Ceremoniepaviljoen op natuurbegraafplaats

Tekst: Jeanette Wechgelaer

Afbeeldingen: Buha.

De laatste jaren heeft Buha veel vragen gekregen over een ruimte om een afscheid te kunnen organiseren op natuurbegraafplaats Slangenburg. Op de begraafplaats kan men wel gebruik maken van de boskapel, maar dat is natuurlijk weersafhankelijk. En niet iedereen vindt de boskapel voldoende geschikt. Er is daarom naar mogelijkheden gezocht om een afscheidsruimte te realiseren die past binnen de sfeer van natuurbegraven. Die mogelijkheid is nu gevonden in een ceremoniepaviljoen.

In de eerste plannen stond het ceremoniepaviljoen ten zuiden van de eiken nabij de Kommendijk. Maar tijdens een informatieavond uitten buurtbewoners hun zorgen over parkeeroverlast op de Kommendijk. Dat werd door Buha opgepakt en er werd gekeken naar een andere plek. Toen werd ook snel duidelijk dat voor een andere locatie een ander ontwerp gewenst was.

Buha is een voormalige afdeling van de gemeente Doetinchem en werkt nu als overheidsbedrijf voor diezelfde gemeente. Buha is naast het beheren en onderhouden van het groen verantwoordelijk voor parkeren, handhaven, het inzamelen van afval en het beheren en onderhouden van onder andere de gemeentelijke begraafplaatsen (w.o. de natuurbegraafplaats), gemeentelijke accommodaties, sportvelden, riolering, openbare verlichting, wegen en bruggen.

Het nu te realiseren ceremoniepaviljoen staat dicht bij cirkel D en de bijenstal. Het is de bedoeling dat bezoekers parkeren op de bestaande parkeerplaats aan de Nutselaer. Om het ceremoniepaviljoen te bereiken wordt een nieuw pad aangelegd.

Bij de bouw wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van natuurlijke materialen. Zo zullen de muren van het paviljoen bestaan uit gestampte kalkhennep en wordt voor de gebinten gebruik gemaakt van zoveel mogelijk regionaal hout.

Vanuit de bosrand van de bestaande begraafplaats loopt men richting het ceremoniepaviljoen. Het gebouw gaat men in via een overkapping. Midden in het paviljoen staat de baar. Mensen zitten rondom de baar of op banken tegen de muur. Het gebouw is wel geïsoleerd, maar in principe niet verwarmd. Na de dienst is het mogelijk daar een kopje koffie of thee te gebruiken en een klein hapje te eten. Er is een toilet dat ook buiten diensttijden beschikbaar is, b.v. in de weekenden.

De planning van de bouwwerkzaamheden is o.a. afhankelijk van de bouwvergunning. Het streven is komend voorjaar te starten met de bouw. Maar voor de bouw moet eerst een persleiding worden verlegd om de riolering te kunnen aansluiten. Daarna dient er nog een bouwweg over het terrein aangelegd te worden. De plannen zijn er en hopelijk laat de realisering niet lang op zich wachten.   


Russische onderduikers in WO II bij waterpompstation De Pol

Auteur: Harry Krul

Kist uit erfenis leidt tot infobord over Russische onderduikers en wandelroute bij Pompstation De Pol  

Deze plaquette laat de betrokken personen zien

Toen Eed Mijnen, die vroeger aan de Bielheimerweg tussen Gaanderen en Doetinchem bij De Pol woonde, in 2015 overleed, liet hij een kistje na met wat hij ‘Russenspullen’ noemde. Dit trok na de dood van zijn vrouw, Bertha, de interesse van zoon Ed, die al jaren in Bennekom woont, maar zijn jeugd in deze omgeving heeft doorgebracht. Hij ontdekte allerlei foto’s, briefjes, e.d. die er op wezen dat er Russische onderduikers in de oorlog in het gebied van De Pol waren geweest en dat Eed daar zelfs een belangrijke rol in had gespeeld. Dit was het startsein om eens uitgebreid op onderzoek uit te gaan; hier wilde hij het zijne van weten.

Het werd één grote puzzel, waarbij uiteindelijk bijna alle stukjes bij elkaar gevoegd konden worden. Binnen een paar maanden breidde Eds onderzoek zich uit, tot uiteindelijk zelfs diep in Rusland. Hierbij had Ed het geluk dat hij Alla Kossareva als huishoudelijk medewerkster heeft, die de Russische taal machtig is en bij de contacten met Rusland van onschatbare waarde was.

Ontmoeting Eed en Russen in Duitsland

Eed Mijnen woonde met zijn vader en moeder aan de Bielheimerweg tussen Gaanderen en Doetinchem, vlakbij waterpompstation De Pol. Hij was 17 jaar toen de Duitsers op 10 mei 1940 Nederland binnenvielen. Vanaf mei 1943 werden Nederlandse mannen voor de Arbeitseinsatz opgeroepen. Eed regelde, om te voorkomen dat hij diep in Duitsland in de industrie moest werken, dat hij samen met twee vrienden, net over de grens bij Winterswijk, bij Oeding bij een boer als knecht terecht kon.

