Vlinders in je buik (en in het bos)

Gert Jan van de “Brouwer”

Van muziek kun je ook vlinders in je buik krijgen: mooie muziek zorgt dat je je prettig voelt. Een zorgeloos fladderende vlinder in je tuin of in het bos geeft ook een goed gevoel.

We gaan deze keer in de tuin en het Slangenburgse bos op zoek naar dagvlinders. Op een bloeiende vlinderstruik in je tuin komen gegarandeerd veel vlinders af om nectar te snoepen. Maar ook in het bos komen bijzondere vlinders voor. Om de vlinders op naam te brengen helpt de vlinderkaart op de site van De Vlinderstichting. Het is elk jaar weer een verrassing waar en wanneer de vlinders tevoorschijn komen. Sommige vlinders overwinteren op een beschut plekje, zoals de dagpauwoog, andere komen na de winter uit eitjes of poppen. En er zijn zelfs trekvlinders die in het voorjaar met een zuidenwind naar Nederland komen uit warmere streken, zoals de atalanta en de distelvlinder.

koevinkje

Elke vlinder heeft een eigen waardplant, dat is de plant waarop hij eitjes legt en waarvan de rupsen zich voeden met de blaadjes. Als de rups groot genoeg is, gaat hij verpoppen. Dit doet hij op een rustige plaats in een plant of in de strooisellaag. Een beetje ruigte helpt de pop overleven. In natuurgrasland laat men bij maaien vaak een strook gras staan voor de vlinders en andere insecten. Vlinders snoepen nectar van alle soorten bloemen en zoeken ondertussen naar een partner. In de natuurweilanden van de Slangenburg staan in het voorjaar pinksterbloemen en langs de bospaden staat dan de naar uien ruikende look-zonder-look. Beide planten zijn de waardplant van het oranjetipje. Het witte vrouwtje legt maar één eitje op elke plant. De waardplant van de gele citroenvlinder is het sporkehout (vuilboom). Ook de citroenvlinder vliegt al vroeg in het voorjaar. Op de kamperfoelie legt de kleine ijsvogelvlinder zijn eitjes. In juni en juli is deze zwart witte vlinder rondom de Slangenburg te zien. De brandnetel is een fantastische waardplant voor veel vlinders. Soms zie je een groot aantal bijna zwarte rupsen bij elkaar op de brandnetels zitten. Krijgen ze de kans om zich te verpoppen dan komt hier de mooie dagpauwoog uit. Ook de atalanta, kleine vos en de gehakkelde aurelia maken gebruik van deze waardplant. Op de natuurweides bij het kasteel kun je de kleine vuurvlinder tegenkomen, hier staat veel veld- en schapenzuring: de waardplanten van deze vlinder.

Afgelopen jaar hadden we een aantal erg grote rupsen op de wortels in onze tuin. Met de app Obsidentify waren deze snel op naam gebracht; de rupsen van de koninginnenpage.

Koninginnepage

Dit is de mooiste en grootste vlinder in Nederland. Normaal is de wilde peen de waardplant van deze vlinder, maar ons wortelloof was blijkbaar niet te weerstaan. Erger is het als de koolwitjes onze boerenkool ontdekt hebben. Afdekken met fijn doek helpt. Alternatieve waardplanten aanbieden, zoals Oost-Indische kers of judaspenning kan ook helpen om de verschillende soorten koolwitjes uit de kool te houden. Minder opvallende vlinders zoals zandoogjes, hooibeestjes en koevinkjes gebruiken verschillende soorten grassen als waardplant. Wegbermen en verloren hoekjes met bloemen en grassen wat langer laten staan, zorgt voor meer vlinders. In Nederland leven maar 53 soorten dagvlinders, die zijn nog een keer te onthouden. De echte geïnteresseerden kunnen ook nog doorgaan met de nachtvlinders. Enkele nachtvlinders zijn overdag actief, zoals de zeldzame kolibrievlinder met het walstro als waardplant. Ook deze vlinders zijn te vinden in de Slangenburg. Van de nachtvlinders zijn er ruim 2.400 soorten in Nederland. Dat zijn erg veel motjes, dus we zijn voorlopig nog niet uitgeleerd.


Modern wonen in cultuurhistorisch pand

Toos Lenderink

Toen in het jaar 2000 het familiebedrijf van Henk en Martha Boeijink gestopt was, wilden zij hun kinderen niet opzadelen met leegstaande gebouwen en vervuilde grond. De toenmalige gemeente Zelhem keurde uiteindelijk plannen goed om van de voormalige maalderij/winkel/bakkerij en alle bijbehorende gebouwen een mooi nieuw geheel te maken. De provincie ging hiermee echter niet akkoord: Er moest getoetst worden aan de cultuurhistorische waarde. Vele tekeningen en voorstellen later leverden het huidige resultaat op: vier woningen waarvan drie met behoud van een aantal originele elementen zoals deze 50 jaar geleden bestonden. Daarnaast een geheel nieuw gebouwde bungalow om het kostenplaatje rond te kunnen krijgen.

