De plek van……smid Bussink in de Heidenhoek

Toos Lenderink

Nog geen honderd jaar geleden zag je in ons buitengebied veel smederijen. Met behulp van hamer en aambeeld werden metalen gereedschappen gemaakt of gerepareerd. Boeren, loonwerkers en paardenbezitters kwamen er voor hun karrewielen, messen, nagels of hoefijzers. Tegenwoordig zijn er nog wel meerdere hoefsmeden, maar slechts een enkele ambachtelijke smid – die zich dan vooral toelegt op siervoorwerpen of hekken. Constructie- en installatiebedrijven werden de nieuwe metaalbewerkers.

Gerrie Bussink vertelt

Gerrie groeide op in Doetinchem. Haar broer Wim werkte bij Boeijink in de Heidenhoek, onder andere in de winkel. Deze Spar-levensmiddelenwinkel organiseerde op een dag een busreisje, en Gerrie mocht ook mee. Tijdens deze reis kwam ze in de kabelbaan naast Herman te zitten. Dat was het begin van een fijne relatie. “Kom mien niet an mien Herman!”

In 1962 trouwden Herman en Gerrie en ze trokken in bij zijn ouders en broer Bennie, op de hoek van de Heidenhoekweg en de Boeyinkweg. Ze woonden in het huis naast de smederij en de winkel. In deze winkel werden onder andere glaswerk, Sola-bestek, pannen, weckflessen en weckringen verkocht, maar ook kachels. Het gebeurde regelmatig dat, net als je tussen de middag aan tafel zat, ineens de winkelbel ging.

Het ijzer smeden als het heet is

Als oudste zoon volgde Herman, zoals toen gebruikelijk was, zijn vader op als smid. Hij leerde het vak van zijn vader, maar volgde ook scholing in Emmeloord, waar hij onder andere leerde lassen. Het vuur in de smederij werd gestookt met speciale kolen, waarmee temperaturen boven de 1000 graden Celsius bereikt konden worden. Boven het vuur hing een soort afzuigkap. Op maandagmorgen werden meestal paarden beslagen, dat rook altijd zo sterk! Behalve smeden en lassen werden er vanaf 1976 ook veel puntstukken gemaakt. Hiervoor moesten gaten in buizen geboord worden. Herman zijn vader haalde de bramen eraf, zodat de buizen mooi glad werden. Gerrie knipte het gaas op maat, dat Herman vervolgens strak om de buizen heen rolde en met soldeertin aan elkaar soldeerde. Het was werk dat met veel liefde werd gedaan. Smeden was mooi, maar ook zwaar werk.

In 1995 overleed Herman helaas na een jaar ziek te zijn geweest. Er was geen opvolger voor de smederij en ook de winkel ging toen dicht. Gerrie heeft uiteindelijk vierenvijftig jaar met veel plezier in de Heidenhoek gewoond.

Ze is blij dat haar oud-buurjongen Sander Velthorst er nu woont, samen met partner Janneke en hun drie dochters Fenne, Linde en Sterre.

Sander werd geboren in Zelhem, maar het gezin verhuisde al snel  naar de woning naast smid Bussink. Hij zei altijd: “Dit hier is een geweldig plekje. Het spreekt voor zich dat ik hier later ook graag wil wonen”. Janneke groeide ook buitenaf op en voelt zich hier helemaal thuis. Voor de kinderen is het een waar speelparadijs achter het huis en de zolder boven de oudere smederij is ook hun domein. Als elektromonteur kan Sander de oude smederij goed gebruiken als werkplaats.

De woning, winkel en werkplaats zijn verbouwd tot een comfortabele, moderne woning. Met advies van een architect, maar grotendeels eigenhandig, met hulp van zijn broer Maarten, die timmerman is. Op zaterdagen kwamen veel vrienden helpen. Broer Maarten is inmiddels hun naaste buurman, als bewoner van het ouderlijk huis. Gerrie woont inmiddels naar tevredenheid in het dorp Zelhem. Naast het contact met haar kinderen en kleinkinderen heeft ze daar ook veel andere sociale contacten en kan daar volop van genieten. Maar bij het jaarlijkse buurtfeest in de Heidenhoek is ze nog altijd van de partij.


Kunst in de kijker

Hanneke is beeldend kunstenaar. Toen ze jong was, volgde ze eerst de lerarenopleiding en vervolgens de Kunstacademie in Den Haag en Rotterdam. Daarna werkte ze enkele jaren als docente beeldende vorming onder andere op het Ulenhofcollege. Met een jong gezin en een onderwijsbaan bleef er destijds echter niet veel tijd over voor het maken van eigen kunstwerken. Gelukkig is die tijd er nu wel.

Ze is gefascineerd door verval en vervorming; daarin schuilt voor haar een zekere schoonheid. Als kind was ze al bezig met fossielen, knekelhuisjes en ruïnes: wat blijft er over en hoe lang duurt dat dan? 

Of wat gebeurt er met vormen die gespiegeld en uit elkaar getrokken worden in een wateroppervlak? Bijvoorbeeld de herfstbomen uit de Slangenburg, met verkleurend blad dat weerspiegeld wordt in de kasteelgracht. Daarvan maakt ze ritmisch samengestelde collages met foto’s en inkt. Het is zoeken naar het juiste ritme, het lijnenspel, de contrasten en de kleurenopbouw. Het lijkt zo eenvoudig, maar het is een langdurig werkproces. En Hanneke is perfectionistisch: het moet helemaal goed zijn en anders begint ze opnieuw.