Daar maakten ze kennis met Russische krijgsgevangenen, die door de Duitsers bij dezelfde boeren tewerkgesteld waren. Bij boer Pass, op de boerderij waar Eed werkte, was dat Andrej Kozin. Ze werkten bijna twee jaar samen en Andrej werd Eeds beste vriend. Communiceren ging eerst alleen met handen en voeten, maar ook met wat gebroken Duits. Bij een boerderij verderop werkte Marius Muller, Eeds buurjongen, vriend en lotgenoot. Daar was de Rus Sasjka tewerkgesteld. De Nederlanders bleven intern op de boerderij, maar de Russen moesten ’s avonds terug naar hun kamp.

Rond Dolle Dinsdag (dinsdag 5 september 1944, toen een geruchtengolf over de snel naderende bevrijding alom leidde tot euforie) besloten Eed, Marius, Andrej en Sasjka, te vluchten om te voorkomen dat ze nog door de Duitsers naar het front zouden worden gestuurd. Eerst gingen Eed en Marius op verschillende dagen en een paar dagen later keerde Eed terug om de Russen op te halen. Dit deden ze om te voorkomen dat de Duitsers zouden denken dat ze samen gevlucht waren. Ze vluchtten te voet en vanaf Winterswijk liepen ze langs de spoorlijn richting Doetinchem. Bij Winterswijk verdwaalden ze en volgden de opgebroken spoorweg naar Bocholt. Een behulpzame boer hielp hen gelukkig in de juiste richting en aan een boterham. Zij liepen ’s nachts, want de Russen mochten niet in de kleding die ze aan hadden gezien worden. Overdag sliepen ze dan in greppels en trokken ze de jassen als dekens over zich met wat takken en bladeren als dekmantel.

Toen ze bij Gaanderen aankwamen zijn de twee Russen eerst een paar dagen in ‘de stroberg’ bij Muller verstopt. Eed dacht dat de oorlog spoedig afgelopen zou zijn, maar zocht toch een betere schuilplaats in de Wrangebult tegenover het Onland. Toen bleek dat daar al naar andere (Franse) vluchtelingen was gezocht, maakten ze een hol in het bos vlak voorbij Pompstation De Pol. Met zijn drieën zijn ze daar een hele nacht mee bezig geweest. Eed en Marius woonden weer thuis, maar de twee Russen verbleven drie maanden in het hol. Via Eed en Marius kregen zij eten.

Tegen het einde van 1944 werden ze ontdekt door Bernhard Belterman uit Silvolde, die op stroopjacht was. Hij zag damp uit de grond komen en was nieuwsgierig wat het was: hij trok aan wat planten en een in de grond gestoken stok. Toen kwam er een luik omhoog en keek hij in twee verschrikte gezichten! In gebroken Duits vertelden ze hun verhaal. Belterman beloofde ze ’s avonds eten te brengen. Dat deed hij en toen vertelden de Russen over Eed. Na overleg tussen Belterman en Eed nam hij ze mee naar zijn huis vlakbij de protestantse kerk in Silvolde in de Kerkenstraat en verborg ze daar op zolder tot de bevrijding eind maart 1945. Dit ‘schuilhuis’ is intussen afgebroken.

In Silvolde zijn de Russen uiteindelijk nog drie maanden ondergedoken geweest.

Wat ook ontzettend geholpen heeft bij het onderzoek was een cassettebandje dat na de eerste versie van Eds boek over zijn vader (*) ontdekt werd. Dit bandje was in bezit van Tonny Belterman, vrouw van Jan, de zoon van Bernard Belterman, waarop een interview van een uur staat uit circa 1995 van Jan en zijn broer Ben met Eed Mijnen over ‘het hele Russenverhaal’.

Ed Mijnen en Gerdien Dutman onthullen het informatiebord

Bijzondere bijeenkomst in de Orangerie De Pol Hulleweg 2 Doetinchem

Op 18 augustus jl. was er een speciale bijeenkomst in de Orangerie: Ed Mijnen heeft toen de rol van zijn vader Eed Mijnen bij het onderduiken van twee Russen in WO II toegelicht. Aanwezig waren veel historisch geïnteresseerden uit de streek, familie van Eed, buren van Eed Mijnen en Marius Muller van tijdens de oorlog, twee dochters van Marius, maar ook de familie Pass, de boer waar Eed en Andrej tijdens de oorlog werkten.

In samenwerking met de gemeente Doetinchem, Vitens, Historische Vereniging Deutekom en Oudheidkundige Vereniging Gander is er een groot informatiebord en een plaquette met foto’s van de vier hoofdpersonen geplaatst. Ook staan er paaltjes met richtingspijlen van een wandelroute en een QR-code. Deze volgend kom je langs het waterpompstation De Pol, de schuilkelder van het waterpompstation, waar Eed en Marius ook wel eens overnachtten en wordt de plek aangewezen waar het hol waarschijnlijk gezeten heeft. De juiste locatie is jammer genoeg niet meer te achterhalen. Via de genoemde QR-codes kun je stukken van het interview met Eed Mijnen horen waarin hij over zijn avonturen aldaar vertelt.

Tijdens de bijeenkomst heeft Ed het hele verhaal nog eens verteld, en hij had zelfs contact met beeldverbinding geregeld met Elena Samsonova (een kleindochter van Andrej) en Anatoly, de enige nog levende zoon van Andrej. Beiden zijn diep onder de indruk van de aandacht die in Nederland aan hun vader/opa en hun avontuur wordt geschonken! Daarna zijn de plaquette, het infobord en de wandelroute met de paaltjes met QR-code feestelijk onthuld door Ed Mijnen en Gerdien Dutman, medewerker cultuurhistorie gemeente Doetinchem.