Bakkerij

In eerste instantie werd de winkel, die vastzat aan de bakkerij afgebroken. Maar de verkoop van het pand liep niet, mede door de recessie. Bouwbedrijf Rots maakte daarom een ruwbouw aansluitend aan de bakkerij, waarop het opnieuw in de verkoop kwam. Twee jaar geleden, in de eerste week van de corona-uitbraak werd dit door Ronald en Melanie gekocht. Zij bewonen nu de voormalige bakkerij/winkel. Ik mag binnen komen kijken en de oude ovens bewonderen.

Melanie en Ronald komen oorspronkelijk uit Utrecht. Daar woonden ze in De Meern helemaal naar hun zin en met een vrij uitzicht. Tot het daar werd volgebouwd. Het gevolg was een Vinex-wijk met een overvol wegennet er omheen. De constante herrie deed hen besluiten om na hun actieve werkzame leven te kiezen voor het buitengebied van Zelhem. Ze genieten van het coulissenlandschap hier en voelen zich heel erg op hun plaats. Daar heeft de warme ontvangst door de buurt zeker ook aan bijgedragen! 

Ronald was van beroep civiel ingenieur en kan (behalve mooi vertellen) gemakkelijk visualiseren wat de mogelijkheden zijn. Hij heeft de indeling van het pand helemaal veranderd naar eigen wens. In hun keuken nemen de twee ovens met tegeltjes een prominente plaats in. Vanaf 1956 was er niet meer gebakken in deze ovens. Er werd destijds op HBO (huisbrandolie)gestookt en met zand geïsoleerd. De ovens lagen propvol rommel en het was nog een heel karwei om dit allemaal te verwijderen. De geur van de huisbrandolie heeft nog lang rond gehangen, maar wordt steeds minder

.

In de royale en moderne woonkamer van Ronald en Melanie werden vroeger eieren van de boeren opgeslagen. Er stonden soms wel 150 eierkisten. In de zijgevel aan de Garvelinkweg zijn de oude raamkozijnen bewaard gebleven. Deze weg bestond deels uit oude betonblokken die dicht naast het huis lagen. Deze betonblokken zijn hergebruikt om verderop in de tuin het hoogteverschil te markeren. De siertuin is prachtig aangelegd en Melanie heeft ook een moestuin voor haar grote hobby: koken.

Al met al is het helemaal goed gekomen met de voormalige bedrijfsgebouwen op erve Boeyink. Waardevolle industriële onderdelen zijn intact gebleven maar niet ten koste van het woongenot. Alle bewoners zijn tevreden met het resultaat en wonen hier met veel plezier!    


Mantelzorg

Toos Lenderink

Aan de Slangenburgweg staat een prachtig huis. Van de buitenkant lijkt het een gewoon dubbel huis, waar voorin een alleenstaande oma woont en achterin Henny, Ineke en hun dochter Chantal Wisselink wonen. Wat je niet ziet, is dat sinds 1994, na de geboorte van Chantal, hier vierentwintig uur per dag, zeven dagen per week zorg wordt verleend.

Voor de komst van Chantal werkte Ineke op kantoor bij Helmink in Varsseveld. Het plan was te stoppen met werken na de zwangerschap en de eerste twaalf jaar thuis te blijven om voor hun kind te zorgen. Ineke zou in die tijd studies kunnen volgen en daarna opnieuw weer ergens aan de slag willen gaan. Maar al vrij snel na de geboorte van Chantal merkte Ineke dat er iets niet klopte. Chantal moest altijd huilen en “deed verder niks”.  Als ze op het consultatiebureau haar kind met leeftijdgenootjes vergeleek, viel haar op dat Chantal achter bleef, ze was slap, kon haar hoofdje niet rechtop houden en moest altijd huilen. Artsen vonden haar echter een overbezorgde moeder. Op tv zag Ineke een programma over epileptische kinderen en daarin herkende ze Chantal. Bij controle in het ziekenhuis, toen Chantal inmiddels zeven maanden oud was drong Ineke aan op verder onderzoek. Na diverse ziekenhuis trajecten bleek Chantal de ernstigste vorm van epilepsie te hebben met als gevolg dat ze zeer ernstig meervoudig beperkt is, rolstoel gebonden en hierdoor dag en nacht zorg nodig heeft. Chantal was al negen maanden oud toen ze voor het eerst medicijnen tegen epilepsie kreeg. Met zeven jaar werd ze in een ziekenhuis in Zwolle een etmaal geobserveerd, waarna de medicatie werd gewijzigd. Het instellen op deze nieuwe medicatie duurde ook nog eens zes maanden. Al met al kwam er van de oorspronkelijke plannen van Ineke dus weinig terecht. “Het is niet eenvoudig, maar je hebt geen keus”.