Zelfs in vervallen en vervormde gebouwen of een vervormd landschap ziet zij schoonheid. Het kan gaan om een ingestort flatgebouw, een beschadigde fabriek of een opgestuwd stuk aardoppervlak. Welke vreemde, nieuwe vormen blijven er over na de verwoesting? Wat kun je nog zien van de oorspronkelijke vorm? Daar maakt ze driedimensionale kunstwerken van  karton en papier-maché met tekeningen of foto’s erop. Ze noemt deze kunstwerken ‘fragmenten’ of ‘installaties’. De inspiratie voor deze werken vindt ze in de actualiteit zoals oorlogen, aardverschuivingen of tsunami’s. Ook hier is ze lang bezig om de juiste verhoudingen te vinden. Ze experimenteert met technieken en noteert haar bevindingen en ‘recepten’ in een logboekje.

Hoewel haar werk regelmatig wordt verkocht en geëxposeerd, vindt zij het ontwikkelingsproces zelf het belangrijkst. Dat vond ze vroeger al bij haar leerlingen in het voortgezet onderwijs en nu weer bij de tekencursussen die ze geeft in haar eigen atelier. Daarbij vindt ze het belangrijk dat cursisten loskomen en ontdekken welke technieken en materialen bij hen passen – en dat ze leren goed te kijken. In het najaar start er weer een nieuwe tekencursus en er zijn nog plaatsen vrij.

Daarnaast biedt ze rouwbegeleiding aan, na verlies van een geliefde, van gezondheid of van werk. Dat doet ze op beeldende wijze. In het begin willen vrienden en familieleden er wel over praten, maar na verloop van tijd neemt dat af. Soms zijn er zelfs geen woorden meer voor. Hanneke kan goed luisteren en geeft de mogelijkheid om via beeldende expressie met het verlies om te gaan, met kleuren, verf of klei. En dat zelfgemaakte kunstwerk kan weer gesprekken opleveren die leiden naar een nieuw begin.

www.kunstenmakerij.net


De plek van…..

Toos Lenderink

Over meerdere bewoners uit de buurtschap IJzevoorde is al eens geschreven. Over gitaarbouwer Jan Lievers, doedelzakspeler Johan van Doesburg, de muzieklessen op school IJzevoorde, Mario Vos van Villa d’ Or en over Gert Besselink, voormalig tuinman van kasteel Slangenburg. In de jaren ’50 van de vorige eeuw stonden er aan de Loordijk in IJzevoorde nog maar weinig gebouwen: onder andere de school, de meesterwoning en het dubbele huis met winkel van Kemper, waar nu Herman en Willy Lettink wonen. Eind jaren ’50 werd de kleuterschool gebouwd en tussen 1976  en 1978 bouwden de families Besselink, Boomkamp en Heusinkveld hun huis aan de Loordijk. Op de kruising met de Turfweg stond het kleine, oude huisje van de familie Tuenter. Zij woonden daar samen met hun dochter Dien, schoonzoon Gert (officieel Gerard maar iedereen noemde hem Gert) Fritz en hun vier kleindochters: Henny, Sonja, Gerdien en Ankie. Het huisje zelf was klein, maar in de grote schuur ernaast waren een douche en wc. (Foto Henny Heurnink-Fritz)

Van deze familie Tuenter woonden er destijds maar liefst twee gezinnen aan de Loordijk. Kleindochter Henny vertelt: “Mijn vader Gert Fritz en moeder Dien Tuenter trouwden destijds in bij opa en oma aan de Turfweg. Tante Aaltje woonde met haar man Bernhard Lettink aan de Loordijk op huisnummer 21, recht tegenover de school. Oom Gert Tuenter woonde met tante Jans in het huis ernaast, op nummer 19.”

Na het overlijden van opa Tuenter kwam er grond beschikbaar, samen met verschillende bouwvergunningen. Het was oma Tuenter die doorzette: de hele familie verhuisde uiteindelijk naar Doetinchem, naar een huis dat door buurman Heusinkveld was gebouwd. Het kleine huis en de schuur aan de Turfweg (zie foto boven), waar Henny destijds woonde, werden gesloopt. De bouwtekeningen voor een nieuwe woning op deze plek lagen al klaar toen de familie Wilms de koop overnam. Zij pasten de tekeningen in overleg met de aannemer nog wat aan en kochten van buurman Roenhorst een aangrenzend stukje grond erbij. In 1979 betrokken Ruud en Tineke Wilms dit huis samen met hun gezin. “We hebben hier vijfenveertig jaar met heel veel plezier gewoond”, aldus Ruud. Onlangs zijn er in dit huis nieuwe bewoners gekomen: Anke en Tjerk Koopman.

Anke en Tjerk Koopman

Anke: “Als je aan komt rijden, is het meteen: de locatie!” “Weinig lawaai, bos in de buurt en de mensen zijn recht door zee”, vult Tjerk aan. “We zochten een klushuis, het mocht nog niet helemaal af zijn.” “Je woont buiten, maar hebt toch buren”, aldus Anke.

Anke en Tjerk kennen elkaar van de middelbare school, een mts waar Anke samen met één ander meisje tussen vijfhonderd jongens zat. Tjerk is van huis uit elektronicus en werkte later als freelancer en technisch directeur bij een bedrijf dat laboratoriumanalyseapparatuur ontwikkelde en verkoopt. Momenteel is hij nog bezig met een methode om endoscopen beter te reinigen. “En een tijdlang kwam hij veel in koeienstallen”, vertelt Anke. “Bezig met het ontwikkelen van apparatuur om celgetallen in melk te meten voor het opsporen van (beginnende) uierontsteking.”

Anke werkte als activiteitenbegeleider bij ouderen. Creativiteit is haar grote passie: ze naait, breit en bedenkt spellen, onder andere voor mensen met een visuele beperking.

Kinderen en kleinkinderen
Op de vraag of ze kinderen hebben, wordt het opeens stil. Ze hebben vier kinderen: Lieke, Selma, Eline en Ronald. Eline, hun jongste dochter, werd geboren met een syndroom en overleed anderhalf jaar geleden. Ze had een lichte beperking en woonde begeleid zelfstandig. Haar laatste tien levensjaren waren intensief en zwaar. Wel hebben ze samen mooie herinneringen kunnen maken.