Kleinzoon van boer Pass, Ed Mijnen, zoon van boer Pass en Ans Muller (dochter van Marius)


Twee dagen later is in samenwerking met de Heemkundige Vereniging Old Sillevold, ook in Silvolde een herdenkingsbord geplaatst, in de Kerkenstraat, vlakbij de Protestantse kerk, waar het onderduikadres van de Russen was.

Als bovenstaande uw interesse heeft gewekt, dan kan ik u het boek van Ed Mijnen met het volledige verhaal sterk aanraden. Het is via de mail (emijnen@gmail.com) aan te vragen bij Ed Mijnen:


Oogst in het kasteel

Tekst en foto’s: Jan Berends

De redactie geeft aan dit nummer het motto ‘Oogst ‘ mee en daarom kijken we in het kasteel rond of er iets is, dat hiermee in verband kan worden gebracht. Nu, dat is geen probleem en vanwege de gewenste lengte van het verhaal nemen we twee in het oog springende objecten om het thema toe te lichten. We gaan daarbij naar de vertrekken aan de westelijke kant van het huis, de provisiekamer, in de Passmanntijd ook wel Spielzimmer genoemd en de opkamer, die ook wel bekend stond als Heer Steengrachtskamer.

Op de eikenplanken van de plafonds zijn hier twee aanzienlijke schilderingen te bewonderen. Deze plafonds dateren uit het begin van de 17de eeuw (1612), toen het in 1585 verwoeste kasteel weer op de overblijfselen van de oude burcht werd opgebouwd door het echtpaar Frederik van Baer en Judith Ripperda. Dit L-vormige huis werd in het derde kwart van deze 17de eeuw aanzienlijk vergroot en verfraaid door de kleinzoon, Frederik Johan van Baer (1645-1713), die een belangrijke militaire loopbaan volgde in het Staatse leger. Bij zijn pensionering in 1705 was hij eerste generaal van de infanterie.

Bij de verbouw en uitbreiding nam hij het oude huis uit 1612 in het vernieuwde kasteel op.

In de nieuwe delen werden stucplafonds aangebracht, waarin schilderingen in grote uitsparingen ter decoratie werden bevestigd. In het oude gedeelte van vier kamers werd dit niet gedaan en bleven de oude zolderingen zichtbaar. De kunstschilder Gerard Hoet de Oudere (1648-1733), jarenlang werkzaam voor Frederik J. van Baer, schilderde hier de voorstellingen rechtstreeks op de planken van de plafonds, liggend op zijn rug op de geplaatste steigers op dezelfde manier als Michelangelo in de Sixtijnse kapel in Rome te werk ging.

De opkamer

Waar in belangrijke vertrekken van het kasteel veel schilderingen werden aangebracht om de vroeggestorven geliefde van de generaal te gedenken, zijn in deze vertrekken het mooie leven en de goede opbrengsten van het landgoed afgebeeld.

Dit goede leven gold dan vooral voor de kasteelbewoners en de entourage, want het leven van de pachters die voor deze opbrengsten moesten zorgen, ging lang niet altijd over rozen. Daarbij denken we aan de derde garve van de oogst, de leveringen van vee en dergelijke producten aan het kasteel en de wagendiensten en andere herendiensten.

De hier afgedrukte foto van een deel van het plafond laat ons een soort godenparadijs zien, waarin de goden zijn samengekomen om een feest te vieren met vele anderen.

Links van het midden zit de godin van de landbouw Ceres bij een grote zilveren schotel waaruit ze haar vrienden en vriendinnen laat genieten van de opbrengsten van het landgoed, rechts van haar zit Bacchus, de god van de wijn, die zijn gouden beker laat vullen. Verder zien we, dat er manden met bloemen worden aangedragen, boven vieren engelen feest en rechtsboven zitten Vulcanus en Venus samen in een waarschijnlijk ondeugend onderonsje.

Niet zichtbaar, maar ook Neptunus komt nog aan met zijn drietand om ook een deel van de feestvreugde mee te beleven. Hier dus geen voorstellingen met droevige gedachten over het verlies van zijn vrouw Dorothea, maar een feestelijk gebeuren in de kamer , waar de generaal zijn familie en vrienden kon ontvangen.

Op de schouw in deze kamer zien we het mooiste zeventiende eeuwse houtsnijwerk op Slangenburg. In eikenhout zijn diverse vruchten en bloemen uitgebeeld in ranken aan de beide zijden en aan de onderzijde. In de schouw is een beeltenis te zien van het Parisoordeel, waarbij de herder/koningszoon Paris moet beslissen, wie van drie godinnen, Juno, Minerva of Venus de mooiste was. Maar dat verhaal misschien een volgend keer. …foto van parisoordeel

De provisiekamer

In deze ruimte zien we een kleinere schildering, die een verbeelding geeft van de vier jaargetijden. Deze  zorgen tenslotte voor de oogstopbrengsten het hele jaar door.

In de warrelende engelenhemel bovenaan zien we in een zilveren gewaad de lente. Zij zit naast een gevulde bloemenmand en door een engel wordt haar ook een boeketje aangereikt. Onder haar in de blauwe jurk zien we de zomer met een korenschoof in haar linkerarm en zij wijst met haar rechterhand naar de herfst, die een ruim gevulde mand bij zich heeft met appels, peren en druiven. Wat moeilijk te zien in het donkere gedeelte halverwege van de schildering rechts, wordt de winter uitgebeeld. We zien een oud vrouwtje, dat gebogen zit over een brandend vuurkorfje. De winter brengt geen producten voort, zo is hier de boodschap.