Dagbesteding

Toen Chantal anderhalf jaar oud was ging ze voor het eerst voor dagbehandeling naar ‘’t Kempske’ in Terborg. Eén hele dag of twee halve dagen per week. Vanaf acht jaar ging ze hele dagen naar het kindercentrum ‘Anneriet’.  Sinds Chantal achttienjaar is gaat ze naar ‘De Regenboog’ in Doetinchem. Hier zijn mensen vanaf 18 jaar welkom. Ze heeft het hier prima naar haar zin, met een fijne, eerlijke groepsleiding en groepsgenootjes in een sfeervolle omgeving. Maar de avonden, weekenden en alle nachten is ze thuis. Daar is Ineke ook ’s nachts alert: bij het minste geluidje van Chantal wordt Ineke wakker. Want ook in de nacht heeft Chantal vaak epileptische aanvallen. Verder heeft ze goede en slechte dagen. Soms opeens erg vrolijk, waarop dan weer een aanval volgt. Haar rechter lichaamshelft doet niet mee. Chantal heeft een volwassen gezicht, met een mooie paardenstaart en mooie kleren aan. Daar besteedt Ineke extra aandacht aan: “Het is wel een meisje!”. Ze drinkt niet, maar eet normaal. Alleen als ze een enkele keer een griepje heeft, wil ze na een paar dagen wel een beker drinken. Met veel geduld wordt haar ’s morgens havermoutpap aangeboden: “Krijgt ze tenminste vocht binnen”. Verder overdag vaak fruit, vooral veel mandarijnen voor het vocht en ander eten. Maar nooit met dwang. Dat werkt alleen maar averechts. Dat is ook de reden dat Ineke en Henny haar zelf wegbrengen en ook weer ophalen bij ‘De Regenboog’. Als Chantal wakker gemaakt  moet worden en op tijd klaar moet zitten om opgehaald te worden, heeft ze een slechte dag en dat is niet prettig voor de groepsleiding en andere cliënten.

Gebitsverzorging

Drie keer per dag worden met veel geduld alle tanden en kiezen gepoetst. Elke drie à vier maanden gaat Chantal naar een gespecialiseerde mondhygiëniste en tandarts in Wehl voor controle. Vader Henny gaat mee om haar uit en weer in de rolstoel te tillen. Chantal is dan boos, en verzet zich. Haar linkerhand moet vast gehouden worden en met lijfelijke kracht wordt ze in bedwang gehouden.  Eénmaal in de tien jaar wordt onder narcose het gebit grondig gereinigd. Er worden dan ook foto’s gemaakt om te kijken of er niet ergens een ontsteking onder zit. Hiervoor zijn ze dan een hele dag in het ziekenhuis. Dit alles heeft als resultaat dat Chantal nog nooit een gaatje heeft gehad!

Hulptroepen

Via de wet langdurige zorg heeft Chantal een blijvende indicatie voor een pgb (persoons gebonden budget). Hieruit kan o.a. een zorgverlener ingeschakeld worden. Ouders mogen zelf iemand hiervoor aantrekken, want het moet wel goed klikken. Deze vaste kracht komt twee keer per week aan huis. Zij haalt Chantal op van ‘De Regenboog’  en doet haar met behulp van de tillift in bad. Dit ritueel duurt al met al wel twee uur! De tillift gaat niet snel, de haren worden netjes geföhnd en na afloop opruimen hoort er ook bij. Deze hulp is een vertrouwd persoon, zij kent en weet de zorg die Chantal nodig heeft en is dus voor alles inzetbaar mocht het nodig zijn naast haar vaste uren.

Ook een voormalig buurmeisje draagt haar steentje bij. Hier gaat Chantal soms een weekend naar toe om te logeren. Sinds maart 2020 is er regelmatig een lockdown geweest en verviel niet alleen de dagopvang, maar werd er ook niet gelogeerd.

Mantelzorg moeder

In het voorhuis woont de moeder van Ineke, 94 jaar oud en al 40 jaar weduwe. Als Ineke terugkomt nadat ze Chantal naar Doetinchem heeft gebracht, gaat ze bij haar moeder op de koffie. Ook voor haar moeder heeft ze de volledige zorg. “Er zijn zoveel mensen hier in de buurt met een ouder in huis die precies hetzelfde doen. Dit gebeurt allemaal onder de radar”. Het is allemaal heel vanzelfsprekend voor Ineke om voor elkaar te zorgen.

Toekomstvisie

Henny heeft al meerdere pogingen gedaan om een toekomstbestendige opvang voor Chantal te vinden. Bij veel zorginstellingen wordt er ’s nachts alleen ‘uitgeluisterd’. De angst bestaat dat de nachtelijke, soms zware epileptisch aanvallen van Chantal daardoor niet herkend zullen worden. Hier staan ze niet open voor een camera of nachtoppas die Henny en Ineke zelf wel willen regelen. Het plan is nu om zelf iets op te zetten, met enkele bewoners die intensieve zorg nodig hebben, samen met bewoners die zich bijvoorbeeld wel zelf kunnen aankleden en zelf kunnen eten. Het is lastig om een geschikt pand of grond hiervoor te kopen dicht bij het centrum, zodat een wandeling met de cliënten naar het dorp goed te doen is. Sinds kort is Henny met pensioen en heeft hij meer tijd om zich hier in te gaan verdiepen. Het zal zeker nog wel een aantal jaren duren voordat deze plannen gerealiseerd zijn.

Intussen gaat Ineke gewoon door. Ze wil het graag zo goed mogelijk doen en voelt een grote verantwoordelijkheid voor zowel haar moeder als voor Chantal. “Als ik ’s avonds om acht uur klaar ben, dan heb ik tijd voor mezelf”.

Ineke gaat vaak even naar buiten met Chantal


RK begraafplaats aan de Watertapweg

Joop Helmink

De laatste tijd is er veel informatie tot ons gekomen in de plaatselijke dagbladen en de Kronyck van Oudheidkundige Vereniging Gander over de vergeten begraafplaats aan de Watertapweg in de Wrange. De begraafplaats geeft veel informatie over het ontstaan van de katholieke gemeenschap in onze omgeving en in het bijzonder van Gaanderen.