De andere kinderen wonen niet dichtbij, maar er wordt regelmatig opgepast. Binnenkort wordt hun vierde kleinkind verwacht. Ze denken na over logeermogelijkheden, ook voor vrienden uit hun vorige woonplaats Houten, die de weg naar IJzevoorde inmiddels weten te vinden.

Naoberschap
Dat veel mensen hier al ‘achterom’ komen voor een praatje, zegt genoeg. Ze kennen de buren en Tjerk helpt mee met het ophalen van spullen voor de rommelmarkt. Ook doen ze mee aan andere activiteiten in de buurt. Dat de naaste buren hier ook Annie en Henk heten – net als in Houten – is wel heel treffend.

Vrije tijd en hobby’s
Muziek is een grote hobby van Tjerk. Hij speelde basgitaar in een band, maar door gehoorschade en tinnitus zoekt hij nu vaker een rustig hoekje op. Beiden houden van hardlopen en wandelen. “Hardlopen is hier anders door de omgeving. Vroeger vond ik vooral het moment daarna leuk! Nu is het onderweg ook genieten van alles wat je ziet”, vertelt Tjerk. Anke is ook graag in de tuin, houdt van yoga en fietst veel – sinds de verhuizing op een elektrische fiets vanwege de afstanden.

Plannen
Voor nu eerst nog een beetje tot rust komen. Tjerk knapt zelf de badkamer op, er komt een nieuwe keuken en mogelijk volgen er nog andere aanpassingen. Maar de authenticiteit van deze woning willen ze zeker behouden. “Het verhaal achter de dingen hier, speelt echt mee.”


Loonbedrijf Wisselink: een begrip in Slangenburg en omgeving

Joop Helmink

Gesprek met Jurgen Wisselink
In Slangenburg en omgeving is loonbedrijf Wisselink al bijna een eeuw een begrip. Jurgen Wisselink, derde generatie en eigenaar, blikt terug op de rijke historie en vertelt openhartig over de veranderingen die hem hebben doen besluiten een nieuwe weg in te slaan. Een verhaal over passie, veranderingen en nieuwe kansen.

Een bedrijf met een lange geschiedenis

Aan de Pierikstraat in Gaanderen staat het bekende familiebedrijf: Loonbedrijf Wisselink. “Mijn opa Derk Wisselink begon samen met Hendrik Eelderink het loonbedrijf in de jaren dertig”, vertelt Jurgen. “Toen kwam de mechanisatie van het boerenleven op gang.”

Alles begon met het dorsen van graan. Voorheen gebeurde dat nog met de hand of met een paardenomloop. De eerste investering was groot: een Fordson-tractor met dorsmolen, gekocht voor 1580 gulden. “Dat was toen een enorme som geld”, lacht Jurgen. “Maar het veranderde alles. Iedereen kent de beelden nog wel van die stromijten die op de boerenerven stonden te wachten op de dorsmachine.”

Groeiende mechanisatie

Jurgen is opgegroeid tussen de machines en het boerenland. Als derde generatie heeft hij de mechanisatie echt zien exploderen.
“Toen ik begon, was er al veel gemechaniseerd. Maar wat er daarna is gebeurd, is bijna niet te geloven”, vertelt hij. “Tegenwoordig sturen satellieten de machines aan.”
Hoewel Jurgen de techniek bewondert, heeft hij ook zijn twijfels. Alles wordt grootschaliger, en door het verdwijnen van boerenbedrijven — mede door regelgeving en opvolgingsproblemen — wordt het voor kleine loonbedrijven steeds moeilijker.
“De investeringen zijn enorm”, legt hij uit. “En als boeren stoppen, verdwijnen ook onze klanten en dus onze omzet.”

De boerenstand onder druk

Dat stoppen met bedrijfsvoering door boeren is volgens Jurgen een groot probleem. “Veel boerenbedrijven hebben geen opvolging. En door steeds strengere regels haken nog meer boeren af. Als een veehouder stopt, nemen akkerbouwers het land vaak over en die hebben hun eigen machines. Dan hebben ze ons niet meer nodig.”

Het loonbedrijf richtte zich altijd op gras maaien, kuilvoer inmaken, mais hakselen en graan zaaien en oogsten. “Alles wat met gras, mais, graan en mest te maken heeft, daar hebben wij machines voor”, zegt Jurgen.

Maar hij ziet de toekomst somber in: “Over vijf jaar zijn er in deze omgeving bijna geen boeren meer actief”, voorspelt hij. “In de Gaanderse Hei staan nog steeds dezelfde huizen als dertig jaar geleden, maar er is nog maar één actief boerenbedrijf over: Kroets met zijn mooie melkvee bedrijf.”

Veranderingen accepteren

Jurgen vertelt nuchter over de veranderingen. “Er wordt hard gesaneerd. We moeten eten, maar we maken het onze eigen boeren bijna onmogelijk met alle regels. Tegelijkertijd worden net over de grens grote boerenbedrijven opgestart. Dat steekt wel.”

Het loonbedrijf heeft een lange geschiedenis. In 1974 namen Jurgens vader Gert en oom Herman het over van opa Derk. Later bleef Gert samen met Jurgen eigenaar.
In 2004 sloeg het noodlot toe: door een brand ging het oude pand aan de Lovinkweg verloren. “Dat was heftig”, herinnert Jurgen zich. “Maar we zijn opnieuw begonnen aan de Pierikstraat. Met een modern pand en vernieuwde machines.”