Zo geeft de bouwer van het kasteel  hier een mooi voorbeeld van de geneugten van het landgoed. Zoals  al gezegd, vooral voor de adel, waarbij in die tijd de boeren in sommige gevallen een moeilijk leven hadden. Als zij de pacht niet konden voldoen of niet naar de zin van de kasteelheer werkten, werd de pacht niet verlengd. Op 22 februari (St. Petri) moest men dan het pand ontruimen en een nieuw onderkomen gezocht hebben.

Gelukkig zijn de tijden veranderd! 


OUDERWETS OOGSTEN MET EEN OLDTIMER MAAIDORSER

Tekst en foto’s: Karin Wensink

HET IS ERAF! Herman Nijenhuis, of Herman van Kappers zoals ze hem hier in de buurt noemen, kan weer rustig adem halen. Er komt heel wat kijken bij het zaaien en oogsten van tarwe, maar als het kaf van het koren is gescheiden, het zaad is weggebracht, het stro is geperst en opgehaald, is er tijd voor een kop koffie, een biertje en een verhaal.

De oogst

Het gaf nog even wat spanning of het graan op tijd droog zou zijn en of de weergoden gunstig gezind zouden blijven voor een goede oogst. Nu trekt voor de tweede dag op rij de zelfrijdende oldtimer maaidorser van Herman van Kappers langzaam over het tarweland. Hoog gezeten op zijn troon, bedient hij met trots zijn machine. In één werkgang wordt het gewas gemaaid, gedorst en geschoond. Twee jaar geleden kocht Herman zijn maaidorser van de Oudheidkundige Vereniging in Ruurlo. De machine is een Clayson type M80, rond 1960 geproduceerd in het Belgische plaatsje Zedelgem. De originele handleiding kreeg Herman erbij geleverd. De werkende machine is een mooi samenspel van een heleboel V-snaren. Een groot deel daarvan doet, onbeschermd, aan de buitenkant zijn werk. Binnenin gebeurt ook van alles. Om hem naar behoren te laten werken heeft de machine zijn onderhoud nodig of zoals in de handleiding staat geschreven: “U wint steeds tijd door uw machine ’s morgens goed te verzorgen.” Toch kan het tijdens de oogst gebeuren dat, ondanks een goede ochtendverzorging, de machine ineens met een harde knal tot stilstand komt. Even schrikken, maar met het juiste gereedschap, een dosis technische kennis, engelengeduld en uiteindelijk een paar koolzwarte handen wordt hij met een lachend gezicht weer aan geslingerd. Het werk kan worden hervat. Herman, als liefhebber en hobbyist, ziet dit intermezzo als onderdeel van het totaalplaatje.

Een mooi stukje techniek

De maaidorser maait het graan een stukje boven de grond af. De tarwe valt na het maaien op het maaibord en wordt door een ronddraaiende haspel en een opvoerband of vijzel de dorstrommel ingevoerd. Door wrijving wordt het zaad van het stro gescheiden. Het zaad uit de dorstrommel wordt door een luchtstroom langs een aantal zeven geblazen. Nog niet goed gedorste aren worden een aantal keren langs de zeven gevoerd tot uiteindelijk het schone zaad allemaal door het laatste en fijnste zeef is gevallen en naar de graantank getransporteerd kan worden. Het afstellen van de luchtstroom door de zeven is een secuur werkje. Is deze te laag dan is de uiteindelijke zaadoogst vervuild met stro, is deze te hoog dan verlies je zaad. Gescheiden van het zaad, wordt achter de maaidorser het stro op de grond gedeponeerd.

Boeren of niet? Herman is van boerenafkomst. Zijn familie woont al meer dan vier generaties op deze plek aan de Pluimersdijk in Halle. De familie Nijenhuis komt oorspronkelijk van de Nijmansedijk.Zijn overgrootvader, ook een Herman Nijenhuis, trouwde in 1864 met zijn Berendina Brusse en trok hier in bij haar familie. “Ik had hier best boer willen worden.” vertelt Herman. Zijn vader hield echter de modernisering van het landbouwbedrijf in de jaren ’70-’80 tegen. Er kwam geen ligboxenstal en Herman koos na afronding van de middelbare landbouwschool voor een opleiding en carrière in de bouw. Die carrière in debouw begon in loondienst als timmerman bij van Campen in Zelhem. Op dertigjarige leeftijd begon hij voor zichzelf. “Dat is nog niet altijd even makkelijk, als vakman ondernemer worden in de bouw. Je moet vakwerk leveren voor je klanten, goed met je personeel omgaan en soms ook hard zijn, harder dan je eigenlijk wilt.” Toch heeft Herman altijd met veel plezier in de bouw gewerkt. Zijn laatste grote klus, in het westen van het land, is recentelijk afgerond.