Drone opname van de begraafplaats aan de Watertapweg. Foto Sam Kats

Schuurkerk Ter Gun

In het midden van de 19e eeuw werden de katholieke erediensten gehouden in de schuurkerk van de boerderij Ter Gun, gelegen tussen Gaanderen en Doetinchem. De schuurkerk was nodig omdat in die tijd  de protestantse leer de staatsgodsdienst was in ons land en de katholieke geloofsuiting alleen oogluikend werd toegestaan.

Er zijn door de eeuwen heen wel katholieke volgelingen gebleven en die breidden ook steeds meer uit in onze streken. Vanuit Wijnbergen, waar de Martinusparochie zetelde, werd in het begin van de 19e eeuw een dependance opgericht in de schuur van de boerderij van Ter Gun.

Doordat de parochianen talrijker werden en er daardoor ook meer overledenen te betreuren waren, die in Silvolde werden begraven op de R.K. begraafplaats, kwam er behoefte aan een begraafplaats bij de schuurkerk Ter Gun. Daarvoor werd toestemming gegeven in 1850.

Vanaf die tijd tot 1855 werden de overleden parochianen op dit kerkhof begraven. De familie Muller, bewoners van boerderij ‘t Geutjen, geholpen door historicus Hans de Beukelaar, schrijver van het boek ‘Uit Bethlehem geboren’, heeft onderzoek gedaan naar de historie van deze bijzondere plek in Gaanderen.

Historische plaats in het buitengebied

Komend over de Watertapweg is de begraafplaats gelegen langs de weg aan de rechterkant, achter boerderij ’t Geutjen, herkenbaar aan het hoger gelegen perceel met bomen en stuikgewas. Historisch gezien was het goed mogelijk dat hier het centrum van Gaanderen gelegen had kunnen zijn.

Veel Gaanderense families herkennen hun eeuwenoude roots

Dochter Laura Muller van ’t Geutjen heeft het begraafplaatsarchief met de namen van mensen die hier begraven liggen, achterhaald. Bijna zeventig oude en jonge mensen, ook pasgeborenen en doodgeboren kindjes, vonden hier hun laatste rustplaats. De namen en data staan vermeld in de Kronyck van juni dit jaar. Hans Beukelaar heeft deze uitgebreid onderzocht en de persoonlijke data zoals ouders, geboorte, beroep en datum overlijden achterhaald. Zeer interessant, omdat nog veel Gaanderense families verrast zullen zijn dat hun voorouders op deze plek zijn begraven.

Restanten van de begraafplaats

Er zijn niet veel resten van de begraafplaats teruggevonden. De familie Muller heeft nog onderdelen van het sierhekwerk in hun bezit. Volgens Marnix Muller heeft zijn opa de poort teruggekocht van de St. Martinusparochie. De monumentale boom op het terrein geeft de plaats allure. De onderzoekers en de familie Muller zien het belang ervan in om deze plaats onder de aandacht te brengen, zodat dit stukje geschiedenis uit onze streek niet wordt vergeten en de verhalen verteld zullen blijven worden.

Monumentaal hekwerk van de begraafplaats op originele plaats
Marian en Marnix Muller bij de enige, bewaard gebleven oude beuk.

Bronvermelding: Kronyck nr. 179 juni 2021
“Üit Bethlehem geboren” Hans de Beukelaar
Informatie van de heer Toon Maas, Gaanderen
Familie Muller, boerderij ’t Geutjen


Oogst in het kasteel

Tekst en foto’s: Jan Berends

De redactie geeft aan dit nummer het motto ‘Oogst ‘ mee en daarom kijken we in het kasteel rond of er iets is, dat hiermee in verband kan worden gebracht. Nu, dat is geen probleem en vanwege de gewenste lengte van het verhaal nemen we twee in het oog springende objecten om het thema toe te lichten. We gaan daarbij naar de vertrekken aan de westelijke kant van het huis, de provisiekamer, in de Passmanntijd ook wel Spielzimmer genoemd en de opkamer, die ook wel bekend stond als Heer Steengrachtskamer.

Op de eikenplanken van de plafonds zijn hier twee aanzienlijke schilderingen te bewonderen. Deze plafonds dateren uit het begin van de 17de eeuw (1612), toen het in 1585 verwoeste kasteel weer op de overblijfselen van de oude burcht werd opgebouwd door het echtpaar Frederik van Baer en Judith Ripperda. Dit L-vormige huis werd in het derde kwart van deze 17de eeuw aanzienlijk vergroot en verfraaid door de kleinzoon, Frederik Johan van Baer (1645-1713), die een belangrijke militaire loopbaan volgde in het Staatse leger. Bij zijn pensionering in 1705 was hij eerste generaal van de infanterie.

Bij de verbouw en uitbreiding nam hij het oude huis uit 1612 in het vernieuwde kasteel op.

In de nieuwe delen werden stucplafonds aangebracht, waarin schilderingen in grote uitsparingen ter decoratie werden bevestigd. In het oude gedeelte van vier kamers werd dit niet gedaan en bleven de oude zolderingen zichtbaar. De kunstschilder Gerard Hoet de Oudere (1648-1733), jarenlang werkzaam voor Frederik J. van Baer, schilderde hier de voorstellingen rechtstreeks op de planken van de plafonds, liggend op zijn rug op de geplaatste steigers op dezelfde manier als Michelangelo in de Sixtijnse kapel in Rome te werk ging.