Een nieuwe koers

Na dertig jaar hard werken en bouwen heeft Jurgen nu een moeilijke beslissing genomen. “Ik stop met het loonbedrijf zoals iedereen dat van ons kent en ga kleinschalig verder met wat ik alleen kan”, vertelt hij open. “Het was geen makkelijke keuze, zeker niet omdat ik afscheid moet nemen van medewerkers en klanten waar ik al zo lang mee samenwerkte.”

Maar Jurgen kijkt ook vooruit. Hij heeft naast het loonbedrijf altijd al een handel in houtbewerkingsmachines gehad, en die wil hij nu verder uitbouwen. Onze reparatiewerkplaats staat bekend om het vakwerk dat we leveren. Maar eerst neem ik even de tijd om alles een plek te geven.”

Met zijn ervaring, nuchtere blik en ondernemingszin is Jurgen klaar voor een nieuwe toekomst, waarin vakmanschap en passie opnieuw samen zullen komen.


Halse wagenbouwers houden traditie in ere

Wagenbouwers ’t Fort, Ton Asscheman, Ralph van der Graaf, Martin Grobbe, Joyce van der Graaf, Johan Boomkamp, Yoren Boeren, Robert Beumer, Martin Steenbakkers. Op de foto ontbreken Frank Eskes en Jurgen Legters.

Carel de Vries

“We doen het puur voor de gezelligheid, maar we willen ook wel graag winnen,” zegt Ton Asscheman. Hij spreekt namens de wagenbouwers van buurtschap ’t Fort, genoemd naar de Fortstraat in Halle. Bij dat ‘winnen’ worden ze nogal eens in de weg gezeten door een andere groep wagenbouwers uit Halle, die van de Bielemansdijk.
“Het is elk jaar weer een vriendschappelijke, sportieve competitie,” zegt Ben Radstake van de Bielemansdijk-groep. “Maar uiteraard doen we allemaal ons best om de mooiste en origineelste wagen te bouwen. Het streven is om de wagen elk jaar net weer een beetje mooier en indrukwekkender te maken dan het jaar ervoor.”

Daar zijn de twee groepen inmiddels weer druk mee bezig. In februari begint het bedenken, lassen, timmeren en schilderen. Achter gesloten deuren, want het ontwerp moet tot vlak voor de optochten geheim blijven. Optochten, in meervoud, want behalve door Halle trekken de groepen met hun wagens tijdens de kermissen ook door andere dorpen in de omgeving.

Mooie traditie onder druk

Het wagenbouwen is een brede traditie op het platteland in Oost- en Zuid-Nederland. Je komt de praalwagens tegen in optochten tijdens kermissen, carnaval, bloemencorso’s en Koningsdag. In veel dorpen zijn ze een vast onderdeel van de jaarlijkse feestvreugde.

Met de wagens vertellen de bouwers korte verhalen over actuele politiek, maatschappelijke ontwikkelingen, historische voorvallen en opmerkelijke nieuwsfeiten. Meestal met een knipoog en een dosis humor, nemen ze de onderwerpen op de hak.

Nog elk jaar trekken er honderden wagens door de Achterhoekse dorpen. Maar de traditie staat onder druk. In sommige dorpen is de jaarlijkse optocht met praalwagens al verleden tijd, zoals in Hengelo. En bestaande groepen hebben dikwijls moeite met het vinden van nieuwe (jonge) deelnemers.

Ben Radstake: “Onze groep kan ook wel verjonging gebruiken. Wij zijn inmiddels allemaal zeventig- en zelfs tachtigplussers. Ik denk dat het probleem is dat jonge mensen vaak allebei buitenshuis moeten werken om hun woning op het platteland te kunnen betalen. Mensen zijn druk en hebben weinig tijd. Ook denk ik dat tegenwoordig veel mensen niet meer gewend zijn om met hun handen iets te maken. Zij hebben andere kwaliteiten. Vroeger waren het hier aan de Bielemansdijk allemaal boeren, en die waren gewend om te lassen, te timmeren en aan machines te sleutelen.”

“Ik vind het wel jammer dat het aantal wagens zo terugloopt. Nu doen in de Keijenborg nog zeven wagens mee; dat waren er tien jaar geleden nog tweemaal zoveel. In Halle heb je, naast de bijdragen van de schoolklassen, nog twee grote praalwagens. In Zelhem hebben ze gelukkig nog altijd een mooie grote optocht. Daar doen wij met de twee wagens uit Halle ook aan mee.”

Geheime ontwerpen

De wagenbouwers van ’t Fort hebben veel praktische vaardigheden in huis. Ton Asscheman: “Ik heb gewerkt als werkvoorbereider bij een aannemer en maak dit jaar met de computer de bouwtekeningen voor onze wagen. Daarnaast hebben we een goede lasser, een timmerman en iemand die goed is met mechanica en automatisering in ons team.”

Na de koffie in de keuken van Robert Beumer gaan we naar de schuur achter op het erf, waar aan het nog geheime ontwerp wordt gewerkt. De eerste contouren worden al zichtbaar. Ton: “In februari besteden we altijd twee avonden aan het bedenken van het ontwerp. Na de nodige kopjes koffie en pilsjes komt er dan een plan uit. Op basis daarvan maken wij het ontwerp, we komen vaak uit op politieke thema’s. Belangrijk is dat het een mooie wagen wordt, met bewegende delen en fraai uitgedoste figuranten eromheen.”

De groep van de Bielemansdijk komt bijeen in een grote loods, goed verstopt in een bosje van Gert Wassink. Gert, de nestor van de groep, was vroeger loonwerker en is nog steeds erg handig met het lasapparaat en met machines en werktuigen.
Gert: “Wij doen dit met ons groepje nu al meer dan vijfentwintig jaar. Wij vinden het een uitdaging om van oude, gebruikte materialen weer iets moois te maken. We hebben niet veel geld te besteden, dus we werken alleen maar met tweedehands materiaal en verf.”