Toch boeren op Kappers

In 1989 kon Herman de boerderij kopen van zijn ouders. Zijn ouders stelden de voorwaarde dat ze op de plek konden blijven wonen. “Echt boer werd ik natuurlijk niet maar nu ik meer tijd heb, wil ik hier op een ecologische, hobbymatige manier toch nog een beetje boeren. Ik vind het mooi om met de oude lichte machines te werken om structuurbederf van de grond tegen te gaan. De grond probeer ik zo vruchtbaar mogelijk te houden door groenbemesters te zaaien en ik probeer zo min mogelijk te spuiten. Zaad verbouwen vind ik ook mooi voor de patrijzen en ik wil zien of ik nog wat subsidie kan krijgen voor de aanleg van akkerranden. Maar dat subsidie krijgen valt nog niet mee.” Herman is blij met zijn tarwe. “Maar de opbrengst…. die had wel iets meer mogen zijn.”

Liefhebber

Herman is een liefhebber van oldtimers. “Ik vind het mooi om met oude machines te werken, maar ook om oude trekkers op te knappen.” Naast deze Clayson maaidorser heeft Herman een kalkstrooier, een kunstmeststrooier en trekkers uit 1925 en 1935. Hij wil zoveel mogelijk op het land zelf doen. Dit voorjaar haalde hij een ouderwetse getrokken zaaimachine uit Zeeland. “Het is soms wel lastig om onderdelen te vinden. Je moet de wegen kennen.” Het netwerk dat Herman heeft opgebouwd in zijn tijd in de bouw is dan handig. En als iets helemaal niet meer te krijgen is? “Dan klop ik aan bij Bennie van den Blauwen in Varsseveld. Dat is zo’n ongekend goede vakman! Die kan alles maken wat ik nodig heb.”


Eerlijk en heerlijk vlees door gebruik van reststromen

Hanneke van de Velde

Minder voedselverspilling en heerlijk en eerlijk vlees is de missie van varkens- en kippenboerin Inge Vleemingh van de Goed Gevulde aan de Halsedijk in Halle.

Zij houdt daar circa vijftig zwijnvarkens (een kruising tussen wildzwijn en het  Durocvarken) in alle leeftijden en maten en 250 vleeskippen. Het voedsel van deze tevreden wroetende varkens bestaat grotendeels uit restproducten zoals groenten, fruit en brood, geleverd door bedrijven uit de omgeving.

Zelf varkens houden

Vanuit haar studie landschapsarchitect werkte ze aan het ontwerp van een voedselbos met varkens, als alternatief voor de gangbare varkenshouderij. Er was geen boer te vinden die dit wilde gaan doen, ondanks de beschikbare gronden, vergunningen en subsidie. Inge besloot toen drie jaar geleden zelf met dit idee aan de gang te gaan. Er deed zich een mogelijkheid voor aan de Halsedijk.

Na de start met vijf zwijnvarkens, zijn er na drie jaar inmiddels zo’n vijftig als je de net geboren twaalf biggetjes meetelt. Ze fokt zelf haar nieuwe varkens met beer Berend als stamvader van de tevreden knorrende veestapel. De kruising van zwijn en varken zorgt daarbij voor een smakelijke kwaliteit, met een beetje vet-gemarmerd vlees.

Reststromen uit de buurt als eten

Doel van Inge is om zoveel mogelijk voedselverspilling tegen te gaan.

Daarom worden de varkens grotendeels gevoerd met resten van zo’n twintig leveranciers uit de omgeving. Denk hierbij aan niet verkocht brood van een bakker en groenten en fruit van een groentewinkel uit de buurt. Ook de kaaswei van een kaasboerderij in Vorden lusten ze graag. Daarbij wordt het voer streng gecontroleerd op vleesresten. Het is uit den boze en wettelijk verboden de dieren vlees te voeren, dit om verspreiding van dierziekten te voorkomen. Verder wroeten de varkens nog van alles bij elkaar van wat de omgeving te bieden heeft. Dit ontvangen van de reststromen gaat met gesloten beurs; zo maakte Inge een ontwerp voor het erf van een Landwinkel en koopt ze haar boodschappen in een kleine lokale supermarkt. Voor wat hoort wat.

Om de ecologische foodprint zo klein mogelijk te maken is haar doelstelling dat zij dierenvoeding en andere benodigdheden uit de buurt betrekt.

Ook kippen, rund- en kalfsvlees

Sinds een jaar zijn er ook vleeskippen. Dit geeft weer een extra klantenstroom. Net als het rundvlees van de buurman dat via haar wordt verkocht. Sinds kort zit er ook kalfsvlees in het assortiment van dezelfde melkveehouder. Deze buurtgenoot voert zijn koeien grotendeels gras en granen. Ook bij deze boer komen alle dieren buiten in de wei. Dit past helemaal bij de filosofie van Inge.

Zo’n vijf keer per jaar komen er 250 eendagskuikens die worden opgefokt tot slachtwaardige vleeskippen. De kippen lopen overdag vrij rond in het weiland en gaan ’s avonds in hun kippencaravan. Ze scharrelen de hele dag buiten in het kruidenrijke grasland; echte vrije uitloop scharrelkuikens.

Ze lopen hier in het gras en niet in hun eigen uitwerpselen, wat de kans op salmonella enorm reduceert. Deze kippen krijgen brok, gemaakt van 100% reststromen als oud brood en geleverd door mengvoederbedrijf Voerwaarts in Sinderen.

