raakte, vond ze haar afleiding in de tuin. “Van narigheid ben ik maar in de tuin gaan werken,” grapt ze. Die tuin is nog steeds haar grootste hobby. Samen met Henk heeft ze daar talloze uren doorgebracht, hoewel het door hun gezondheid steeds moeilijker wordt. Toch blijft ze actief, en om de drie weken komt er een vast groepje dames langs om te bloemschikken. Daarnaast genieten Henk en Gerda van spelletjes zoals rummikuppen of het inkleuren van mooie mandala’s en vogels. Ook maken ze samen nog regelmatig fietstochtjes op hun aangepaste fietsen.
“We lezen het in de krant: het huidige elektriciteitsnet is niet berekend op de eisen van deze tijd. Dat geeft allerlei problemen; nieuwe bedrijven kunnen soms niet worden aangesloten en stroom terugleveren is niet altijd mogelijk. Ook de kabels in de Slangenburg zijn gedateerd, ze zijn zo’n 50 jaar oud. Vernieuwing en verzwaring van het net is hard nodig.” Dit zegt Collin Hakkaart, projectmanager bij Van den Heuvel, het aannemersbedrijf dat in opdracht van netbeheerder Liander nieuwe elektriciteitskabels aanlegt in ons gebied.
“De toekomst is elektrisch”, legt Collin uit. “Nederland gaat steeds meer van het gas af, we stappen over op warmtepompen, we gaan op termijn allemaal elektrisch rijden en wie heeft er nog geen zonnepanelen op het dak? Dat alles vraagt een enorme aanpassing van het elektriciteitsnet.”
Zesenveertig kilometer nieuwe kabels
Energietransitie lijkt iets nieuws, maar is van alle tijden. Alleen het tempo waarin de transitie plaatsvindt is nu hoger dan ooit. Eerst stookten we hout, totdat er in Hol(t)land bijna geen boom meer overeind stond. Toen schakelden we over op turf, totdat half Zuid- en Noord Holland veranderden in een binnenzee, waarna we grote delen van Drenthe gingen afgraven. Vervolgens haalden we in Limburg de steenkool uit de grond, daarna met ja-knikkers de olie in Drenthe en tot slot het gas in Groningen. Nu resteren ons, ook aangemoedigd door het klimaatprobleem, vooral nog elektriciteit uit zon en wind.
“De veranderingen gaan razendsnel”, zegt Collin. “Zo grootschalig en zo snel, dat hebben wij nog niet eerder meegemaakt.” Collin is er zelf ook razend druk mee. Vanuit zijn kantoor in Halle stuurt hij zeven projecten in de Achterhoek aan. Drie daarvan zijn in voorbereiding en vier reeds in uitvoering, waaronder het project in Doetinchem. Zie de website van Liander. Ook kunt u met een ‘Liander Bouw App’ de ontwikkelingen op de voet volgen. Vanuit de locatie van Liander in Doetinchem aan de Houtsmastraat worden drie nieuw kabels getrokken, in totaal zesenveertig km (zie het kaartje). Een kabel gaat naar Zelhem en de andere twee liggen in een ring naar Halle. Een kabel loopt ten noorden van Slangenburg langs IJzevoorde en de Stadsedijk naar Halle, de andere kabel gaat dwars door het landgoed, in een bocht rond Halle-Nijman, richting Halle.
Zomer ’25 gereed
“Zo’n kabel leg je niet zomaar”, zegt Collin. De voorbereidingen duren ongeveer anderhalf jaar en de aanleg ook nog eens anderhalf jaar. Per traject worden zo’n 100-150 proefsleuven gegraven om te checken wat er allemaal in de grond ligt aan leidingen en kabels. De kabels komen bij voorkeur in de wegbermen, dan hebben aanwonenden er het minste last van. Maar langs veel wegen staan bomen, dan moet je wel door het weiland. Waar niet gegraven kan worden, wordt gewerkt met gestuurde boringen, daar zie je boven de grond niets van. Daarnaast worden er in totaal zes distributieruimtes geplaatst, drie elektriciteitshuisjes (transformatorhuisjes) omgebouwd en één nieuwe geplaatst. De oude huisjes zijn nog van fraai metselwerk, sommigen hebben zelfs cultuurhistorische waarde. De nieuwe huisjes zijn grote strakke containers. Niet al te fraai, maar dankzij hun donkergroene kleur vallen ze niet erg op. Het project rond Slangenburg moet medio 2025 gereed zijn.
Klaar voor de toekomst
Wat gaan we, afgezien van het graafwerk, als inwoners van Slangenburg verder merken van de aanpassing van het elektriciteitsnetwerk? “Op korte termijn nog niets”, luidt het ontnuchterende antwoord van Collin. Om dat toe te lichten geeft hij een klein college over hoe het elektriciteitsnet in elkaar steekt. “Het bovengronds hoogspanningsnet heeft kabels van 380 of 150 kV, 1 kV = 1000 Volt. Vanuit het 150 kV hoogspanningsstation van Liander in Doetinchem leggen wij nu nieuwe kabels aan van 20 kV, het zogenaamde middenspanningsnet, die worden straks gekoppeld aan de bestaande leidingen van 10 kV en daaraan is vervolgens het laagspanningsnet gekoppeld van 400V waarmee we naar de individuele woningen gaan.”