Ben Radstake: “In februari komen we bij elkaar. Na het vierde borreltje ontstaat dan meestal wel een idee voor een wagen.” Het idee voor dit jaar wil hij nog niet prijsgeven.

Prijzengeld

Een onafhankelijke jury, vaak afkomstig uit een ander dorp, beoordeelt de wagens. De winnende groep valt in de prijzen. “Maar daarvoor hoef je het niet te doen,” zegt Ben Radstake. “In Keyenborg is de hoofdprijs €500 maar soms is die niet meer dan €25.”

Voor de twee wagens uit Halle start het optochtenseizoen met Sint Jan op 24 juni in Keijenborg. Daarna volgen de optochten in Halle, Halle-Heide, Zelhem en tot slot, eind oktober, de optocht in De Veldhoek.

Ben Radstake: “Na De Veldhoek zit het seizoen erop. Dan breken we de wagen weer af en beginnen we na de winter weer na te denken over welk thema we dat jaar eens bij de kop zullen pakken.”

Wagenbouwers Bielemansdijk, vlnr: Ben Radstake, Dinie Buunk, Gert Wassink, Jan Beendsen, Gerrie Buunk en Bennie Smeitink.

Zaterdag 6 juli reden beide wagens mee in de kermisoptocht te Halle. En zo mooi zijn ze geworden:


Kunst in de Kijker

Weefwerk van Riek Bruggink – te Voortwis

Anneke Zwager

Deze keer ben ik op bezoek bij Riek, weefster in hart en nieren. Wat begon met een patroon uit de Ariadne is uitgegroeid van een serieuze hobby tot kunstenaarschap. Ik word ontvangen in een kamer in Scandinavische sfeer en veel licht. Er hangt een prachtig wandkleed aan de muur in verschillende kleuren rood. In de boekenkast staan verschillende driedimensionale weefwerken. Zoiets heb ik niet eerder gezien; daar wil ik meer van weten. Het werk van Riek ziet er modern en professioneel uit. Ze doet het bijna vijftig jaar en heeft zich systematisch ontwikkeld. En dat blijkt wel als ze vertelt.

Riek is geboren in een boerengezin in Breedenbroek, kreeg daar de eerste jaren les van meester Silias (die later in Halle-Heide lesgaf). Verdere scholing volgde in Aalten en Doetinchem. Ze leerde haar man Cor kennen en als jong stel vestigden ze zich in Ede, later met de drie zoons in Almelo en nog weer jaren later in Doetinchem. In de jaren ‘70 maakte Riek kennis met het weven, ze deed een basiscursus en ging op een geleend weefgetouwtje aan de slag. Ze kreeg van haar man een mooi tafelgetouw, zodat ze zich verder kon bekwamen. En van het één kwam het ander. Ze werd lid van een weefkring en uitgedaagd tot nieuwe onderwerpen en technieken met name door veel te experimenteren. Ze deed opleidingen in handvaardigheid en textiel, gaf les en lezingen, schreef artikelen en vervulde bestuursfuncties.

Ze ontwikkelde haar eigen stijl: abstract, gebaseerd op structuren en ritmes. Als je het hebt over weven, dan heb je het over de schering (de ketting) en de inslag. Als ketting worden garens gebruikt. Voor de inslag gebruikt Riek niet alleen garens zoals wol, linnen en katoen maar ook koperdraad en papier. En dat papier wordt gevouwen en soms beplakt en geborduurd. Koperdraad geeft de mogelijkheid om het werkstuk te vormen tot een driedimensionaal object. Haar inspiratie vindt ze in natuurlijke ritmes en structuren, zoals afdrukken van de branding op het strand, of het blad van de wingerd in de herfst. Als vanzelf gebruikt ze daarmee veel aardekleuren. Naast wandweefsels en objecten weeft ze ook sjaals.

Ze vertelt over een werkstuk dat bij haar in de kast staat. Ze had jaren geleden foto’s gemaakt van hout dat bij Lettink in IJzevoorde lag te drogen, zowel van de kopse kant als de lange kant. Mooie structuren zag ze er in, daar kon ze vast wel wat mee. Ze maakte wat proeflapjes om de structuren te vatten, daarna werden de lapjes opgerold om er weer ‘boomstammetjes’ van te maken. Dat vroeg wel om een lange ketting en een nog langere ketting, dus moest ze die opnieuw opzetten. Uiteindelijk werden de boomstammetjes gestapeld en tot een blok gemaakt. En de titel werd: STAPELGEK.

Van elk project wordt het hele proces van experimenteren, variëren en de ervaringen genoteerd en in een map gedaan. Zo kan ze altijd terugkijken. Die aantekeningen worden weer gebruikt als ze een cursus geeft. Want dat doet ze nog steeds. Ze vindt het fijn om anderen te inspireren en te zien wat anderen met de ideeën doen.

Misschien lijkt het of Riek niets anders doet dan weven. Dat is zeker niet waar. Ze was en is actief op sociaal gebied, o.a. in verschillende kerkelijke werkgroepen, de Wereldwinkel en Museum Smedekinck. “Want” zegt ze, “werken met en voor mensen is toch waar het echt om gaat in het leven.”