De opkamer

Waar in belangrijke vertrekken van het kasteel veel schilderingen werden aangebracht om de vroeggestorven geliefde van de generaal te gedenken, zijn in deze vertrekken het mooie leven en de goede opbrengsten van het landgoed afgebeeld.

Dit goede leven gold dan vooral voor de kasteelbewoners en de entourage, want het leven van de pachters die voor deze opbrengsten moesten zorgen, ging lang niet altijd over rozen. Daarbij denken we aan de derde garve van de oogst, de leveringen van vee en dergelijke producten aan het kasteel en de wagendiensten en andere herendiensten.

De hier afgedrukte foto van een deel van het plafond laat ons een soort godenparadijs zien, waarin de goden zijn samengekomen om een feest te vieren met vele anderen.

Links van het midden zit de godin van de landbouw Ceres bij een grote zilveren schotel waaruit ze haar vrienden en vriendinnen laat genieten van de opbrengsten van het landgoed, rechts van haar zit Bacchus, de god van de wijn, die zijn gouden beker laat vullen. Verder zien we, dat er manden met bloemen worden aangedragen, boven vieren engelen feest en rechtsboven zitten Vulcanus en Venus samen in een waarschijnlijk ondeugend onderonsje.

Niet zichtbaar, maar ook Neptunus komt nog aan met zijn drietand om ook een deel van de feestvreugde mee te beleven. Hier dus geen voorstellingen met droevige gedachten over het verlies van zijn vrouw Dorothea, maar een feestelijk gebeuren in de kamer , waar de generaal zijn familie en vrienden kon ontvangen.

Op de schouw in deze kamer zien we het mooiste zeventiende eeuwse houtsnijwerk op Slangenburg. In eikenhout zijn diverse vruchten en bloemen uitgebeeld in ranken aan de beide zijden en aan de onderzijde. In de schouw is een beeltenis te zien van het Parisoordeel, waarbij de herder/koningszoon Paris moet beslissen, wie van drie godinnen, Juno, Minerva of Venus de mooiste was. Maar dat verhaal misschien een volgend keer. …foto van parisoordeel

De provisiekamer

In deze ruimte zien we een kleinere schildering, die een verbeelding geeft van de vier jaargetijden. Deze  zorgen tenslotte voor de oogstopbrengsten het hele jaar door.

In de warrelende engelenhemel bovenaan zien we in een zilveren gewaad de lente. Zij zit naast een gevulde bloemenmand en door een engel wordt haar ook een boeketje aangereikt. Onder haar in de blauwe jurk zien we de zomer met een korenschoof in haar linkerarm en zij wijst met haar rechterhand naar de herfst, die een ruim gevulde mand bij zich heeft met appels, peren en druiven. Wat moeilijk te zien in het donkere gedeelte halverwege van de schildering rechts, wordt de winter uitgebeeld. We zien een oud vrouwtje, dat gebogen zit over een brandend vuurkorfje. De winter brengt geen producten voort, zo is hier de boodschap.

Zo geeft de bouwer van het kasteel  hier een mooi voorbeeld van de geneugten van het landgoed. Zoals  al gezegd, vooral voor de adel, waarbij in die tijd de boeren in sommige gevallen een moeilijk leven hadden. Als zij de pacht niet konden voldoen of niet naar de zin van de kasteelheer werkten, werd de pacht niet verlengd. Op 22 februari (St. Petri) moest men dan het pand ontruimen en een nieuw onderkomen gezocht hebben.

Gelukkig zijn de tijden veranderd! 


OUDERWETS OOGSTEN MET EEN OLDTIMER MAAIDORSER

Tekst en foto’s: Karin Wensink

HET IS ERAF! Herman Nijenhuis, of Herman van Kappers zoals ze hem hier in de buurt noemen, kan weer rustig adem halen. Er komt heel wat kijken bij het zaaien en oogsten van tarwe, maar als het kaf van het koren is gescheiden, het zaad is weggebracht, het stro is geperst en opgehaald, is er tijd voor een kop koffie, een biertje en een verhaal.

De oogst

Het gaf nog even wat spanning of het graan op tijd droog zou zijn en of de weergoden gunstig gezind zouden blijven voor een goede oogst. Nu trekt voor de tweede dag op rij de zelfrijdende oldtimer maaidorser van Herman van Kappers langzaam over het tarweland. Hoog gezeten op zijn troon, bedient hij met trots zijn machine. In één werkgang wordt het gewas gemaaid, gedorst en geschoond. Twee jaar geleden kocht Herman zijn maaidorser van de Oudheidkundige Vereniging in Ruurlo. De machine is een Clayson type M80, rond 1960 geproduceerd in het Belgische plaatsje Zedelgem. De originele handleiding kreeg Herman erbij geleverd. De werkende machine is een mooi samenspel van een heleboel V-snaren. Een groot deel daarvan doet, onbeschermd, aan de buitenkant zijn werk. Binnenin gebeurt ook van alles. Om hem naar behoren te laten werken heeft de machine zijn onderhoud nodig of zoals in de handleiding staat geschreven: “U wint steeds tijd door uw machine ’s morgens goed te verzorgen.” Toch kan het tijdens de oogst gebeuren dat, ondanks een goede ochtendverzorging, de machine ineens met een harde knal tot stilstand komt. Even schrikken, maar met het juiste gereedschap, een dosis technische kennis, engelengeduld en uiteindelijk een paar koolzwarte handen wordt hij met een lachend gezicht weer aan geslingerd. Het werk kan worden hervat. Herman, als liefhebber en hobbyist, ziet dit intermezzo als onderdeel van het totaalplaatje.