Voedsel kringloop en biodiversiteit

Op het terrein besteedt Inge veel aandacht aan biodiversiteit en kringlooplandbouw met inzet van de natuur. Een voorbeeld hiervan zijn de geplaatste kasten voor uil en torenvalk. Deze bestrijden de muizen die op het aanwezige oude brood afkomen. Zo blijft er een evenwicht bestaan, wat plant en dier ten goede komt.

Er zijn drie weides voor de varkens. Er wordt elke drie maanden van wei gerouleerd. Zo hoeven de varkens niet of nauwelijks te worden ontwormd, wat er weer voor zorgt dat er geen ontwormmiddel in de bodem terecht komt en zo de bodem gezond blijft.

Om de weides heen is een 15 meter brede voedselsingel aangeplant met daarop fruit- en notenbomen, eiken en struiken met eetbare vruchten en bessen. Hier leven allerlei dieren zoals hazen en patrijzen en een diversiteit aan vogels. Deze dieren dragen weer bij aan een natuurlijk evenwicht op de boerderij.

Ten aanzien van energie en water is het bedrijf inmiddels geheel zelfvoorzienend. Er zijn zonnepanelen geplaatst en een houtvergas- installatie die de verwarming in huis regelt en er is een eigen bron voor de watervoorziening.

Samenwerking

Soms zijn er ook keuzes te maken in wat je wel of niet zelf doet. Zo maakt een collega hammen, coppa’s, paté en fuet (worst) van de ingrediënten van de Goed Gevulde, die Inge vervolgens wel weer zelf verkoopt in haar winkel en webshop (www.degoedgevulde.nl).


Henny van de Mölder

Toos Lenderink

Opa Johan Frederik Bennink die in 1880 werd geboren, woonde in de Wassinkbrink. Op weg naar school in Zelhem, liep hij dagelijks langs de Coopsmolen. Als kind was hij al helemaal gek van die molen en hij was er vaak na schooltijd te vinden. Hij begint zijn loopbaan als knecht bij Kruithof op de Velsmolen, de huidige Benninkmolen.

Kleindochter Henny Bennink vertelt dat die molen een grondzeiler was, waarvan de wieken vlak boven de grond draaien. Maar als de hond overlijdt nadat deze een klap van de wieken heeft gehad, beslist opa dat de wieken hoger geplaatst moeten worden, op een stelling. Opa heeft inmiddels de molen overgenomen van Kruithof. Voor de nieuwe molen komt de romp uit Dichteren, net als een oude wiek die kan worden hergebruikt. De stenen komen weer van pas en de huidige as komt van de Coopsmolen. Onderdelen worden zo bij elkaar gezocht en in 1921 kan de molen gaan draaien. Broers van opa waarschuwen hem: “Neem toch motoren want een windmolen is niet productief”.  Maar opa zegt:  “Er komt hier geen motor in! Dan moeten de boeren maar een paar dagen langer wachten op hun meel”. Opa kent de lucht heel goed. Hij ziet ook in 1925 de windhoos van Borculo aankomen. “Dit geet te hard”. Hij vindt de kleppen van de wieken later op kilometers afstand terug.

Kort na de oorlog stopt opa met malen vanwege zijn gezondheid. Zoon Frits heeft een T-ford waarmee hij stro en hooi voor de boeren vervoert, maar in de oorlog wordt deze T-ford gevorderd. Opa beslist dat hij dan nu wel op de molen kan komen werken en zoon Theodoor komt op de boerderij. Theodoor bezorgt ook zakken meel bij de boeren met paard en wagen.

Henny heeft opa niet bewust gekend, want ze was 2 jaar toen hij overleed. Maar ze weet uit de verhalen dat opa altijd aan haar vroeg: “Wat zegt het molentje?” Als klein kind begon ze al exact het geluid na te doen dat de tandwielen maken als de molen draait, als opa er aankwam.

Opa Johan Frederik Bennink met echtgenote en twee van hun kinderen: Jet en Theodoor. Later worden nog Antje, Frits, Han en Mimi geboren. (Foto: Henny Bennink)

Het malen moet doorgaan

Als opa overlijdt, wordt de molen stopgezet en komt er een grote scheepsmotor in. Er moet gemalen worden, wind of geen wind. Henny herinnert zich alleen nog dat de wieken stil staan en dat de dieselmotor staat te stampen. Haar moeder werkt mee in de molen met zakken aan de ketting doen, die naar boven moeten worden getrokken en ’s avonds maakt ze de rekeningen op. De jeugdjaren van Henny spelen zich af in de molen met o.a. verstoppertje spelen en op stapels zakken klimmen. De verschillende graansoorten staan bij elkaar. Als er van één soort, bijvoorbeeld tarwe, niet zo veel is, staat er een stapel van maar 1 zak breed. Het is de kunst om dan juist daar op te klimmen. “Ik ging wel eens met stapel en al onderuit. En dan maken dat je uit de molen kwam voordat vader er achter kwam”. Als vader Frits 65 jaar is stopt hij met malen. Zijn stoflongen maken ook dat het gewoon niet langer meer kan. Overstegen wordt volgebouwd, er zijn minder boeren en coöperaties komen opzetten. “’t Is mooi gewest”,  zegt hij.