Meer info op www.wevenriekbruggink.nl


Martijn Leppink

Carel de Vries

Het contrast kan bijna niet groter. Vlak naast het historische kasteel Slangenburg, omringd door de oude bossen en statige lanen bevindt zich sinds 2015 het hypermoderne melkveebedrijf van Martijn Leppink en zijn ouders. Wanneer ik met Martijn door de stal loop, doen vier robots voor hem het werk. Twee robots melken de koeien, een andere robot veegt continue de mestgang in de stal schoon en een vierde robot brengt meerdere keren per dag volautomatisch vers voer voor het voerhek. Verleden en toekomst in harmonie naast elkaar op een eeuwenoude locatie. In harmonie, want het bedrijf aan de Varsseveldseweg is niet alleen high tech, maar ook natuurinclusief. Martijn: “Van de 85 hectare land die wij beheren, valt 18 hectare onder agrarisch natuurbeheer. Maar los daarvan hebben wij hier overal te maken met de natuur. Je moet ermee leren werken, maar wij vinden het mooi om te doen. We telen zelf ook graan als voer voor de koeien en hebben veel kruidenrijk grasland. Op die percelen zie je volop insecten en bloemen. Het is leuk als je dan van wandelaars complimenten krijgt.”

Natuur, milieu, dierwelzijn en economie

Het inspelen op de mogelijkheden van de plek en de wensen van de samenleving zien Martijn en zijn vrouw Miranda als een kans. “Voor veel werk dat wij voor de natuur doen, krijgen we een vergoeding van de overheid. En daarnaast heeft de zuivelfabriek waar wij de melk aan leveren een duurzaamheidsprogramma. Mede dankzij deze plek kunnen wij voldoen aan de hoogste duurzaamheidseisen, daardoor krijgen wij een mooie plus op de melkprijs.”

Die plus op de melkprijs heeft hij ook te danken aan de moderne stal die aan alle eisen voor dierwelzijn voldoet en omdat Martijn zowel de melkkoeien als het jongvee volop weidegang geeft. Maar ook kleinere zaken als nestkastjes en een insectenhotel zijn onderdeel van de in totaal eenenveertig punten waaraan het bedrijf moet voldoen voor de plus op de melkprijs. Al met al leveren werken aan natuur, milieu en dierwelzijn een serieuze bijdrage aan de economie van het bedrijf.

Verplaatsing met kopzorg

Martijn en zijn ouders zijn naar Slangenburg gekomen nadat zij in Barchem door de provincie waren uitgekocht voor de aanleg van natuurgebied Het Stelkampsveld. Bij de start op de nieuwe locatie stuitten ze echter op een fors probleem. Martijn: “Nadat ik de Hogere Landbouwschool in Dronten had afgerond, wilde ik samen met mijn ouders gaan boeren. Dat betekende dat het bedrijf voor twee gezinnen een inkomen moest opleveren. Daarom was ons plan erop gericht om te groeien van 70 naar 120 koeien. Maar juist toen wij onze plannen gingen realiseren voerde de overheid onverwacht de fosfaatquotering in. Die begrenst het aantal koeien dat je mag houden. De fosfaatquotering ging in op 1 juli 2015, dat was precies de dag dat hier het eerste beton voor de nieuwe stal werd gestort. Het gevolg was dat wij hoge kosten moesten maken om extra fosfaatquotum aan te kopen om de noodzakelijke groei mogelijk te maken. Volgens de overheid kwamen we niet in aanmerking voor een knelgevallenregeling.” Het was voor Martijn, Miranda en zijn ouders een moeilijke periode met rechtszaken en veel kopzorg. Daarbij hebben zij overigens veel steun ervaren van de provincie en Staatsbosbeheer, van wie zij het land pachten. “Iedereen wilde dat deze bedrijfsverplaatsing zou slagen. Alle partijen stonden achter onze plannen. Staatsbosbeheer heeft nog laten uitzoeken of een biologische bedrijfsvoeringperspectief zou bieden, maar dat bleek financieel niet haalbaar”, aldus Martijn.

Er is meer dan de boerderij

Nu, negen jaar later, draait het bedrijf, met iets minder dan de geplande 120 koeien, heel goed. Grootse plannen heeft Martijn voorlopig niet. “We gaan niet verder groeien of investeren. Het bedrijf is af. Nu is de uitdaging om steeds verder de puntjes op de i te zetten.”

“Boeren op deze plek zie ik als een kans”

Spijt van de keuze voor Slangenburg heeft Martijn niet. “Wanneer je de kans krijgt een nieuw bedrijf te starten, ga je nadenken waar je verder zou willen boeren. Veel boeren vertrekken in zo’n situatie naar de vruchtbare klei van Friesland, de Flevopolders of Zeeland. Wij zijn ook nog in de polder wezen kijken, maar dat is niks voor ons. Het is hier in de Achterhoek veel mooier. Elke dag werken in zo’n mooie omgeving als Slangenburg is toch prachtig. Bovendien hebben we hier onze familie en vrienden. Er is meer in het leven dan de boerderij. Geld is nodig, maar het maakt niet per se gelukkig.”


Julianne krijgt de kans om boerin te worden

Carel de Vries

“Ik heb mijn hele leven hard gewerkt om dit bedrijf op te bouwen. Wij vinden het heel jammer als het zou ophouden te bestaan. We kunnen het wel verkopen, maar als ik een ander ermee gelukkig kan maken, doe ik dat liever.” Aan het woord is Bert Smallegoor. Samen met zijn partner Frieda Honders, heeft hij een melkveebedrijf aan de IJzevoordseweg in Doetinchem. Die ‘ander’, dat is Julianne Brunsveld geworden. Acht jaar geleden kwamen ze met elkaar in contact. Bert zocht iemand die zo nu en dan de koeien kon melken. Een stagiair tipte hem: Julianne. En die kwam om nooit meer te vertrekken. Julianne: “Ik ben in het buitengebied van Gaanderen opgegroeid tussen de boeren. Mijn ouders hebben een kleine hobbyboerderij. Ik vond het boerenleven altijd al prachtig en ben naar de landbouwschool gegaan. Eerst naar de middelbare in Doetinchem en daarna naar de hogere in Dronten. Afgelopen maart heb ik mijn studie agrarisch ondernemerschap afgerond.”