Een mooi stukje techniek

De maaidorser maait het graan een stukje boven de grond af. De tarwe valt na het maaien op het maaibord en wordt door een ronddraaiende haspel en een opvoerband of vijzel de dorstrommel ingevoerd. Door wrijving wordt het zaad van het stro gescheiden. Het zaad uit de dorstrommel wordt door een luchtstroom langs een aantal zeven geblazen. Nog niet goed gedorste aren worden een aantal keren langs de zeven gevoerd tot uiteindelijk het schone zaad allemaal door het laatste en fijnste zeef is gevallen en naar de graantank getransporteerd kan worden. Het afstellen van de luchtstroom door de zeven is een secuur werkje. Is deze te laag dan is de uiteindelijke zaadoogst vervuild met stro, is deze te hoog dan verlies je zaad. Gescheiden van het zaad, wordt achter de maaidorser het stro op de grond gedeponeerd.

Boeren of niet? Herman is van boerenafkomst. Zijn familie woont al meer dan vier generaties op deze plek aan de Pluimersdijk in Halle. De familie Nijenhuis komt oorspronkelijk van de Nijmansedijk.Zijn overgrootvader, ook een Herman Nijenhuis, trouwde in 1864 met zijn Berendina Brusse en trok hier in bij haar familie. “Ik had hier best boer willen worden.” vertelt Herman. Zijn vader hield echter de modernisering van het landbouwbedrijf in de jaren ’70-’80 tegen. Er kwam geen ligboxenstal en Herman koos na afronding van de middelbare landbouwschool voor een opleiding en carrière in de bouw. Die carrière in debouw begon in loondienst als timmerman bij van Campen in Zelhem. Op dertigjarige leeftijd begon hij voor zichzelf. “Dat is nog niet altijd even makkelijk, als vakman ondernemer worden in de bouw. Je moet vakwerk leveren voor je klanten, goed met je personeel omgaan en soms ook hard zijn, harder dan je eigenlijk wilt.” Toch heeft Herman altijd met veel plezier in de bouw gewerkt. Zijn laatste grote klus, in het westen van het land, is recentelijk afgerond.

Toch boeren op Kappers

In 1989 kon Herman de boerderij kopen van zijn ouders. Zijn ouders stelden de voorwaarde dat ze op de plek konden blijven wonen. “Echt boer werd ik natuurlijk niet maar nu ik meer tijd heb, wil ik hier op een ecologische, hobbymatige manier toch nog een beetje boeren. Ik vind het mooi om met de oude lichte machines te werken om structuurbederf van de grond tegen te gaan. De grond probeer ik zo vruchtbaar mogelijk te houden door groenbemesters te zaaien en ik probeer zo min mogelijk te spuiten. Zaad verbouwen vind ik ook mooi voor de patrijzen en ik wil zien of ik nog wat subsidie kan krijgen voor de aanleg van akkerranden. Maar dat subsidie krijgen valt nog niet mee.” Herman is blij met zijn tarwe. “Maar de opbrengst…. die had wel iets meer mogen zijn.”

Liefhebber

Herman is een liefhebber van oldtimers. “Ik vind het mooi om met oude machines te werken, maar ook om oude trekkers op te knappen.” Naast deze Clayson maaidorser heeft Herman een kalkstrooier, een kunstmeststrooier en trekkers uit 1925 en 1935. Hij wil zoveel mogelijk op het land zelf doen. Dit voorjaar haalde hij een ouderwetse getrokken zaaimachine uit Zeeland. “Het is soms wel lastig om onderdelen te vinden. Je moet de wegen kennen.” Het netwerk dat Herman heeft opgebouwd in zijn tijd in de bouw is dan handig. En als iets helemaal niet meer te krijgen is? “Dan klop ik aan bij Bennie van den Blauwen in Varsseveld. Dat is zo’n ongekend goede vakman! Die kan alles maken wat ik nodig heb.”


Henny van de Mölder

Toos Lenderink

Opa Johan Frederik Bennink die in 1880 werd geboren, woonde in de Wassinkbrink. Op weg naar school in Zelhem, liep hij dagelijks langs de Coopsmolen. Als kind was hij al helemaal gek van die molen en hij was er vaak na schooltijd te vinden. Hij begint zijn loopbaan als knecht bij Kruithof op de Velsmolen, de huidige Benninkmolen.