Stichting Doetinchemse molens

De gemeente Doetinchem wil graag samen met deze Stichting alle drie molens (Walmolen, Aurora en Benninkmolen) behouden. De grond wordt gekocht en de molen wisselt voor een symbolisch bedrag van f1,00 van eigenaar. Frits is er hard voor dat de molen zo in stand kan blijven en weer mooi wordt opgeknapt. De gemeente brengt in 1980 de molen weer in historische staat: de motor gaat er uit en de wieken krijgen hun functie terug. Als de buurt wordt uitgenodigd voor de officiële heropening spreekt Hendrik Dales namens de buurt. De buurt wil wel komen, maar de naam Velsmolen “zegt ons niks”. Het moet Benninkmolen worden. De gemeente gaat hierin mee.


Honderd jaar Benninkmolen!

Toos Lenderink

Aan de Varsseveldseweg waar deze ons zo vertrouwde molen staat, stond vroeger een kleine stenen grondzeiler, gebouwd in 1856 door B. Vels. Omdat die molen in slechte staat verkeerde, werd hij in 1920 gesloopt. De toenmalige eigenaar, Johan F. Bennink, zette hiervoor in de plaats een stellingmolen op een nieuw stenen voetstuk, gebouwd met onderdelen van o.a. de Buursinkmolen. Op 16 november 1921 werd deze molen officieel in bedrijf gesteld. Inmiddels dus 100 jaar geleden!

De gemeente Doetinchem koopt in 1976 de molen van Frits Bennink. Op dat moment wordt de molen door een motor aangedreven voor een continue maalproces. Nu wordt er weer opnieuw een ‘echte’ windmolen van gemaakt met wieken die op windkracht draaien. Molenbouwer Beckers kan dit omvangrijke werk, als gevolg van ziekte, niet voltooien. Herman Groot Wesseldijk maakt het verder af en in 1980 wordt de molen opnieuw in gebruik genomen. Het is een mooi staaltje molenbouw geworden met zijn bekleding van ongeveer 700 schaliën.

De molen, die eerst de naam Velsmolen draagt, wordt na de restauratie in 1980 door het bestuur van de Stichting Doetinchemse Molens omgedoopt in Benninkmolen.

Molenaars opleiding

Theo Hendricksen leest na zijn vroegpensioenering een advertentie waarin de Stichting Doetinchemse molens om vrijwillige molenaars vraagt. Dit lijkt hem wel wat en in 2018 komt hij bij Leo Luttikholt in de leer. Van deze zeer ervaren molenaar leert hij de fijne kneepjes van het vak. De Stichting Doetinchemse molens leidt alleen op voor de Doetinchemse molens en heeft een eigen examencommissie. Tijdens de opleiding wordt er op alle drie molens: de Aurora, de Walmolen en de Benninkmolen ervaring opgedaan. Ook al zijn het alle drie korenmolens, elke molen is anders. Elk onderdeel van de molen moet bij zijn historische naam te benoemen zijn. De opleiding duurt minimaal een jaar, want alle jaargetijden en alle winden moeten meegemaakt zijn. “Waar komt de wind vandaan? Dus kruien”. In 2019 slaagt Theo voor het examen en krijgt de sleutel van de Benninkmolen. Zijn leerling-overeenkomst wordt omgezet naar een vrijwillig-molenaarsovereenkomst. Als Leo Luttikholt stopt, wordt Theo in zijn plaats aangesteld als vaste molenaar. Nieuwe molenaars zijn altijd van harte welkom! Fysiek moet je daarbij ook in de wieken kunnen klimmen om de zeilen op te hangen.

Dagelijks werk

Als eerste wordt de blauwe wimpel, de vlag uitgehangen. Daarna worden de lagers met reuzel ingesmeerd en volgt er een inspectieronde: ligt er een uilenbraakbal of iets anders op de grond? “Het gevlucht wordt op de wind gekruid en moeten de zeilen er wel of niet op?” Verder is Theo veel in de weer met klus- en schilderwerk.

Er wordt meestal  “gedraaid voor de prins”, wat betekent draaien zonder te malen omdat de stenen er niet op liggen. Om meel te mogen malen voor menselijke consumptie moet er minimaal 100 kg per week verwerkt worden. De Keuringsdienst van Waarde stelt deze eis om de hygiëne van de stenen te kunnen waarborgen. Alleen bij minimaal windkracht drie, en alle zeilen bijgezet, kan er voor georganiseerde bezichtigingen, open Monumentendag of voor collega’s om te oefenen worden gemalen. Dit meel wordt dan als veevoer beschikbaar gesteld.

Wieken

De wiekenstanden worden landelijk en regionaal verschillend toegepast. Bij het overlijden van Bernhard Heuthorst, Henk Wassink en recent voor Gerard Keurentjes, werden de wieken in de rouwstand gezet. “Als mensen uit de buurt daar prijs op stellen, dan zetten we de wieken in de rouw- of trouwstand. Maar dan moeten we het wel weten”. Het verzoek van Theo is dan ook om dat bij hem te melden. Telf.  nr 06-41718830. Meer gegevens van de molen en de wiekenstanden zijn te vinden op de website Stichting Doetinchemse Molens.nl

Alle meelproducten die hier verkocht worden komen van ‘De Vier Winden’, de molen uit Vragender. Recent hebben zij daar het predicaat hofleverancier ontvangen. De eigenaar heeft ook een molen in Klarenbeek, waar de diverse mengsels worden afgewogen en verpakt. Meel, bakmixen en andere natuurproducten zijn te koop tijdens de openingstijden van de molen.