Bert: “Wij hebben geen kinderen, als je dan de vijftig gepasseerd bent, ga je denken, ‘wat doen we met het bedrijf’. Frieda en ik speelden met de gedachte het te verkopen en een deel van het geld aan een goed doel te geven. Ik zei dat een keer tegen Julianne die toen al bij ons kwam melken. Zij zei: ‘Ik weet wel een goed doel: help Julianne boerin te worden’.” Bert en Julianne kunnen er nog om lachen. Maar, aldus geschiedde: het overdragen van de boerderij aan Julianne werd ‘het goede doel’. Vervolgens kwam het proces in een stroomversnelling. Bert: “Er bestaat een fiscale regeling die bedrijfsovername buiten de familie aantrekkelijk maakt, maar die regeling dreigde te worden geschrapt. Als dat zou gebeuren zou bedrijfsovername voor Julianne financieel onmogelijk worden. We hebben toen, nu drie-en-een-half jaar geleden, snel een maatschap opgericht, zodat Julianne, hoewel ze nog studeerde, partner werd in het bedrijf.”

Het zijn onzekere tijden, maar ik laat me niet afschrikken

Een echte koeienboer

Nu werkt Julianne volop mee in het bedrijf, waardoor Frieda het inmiddels wat rustiger aan kan doen. Daarnaast werkt Julianne nog twee dagen per week als inseminator voor FertiPlus uit Ruurlo, een KI-organisatie. Het is de bedoeling dat Julianne geleidelijk aan steeds meer werk van Bert en Frieda overneemt. Bert: “Ik stel me voor dat wanneer ik over een paar jaar het erf oploop, Julianne tegen me zegt: ‘Bert, zou jij dit even willen doen’.” Hiermee geeft hij aan te beseffen dat hij geleidelijk de leiding van het bedrijf zal moeten loslaten. “Dat is niet zo makkelijk. Frieda en ik hebben zo’n veertig jaar met z’n tweeën geboerd. Nu doen we het met z’n drieën, dat is wennen.” Maar dat loslaten lijkt te lukken. Al direct toen Julianne in de maatschap kwam mocht zij de fokkerij regelen: welke stier bij welke koe. Julianne: “Ik ben een echte koeienboerin. Het liefst ben ik met de dieren bezig. Trekker rijden kan ik wel, maar is niet mijn hobby.”  Bert:”Julianne is heel goed met de koeien, ze heeft er echt verstand van.”

De maten weten wat de belangrijkste succesfactor is voor samenwerking: communiceren. “Je moet elkaar de waarheid kunnen zeggen zonder boos te worden. Je moet je gewoon uitspreken als je wat dwars zit en het niet opkroppen. Dat lukt ons tot nu toe goed”, zeggen ze alle drie lachend.

Vertrouwen in de toekomst

Julianne start met boeren in een tijd dat veel bedrijven stoppen. Al het gedoe rond stikstof en de verplichte mestafzet beneemt veel boeren het perspectief. Julianne laat zich echter niet van de wijs brengen. “Het zijn inderdaad onzekere tijden, maar als je een beetje passie voor je vak hebt, laat je je niet afschrikken. Wij hebben 90 koeien plus jongvee op ruim 60 hectare grasland. Wij kunnen alle mest nu nog op eigen land kwijt. Wanneer dat in de toekomst niet meer kan, hebben we drie mogelijkheden: tegen betaling mest afzetten, grond bijhuren of een paar koeien minder houden. Het is een kwestie van rekenen wat de minst slechte optie is.”

Ook Bert en Frieda zien de toekomst met vertrouwen tegemoet. Bert: ”We hebben op het bedrijf twee woningen. Afgesproken is dat wij hier kunnen blijven wonen, ook na de overname van het bedrijf.” Die overname staat gepland voor over een jaar of vijf.

Na afloop van het gesprek zegt Bert nog: “Het is toch mooi dat hier in de Slangenburg zo’n bedrijf een nieuwe toekomst krijgt? Als Julianne hier gelukkig wordt, zijn wij het ook.”


De Boldiek

Toos Lenderink

Enkele generaties geleden is het terrein aan de Boldijk door de familie Buunk ontgonnen en ontstond er een boerenbedrijf dat in de loop der jaren uitgegroeid is tot een gemengd horecabedrijf. Door het plotselinge overlijden van Fonds Buunk eind 2021, dreigde hier een einde aan te komen. Maar zijn vijf kinderen: Ruben, Cecile, Djef, Ivette en Djim zeggen meteen dat ze willen doorgaan met het bedrijf. De neuzen staan dezelfde kant op en gezamenlijk starten ze een vof.

Wat is er allemaal al gedaan

Vanaf de oprichting en zeker vanaf oktober 2023 is er veel aangepakt. Het bestemmingsplan wordt eindelijk goedgekeurd, waardoor horeca met overnachting is toegestaan. De al langer bestaande plannen om appartementen te bouwen kunnen nu verder uitgewerkt worden! De website is door neef Cas Buunk mooi opgezet en er is geïnvesteerd in automatisering: planning en agenda gaan nu via de computer. Er is een mooie speelplek voor kinderen gerealiseerd, een grotere parkeerplek gekomen en het straatwerk en de tuin zijn aangepakt. Buiten ziet alles er mooi en verzorgd uit.

Over de jonge ondernemers

Ruben, de oudste, werkte bij bouwbedrijf Van Campen op kantoor en had het daar naar zijn zin. Maar hij voelde zich verantwoordelijk voor de rest van de familie aan de Boldijk. Inmiddels werkt hij hier fulltime. Ruben verzorgt onder andere de inkoop en onderhoudt de contacten met klanten in persoonlijke gesprekken via telefoon en mail.

Cecile studeerde hospitality en weet dus alles af van gastvrijheid. Ze heeft een baan bij Bolletje in Almelo en heeft vooral de sociale-mediakant op zich genomen zoals Facebook en Instagram. Ze zet zich ook verder in waar nodig.