Kleindochter Henny Bennink vertelt dat die molen een grondzeiler was, waarvan de wieken vlak boven de grond draaien. Maar als de hond overlijdt nadat deze een klap van de wieken heeft gehad, beslist opa dat de wieken hoger geplaatst moeten worden, op een stelling. Opa heeft inmiddels de molen overgenomen van Kruithof. Voor de nieuwe molen komt de romp uit Dichteren, net als een oude wiek die kan worden hergebruikt. De stenen komen weer van pas en de huidige as komt van de Coopsmolen. Onderdelen worden zo bij elkaar gezocht en in 1921 kan de molen gaan draaien. Broers van opa waarschuwen hem: “Neem toch motoren want een windmolen is niet productief”.  Maar opa zegt:  “Er komt hier geen motor in! Dan moeten de boeren maar een paar dagen langer wachten op hun meel”. Opa kent de lucht heel goed. Hij ziet ook in 1925 de windhoos van Borculo aankomen. “Dit geet te hard”. Hij vindt de kleppen van de wieken later op kilometers afstand terug.

Kort na de oorlog stopt opa met malen vanwege zijn gezondheid. Zoon Frits heeft een T-ford waarmee hij stro en hooi voor de boeren vervoert, maar in de oorlog wordt deze T-ford gevorderd. Opa beslist dat hij dan nu wel op de molen kan komen werken en zoon Theodoor komt op de boerderij. Theodoor bezorgt ook zakken meel bij de boeren met paard en wagen.

Henny heeft opa niet bewust gekend, want ze was 2 jaar toen hij overleed. Maar ze weet uit de verhalen dat opa altijd aan haar vroeg: “Wat zegt het molentje?” Als klein kind begon ze al exact het geluid na te doen dat de tandwielen maken als de molen draait, als opa er aankwam.

Opa Johan Frederik Bennink met echtgenote en twee van hun kinderen: Jet en Theodoor. Later worden nog Antje, Frits, Han en Mimi geboren. (Foto: Henny Bennink)

Het malen moet doorgaan

Als opa overlijdt, wordt de molen stopgezet en komt er een grote scheepsmotor in. Er moet gemalen worden, wind of geen wind. Henny herinnert zich alleen nog dat de wieken stil staan en dat de dieselmotor staat te stampen. Haar moeder werkt mee in de molen met zakken aan de ketting doen, die naar boven moeten worden getrokken en ’s avonds maakt ze de rekeningen op. De jeugdjaren van Henny spelen zich af in de molen met o.a. verstoppertje spelen en op stapels zakken klimmen. De verschillende graansoorten staan bij elkaar. Als er van één soort, bijvoorbeeld tarwe, niet zo veel is, staat er een stapel van maar 1 zak breed. Het is de kunst om dan juist daar op te klimmen. “Ik ging wel eens met stapel en al onderuit. En dan maken dat je uit de molen kwam voordat vader er achter kwam”. Als vader Frits 65 jaar is stopt hij met malen. Zijn stoflongen maken ook dat het gewoon niet langer meer kan. Overstegen wordt volgebouwd, er zijn minder boeren en coöperaties komen opzetten. “’t Is mooi gewest”,  zegt hij.

Stichting Doetinchemse molens

De gemeente Doetinchem wil graag samen met deze Stichting alle drie molens (Walmolen, Aurora en Benninkmolen) behouden. De grond wordt gekocht en de molen wisselt voor een symbolisch bedrag van f1,00 van eigenaar. Frits is er hard voor dat de molen zo in stand kan blijven en weer mooi wordt opgeknapt. De gemeente brengt in 1980 de molen weer in historische staat: de motor gaat er uit en de wieken krijgen hun functie terug. Als de buurt wordt uitgenodigd voor de officiële heropening spreekt Hendrik Dales namens de buurt. De buurt wil wel komen, maar de naam Velsmolen “zegt ons niks”. Het moet Benninkmolen worden. De gemeente gaat hierin mee.


Recreatie op Slangenburg in de eerste helft van de 20e eeuw

Jan Berends

Het thema recreatie in dit nummer geeft aanleiding om eens in oude foto’s te grasduinen en dan vooral uit het familiebezit van de familie Passmann.

Hoe vermaakte de familie zich op en rond het huis, dat met het landgoed in 1895 door Herr Kommerzienrat Arnold Passmann (1850-1919) was gekocht? Deze koop was ongezien en uit speculatieve overwegingen. Arnold Passmann was groothouthandelaar en was sterk geïnteresseerd in de voorraad hout die het landgoed zou opleveren. Hij was zo verrast door het prachtige landgoed en het fraaie kasteel, dat hij besloot het geheel te beheren en liet dit vastleggen zodat geen delen konden worden verkocht waardoor mogelijk de eenheid zou worden verstoord.

Het huis werd niet permanent bewoond, maar bij allerlei feestdagen, verjaardagen en vakanties veelvuldig gebruikt.

Niet alleen bij feestelijke gelegenheden, maar ook bij droevige gebeurtenissen, waarbij een gestorven familielid op de familiebegraafplaats werd bijgezet. In deze periode waren dat vijf personen en na 1950 nog twee urnengraven met in totaal vier personen.

Maar nu kijken we naar de wat meer plezierige tijden en zien we tal van activiteiten rond het kasteel, waarvan de foto’s komen uit de verzameling van de familie Passmann en de Sint Willibrordsabdij.

Het thema recreatie in dit nummer geeft aanleiding om eens in oude foto’s te grasduinen en dan vooral uit het familiebezit van de familie Passmann.