Ook dat laagspanningsnet zal op een aantal plekken verzwaard moeten worden om nieuwe bedrijven en woningen aan te kunnen sluiten en om ruimte te maken voor het terugleveren van stroom. “Dat is een volgend project”, zegt Collin. “Maar dan ligt de infrastructuur er om dit mogelijk te maken. Wat dat betreft is dit gebied vanaf midden volgend jaar klaar voor de toekomst.”
Zaterdag 28 december is in de Slangenburgse kerk het jaarlijkse Oudjaarsconcert.
Het vrouwenkoor Con Brio treedt op met een breed en uitdagend repertoire. Dirigent is Nick Moretz en het koor wordt begeleid door Julian Simmes.
De avond begint om 20.00 uur en de kerk is open vanaf 19.30 uur. De toegang is € 10,00 p.p., inbegrepen koffie of thee met een oliebol en een glas glühwein.
Er kunnen niet meer mensen toegelaten worden dan er zitplaatsen zijn in de kerk. Een toegangskaart kan men reserveren door het bedrag over te maken op bankrek.nr. NL66RABO0364890460 tnv Stichting Vrienden van de Slangenburg. Of telefonisch: Frank van Maren; 0315-298710
Deze keer ben ik op bezoek bij Riek, weefster in hart en nieren. Wat begon met een patroon uit de Ariadne is uitgegroeid van een serieuze hobby tot kunstenaarschap. Ik word ontvangen in een kamer in Scandinavische sfeer en veel licht. Er hangt een prachtig wandkleed aan de muur in verschillende kleuren rood. In de boekenkast staan verschillende driedimensionale weefwerken. Zoiets heb ik niet eerder gezien; daar wil ik meer van weten. Het werk van Riek ziet er modern en professioneel uit. Ze doet het bijna vijftig jaar en heeft zich systematisch ontwikkeld. En dat blijkt wel als ze vertelt.
Riek is geboren in een boerengezin in Breedenbroek, kreeg daar de eerste jaren les van meester Silias (die later in Halle-Heide lesgaf). Verdere scholing volgde in Aalten en Doetinchem. Ze leerde haar man Cor kennen en als jong stel vestigden ze zich in Ede, later met de drie zoons in Almelo en nog weer jaren later in Doetinchem. In de jaren ‘70 maakte Riek kennis met het weven, ze deed een basiscursus en ging op een geleend weefgetouwtje aan de slag. Ze kreeg van haar man een mooi tafelgetouw, zodat ze zich verder kon bekwamen. En van het één kwam het ander. Ze werd lid van een weefkring en uitgedaagd tot nieuwe onderwerpen en technieken met name door veel te experimenteren. Ze deed opleidingen in handvaardigheid en textiel, gaf les en lezingen, schreef artikelen en vervulde bestuursfuncties.
Ze ontwikkelde haar eigen stijl: abstract, gebaseerd op structuren en ritmes. Als je het hebt over weven, dan heb je het over de schering (de ketting) en de inslag. Als ketting worden garens gebruikt. Voor de inslag gebruikt Riek niet alleen garens zoals wol, linnen en katoen maar ook koperdraad en papier. En dat papier wordt gevouwen en soms beplakt en geborduurd. Koperdraad geeft de mogelijkheid om het werkstuk te vormen tot een driedimensionaal object. Haar inspiratie vindt ze in natuurlijke ritmes en structuren, zoals afdrukken van de branding op het strand, of het blad van de wingerd in de herfst. Als vanzelf gebruikt ze daarmee veel aardekleuren. Naast wandweefsels en objecten weeft ze ook sjaals.
Ze vertelt over een werkstuk dat bij haar in de kast staat. Ze had jaren geleden foto’s gemaakt van hout dat bij Lettink in IJzevoorde lag te drogen, zowel van de kopse kant als de lange kant. Mooie structuren zag ze er in, daar kon ze vast wel wat mee. Ze maakte wat proeflapjes om de structuren te vatten, daarna werden de lapjes opgerold om er weer ‘boomstammetjes’ van te maken. Dat vroeg wel om een lange ketting en een nog langere ketting, dus moest ze die opnieuw opzetten. Uiteindelijk werden de boomstammetjes gestapeld en tot een blok gemaakt. En de titel werd: STAPELGEK.
Van elk project wordt het hele proces van experimenteren, variëren en de ervaringen genoteerd en in een map gedaan. Zo kan ze altijd terugkijken. Die aantekeningen worden weer gebruikt als ze een cursus geeft. Want dat doet ze nog steeds. Ze vindt het fijn om anderen te inspireren en te zien wat anderen met de ideeën doen.
Misschien lijkt het of Riek niets anders doet dan weven. Dat is zeker niet waar. Ze was en is actief op sociaal gebied, o.a. in verschillende kerkelijke werkgroepen, de Wereldwinkel en Museum Smedekinck. “Want” zegt ze, “werken met en voor mensen is toch waar het echt om gaat in het leven.”