Djef is pas afgestudeerd en sinds kort aan een baan begonnen bij Studio Fedde. De keukens in de drie appartementen zijn via dit bedrijf gerealiseerd. Bij de Boldiek is Djef de perfectionist die het totaal goed in de gaten houdt en is zeer geschikt voor zijn taak: de financiën en facturen.

Ivette zegde haar kantoorbaan op en nam de taken van moeder Ciska over. Zij is het aanspreekpunt en werkt fulltime bij de Boldiek. Zij en haar moeder bemensen de keuken en bij ruimtegebrek kan er altijd uitgeweken worden naar de keuken van Ciska in Zelhem, waar deze haar eigen bedrijf heeft. Alles wat uit hun keukens komt, wordt alom geprezen! Op maandagavond is er gezamenlijk overleg, de dinsdag is voor extra klusjes, zoals ramen doen en verzorgen van de bloemstukjes.

Djim heeft een opleiding loodgieter/elektromonteur gevolgd. Hij helpt mee op allerlei fronten.

Wensen voor de toekomst

Voorlopig willen ze gewoon lekker draaien en gezien de volle agenda lukt dat aardig! In de appartementen hebben al bruiloftsgasten overnacht en ook bedrijven die voor teambuilding komen, weten inmiddels de weg. De lange oprit mag nog verbeterd worden en de toiletten en terrassen aangepakt. Maar samen met de losse oproepkrachten vormen ze vooral een leuk, gezellig en jong team.

Privéleven Ruben en Ivette proberen ook tijd vrij te houden voor hun privéleven. Maar je proeft duidelijk dat zij de andere drie proberen te ontlasten. “Zij moeten ook van hun jeugd kunnen genieten zoals wij dat hebben kunnen doen!” “En als Ruben met vrienden naar het EK voetbal wil dan kan dat.” De vijf hebben veel voor elkaar over en dat stralen ze uit.


Schilderzusjes

Hanneke van de Velde

Afgelopen november hebben de zussen Sophie en Isabelle van Kooten de knoop doorgehakt en zijn ze hun bedrijf ‘Schilderzusjes’ gestart vanaf de Varsseveldseweg in Doetinchem. Isabelle met een achtergrond in de schilders- branche en Sophie met logopedie als voorgeschiedenis. Sindsdien hebben ze hun handen vol aan het geven van kleur- en interieuradvies op maat en het daadwerkelijk uitvoeren van het schilderwerk van de interieurs van hun klanten in de regio Achterhoek.

Het ontstaan van Schilderzusjes

Het enthousiasme spat er af als de schilderzusjes Isabelle en Sophie over hun bedrijf vertellen. Het begon er mee dat ze samen een kinderkamer aan het verven waren en daar echt gelukkig van werden. Beiden zaten ze net in een keuzemoment voor wat betreft hun werk. Toen was het idee van een eigen interieuradvies- en schildersbedrijf snel geboren en ook nog eens tot uitvoering gebracht. Ook de naam was er meteen. Om de reistijd binnen de perken te houden werd de Achterhoek het werkterrein. Met vertrouwen en support uit de naaste omgeving en een gedegen bedrijfsplan zijn ze aan de slag gegaan, want er moest echt wel voldoende zakelijk perspectief zitten in deze stap. Voor ieder zijn er toch wat specifieke taken in hun bedrijf. Hoewel ze uitwisselbaar zijn op alle vlakken, is Isabelle wat meer gericht op marketing en sociale media en Sophie wat meer op boekhouding en administratie.

Enthousiasme en vrijheid

Het fijne van het werk is dat het heel afwisselend werken is voor heel verschillende mensen met een diversiteit aan opdrachten. Wel verfraaien de Schilderzusjes altijd alleen het interieur door advies en schilderwerk. Buitenschilderwerk doen ze niet. Zij ervaren meer creativiteit in het interieur. Ze denken altijd in mogelijkheden en hoeven daarom ook eigenlijk nooit nee te verkopen richting een klant.

De vrijheid van het zelf ondernemen voelt ook goed. Als zussen zijn ze enorm goed op elkaar afgestemd en voelen ze elkaar feilloos aan, wat in het werk heel handig blijkt te zijn. Ze gaan ook eigenlijk altijd samen op pad. Dit doen ze dan met hun eigen ‘Schilderzusjesbus’. (zie foto)

Sophie en Isabelle hergebruiken zoveel mogelijk materialen en experimenteren o.a. met de toepassing van nieuwe soorten (duurzame) verf zoals bijvoorbeeld de lijnolieverf.

Echt adverteren doen ze nauwelijks; wel wat op sociale media en de belettering op de bus. Tot nog toe werkt mond-tot-mond reclame uitstekend. Ze krijgen veel waardering van klanten en die vertellen het weer door. Betere reclame is er niet.

Het is fysiek zwaar werk, maar het voelt niet als werk en ’s avonds is bij beiden het hoofd heerlijk leeg en opgeruimd. Een soort mindfulness, zo ervaren de zussen hun werk. Werk waar ze echt gelukkig van worden.

De toekomst

Een wens voor de toekomst is: wat meer de focus op een volledig interieuradvies. Dus ook een verlichtingsplan, raambekleding en vloerbedekking in het advies opnemen. Dat sluipt er stiekem toch al vaak in, want klanten vragen er steeds meer naar. Isabelle en Sophie hebben veel oog voor details en dat wordt opgemerkt. Het is bijna onvoorstelbaar wat ze het afgelopen jaar al aan ervaring hebben opgedaan in de diverse projecten.

Ben je nieuwsgierig geworden naar Schilderzusjes van Sophie en Isabelle en hoe hun werk er uitziet? Kijk dan eens op de website: https://schilderzusjes.nl