Het leuke aan molenaar zijn op de Benninkmolen is dat er altijd veel reuring is: veel aanloop, veel kluswerk, overleg met de molenbouwer over noodzakelijk onderhoud, bijhouden van schilderwerk en de in- en verkoop van producten.


De vlasakker van Heleen van Os-Lorijn

Joop Helmink

Aan de Steverinkstraat in de Gaanderse Hei is de vlasakker van Heleen van Os-Lorijn: het resultaat van haar passie om oude ambachten te koesteren en uit de vergetelheid te halen. Voor Heleen is  vezelvlas één van de producten die ze oogst in haar tuin en waarvan ze de  zaden bewaart om de liefhebber ter beschikking te stellen. Ik ontmoet Heleen op een mooie zomeravond op de dag dat de vlasstengels zijn “getrokken” en te drogen gelegd. Deze handeling volgt op het zaaien, groeien , wieden, bloeien en het zaden zetten van het vlas, de grondstof voor de productie van linnen.

Productieproces

Voor 1920 werd er nog vlas geteeld op bijna elke boerderij, ook in onze streek. Het proces van vlasstengels tot een linnen product was zeer arbeidsintensief en daardoor was linnen heel kostbaar.

Omstreeks de 100ste dag van het jaar kon vlas gezaaid worden, dat was een secuur karwei en moest nauwgezet worden gedaan. Na opkomst van het zaad was het belangrijk om het onkruid te verwijderen. Na 100 dagen kon geoogst worden, de tijd was rijp als de vlas “geschoond was” dan vielen de blaadjes aan de voet van de stengel eraf. Dan begon het proces om tot uiteindelijk een linnenkabinet vol met kostbaar linnen te komen.

Het productieproces van vlas

  • Drogen: het drogen van het vlas op schoven of op een rek
  • Repelen: zaadbollen eraf kammen (na de rogge-oogst)
  • Rotten: de stengels laten rotten om de vezel los te weken van de houtstructuur
  • Drogen: de vlas wordt rechtop zetten waardoor het rottingsproces  stopt
  • Braken: de stengels breken om de houtstructuur te verwijderen, en de vezels vrij te maken ( als de aardappels uit de grond zijn)
  • Hekelen: de vlasstengels over de hekel halen (een blok met fijnmazig opgestelde ijzeren spijkers) waardoor de laatste resten van de houtstructuur worden verwijderd en het vlaslint zich splijt
  • Vlechten: de vezels vuistdik vlechten tot een ”poppetje” en opslaan voor verder verwerking
  • Vlasrokken maken: de vlaspoppetjes uit elkaar halen, de vezels moeten in lengtedraad liggen en niet in een kluwen, anders kan er niet gesponnen worden

Spinnen en Weven

Na het productieproces kan het spinnen beginnen. Dit tijdrovende werk was echt werk voor de lange winteravonden en –dagen. Voor een lap linnen stof van 70 cm breed en 10 meter lang is meer dan 30 km garen nodig. Na het spinnen moet de draad afgehaspeld worden, gewassen en eventueel gebleekt.

Was er voldoende garen gesponnen voor een rol linnen, dan werd de wever gewaarschuwd. Aan de Steverinkstraat was rond 1822 ook nog een wever actief.

Voordat de doekrolletjes netjes in de kast konden worden gelegd, volgde  een uitgebreid proces van reinigen, wassen en bleken van de ruwe linnen stof.

Het resultaat een goed gevulde linnenkast

De linnenkast was de trots van “de dochter des huizes”: zij zorgde ervoor dat als ze trouwde de linnen-uitzet voor elkaar was.

Voor elke levensfase in een mensenleven was linnen nodig. Bij de geboorte van een kind werd de baby in linnen gewikkeld en bij het einde van het leven werd het lichaam in een linnen hennekleed gewikkeld. Heleen heeft nog een mooi exemplaar van een doodskleed van EBW aan de kast hangen. Dit monogram staat voor Everhard Bernardus Witten, geboren op Bouwhuis in de Slangenburg. Van tafellaken tot beddengoed en werkkleding, alles werd gemaakt van linnengoed.

Verloren kennis

Heleen wil alles weten over de geschiedenis van linnen en de productie ervan. Ze vertelt dat de Egyptenaren al de fijnste linnen stoffen in gebruik hadden.

Het is het waard om te onderzoeken hoe het in onze geschiedenis werd gebruikt en toegepast. Heleen doet daarom een oproep aan iedereen die wat weet van dit oude ambacht. Veel kennis is verloren gegaan in de tijd. Welkom bij Heleen dus om hierover van gedachten te wisselen. Omdat Heleen het belangrijk vindt deze kennis aan de volgende generatie door te geven, worden haar kleindochters volledig ingewijd in de geheimen van vlas en linnen.

Spreekwoorden en gezegden met betrekking tot vlas

  • Ergens op vlassen (op iets belust zijn, op iets loeren)
  • Over de hekel halen (iemand flink onderhanden nemen)
  • Dat vlas is niet te spinnen ( daar is niets mee te beginnen )
  • De uitzet verzamelen ( uitzet zijn de goederen o.a. linnen die een meisje mee krijgt als ze gaat trouwen, waarmee ze uit haar rechten van de nalatenschap werd gezet) )
  • de (linnen) lakens uitdelen ( het voor het zeggen hebben)
  • ne vrouwenhand en ne peerdentand meugen nooit stille staon
  • ergens een hekel aan hebben (iets niet fijn vinden)