Hoe vermaakte de familie zich op en rond het huis, dat met het landgoed in 1895 door Herr Kommerzienrat Arnold Passmann (1850-1919) was gekocht? Deze koop was ongezien en uit speculatieve overwegingen. Arnold Passmann was groothouthandelaar en was sterk geïnteresseerd in de voorraad hout die het landgoed zou opleveren. Hij was zo verrast door het prachtige landgoed en het fraaie kasteel, dat hij besloot het geheel te beheren en liet dit vastleggen zodat geen delen konden worden verkocht waardoor mogelijk de eenheid zou worden verstoord.

Het huis werd niet permanent bewoond, maar bij allerlei feestdagen, verjaardagen en vakanties veelvuldig gebruikt.

Niet alleen bij feestelijke gelegenheden, maar ook bij droevige gebeurtenissen, waarbij een gestorven familielid op de familiebegraafplaats werd bijgezet. In deze periode waren dat vijf personen en na 1950 nog twee urnengraven met in totaal vier personen.

Maar nu kijken we naar de wat meer plezierige tijden en zien we tal van activiteiten rond het kasteel, waarvan de foto’s komen uit de verzameling van de familie Passmann en de Sint Willibrordsabdij.


Paardenpension ‘De Lange Wilm’

Toos Lenderink

Als ik aan kom fietsen, is Annet nog bezig met de kruiwagen mest uit de wei te halen. Dit is een dagelijks terugkerend karwei vertelt ze verderop in ons gesprek. Het is één van de eerste zonnige dagen dit jaar en we gaan lekker buiten aan de picknicktafel zitten. Annet is blij dat de stal aan de Nijmansweg zo mooi gelegen is: de weg oversteken en je bent op het ruiterpad van landgoed Slangenburg.

‘De Lange Wilm’ doet het onderhoud aan de 11,5 km lange gemarkeerde ruiterroute. Zowel ruiters als aangespannen wagens kunnen hier gebruik van maken. In de Haankheide zijn meer paden voor ruiters gekomen en rondom het kasteel hebben de wandelpaden extra aandacht gekregen. Bij de parkeerplaats van het kasteel staat een informatiebord waarop verwezen wordt naar het startpunt van de ruiterroute, hier bij ‘De Lange Wilm’. Het beleid van Staatsbosbeheer is erop gericht dat zowel ruiters en menners als wandelaars kunnen genieten van het bos. In de nieuwe bosaanplant worden ook extra wandelpaden aangelegd. Niet alleen het recreatieplezier voor al deze bezoekers, maar ook de veiligheid is gebaat bij gescheiden gebruik.

Historie

Voorheen was hier een mengveebedrijf, gerund door de ouders van Annet: Han en Willemien Woolschot. Maar toen de moeder van Annet al jong overleed moest vader Han een keuze maken: hij ging verder in de paarden, met o.a. het africhten. Dit was niet alleen zijn lust en leven, maar paarden zijn ook de passie van Annet. Annet en partner Robert Wielheesen hebben het bedrijf overgenomen van vader Han. Na het overlijden van Han is Annet zich vooral gaan richten op het paardenpension. Dit was altijd al een droom van haar: zich proberen te verplaatsen in de eigenaar van het paard en de paarden die bij haar verblijven, verzorgen alsof ze van haar zelf zijn.

Er staan momenteel 28 paarden op stal en hier heeft ze een dagtaak aan. Gelukkig helpt Robert ’s avonds en in het weekend mee met hooi voeren en is hij haar steun en toeverlaat. De eigenaren van de paarden wonen vaak in een dorp of stad in de buurt en hebben zelf geen plek bij huis. De paarden gaan elke dag naar buiten, het hele jaar door. Behalve op zondag; dan proberen Annet en Robert zelf een vrije dag te houden.

Vaak komen de eigenaren als ze met hun paard op pad gaan ook even een praatje maken. Die contacten met “eigen mensen” zijn fijn en als haar inzet wordt gewaardeerd doet dat goed. Alle paarden hebben een eigen wei om blessures te voorkomen. Ze kunnen wel bij elkaar komen om te neuzen: goed voor het sociale contact! Er wordt veel service geboden en meerdere paarden zijn al langer dan 15 jaar hier in pension! Er is weinig verloop. Behalve deze “eigen mensen” komen er ook paardenbezitters het erf op alleen om de auto en trailer te parkeren en van hieruit een rit te maken.

Om met paarden om te kunnen gaan “Mo’j de peerdentaal leren kennen”

Annet legt uit dat je een paard leert kennen door het te observeren. En je moet de leider zijn! Vroeger werden paarden gehouden voor het werk, dat waren meestal gewillige paarden. Nu wordt er meer gefokt op mooi uiterlijk en een pittig en trots karakter. Dat vereist goed leiderschap. In sommige streken is een landelijke ruiterpas vereist of is het verplicht om een mestzak aan te hangen. Op veel stranden wordt zo voorkomen dat paardenpoep op de grond valt.

De mensen die hun paard bij ‘De Lange Wilm’ op stal hebben staan vormen een prettig gemêleerde groep. Paard en eigenaar moeten een goede eenheid vormen. Ook wandelen of fietsen met je paard is heerlijk om te doen. De paardenhouders zijn vaak verbaasd over de rust en stilte die hier heersen.

Annet verwent Collin met brokjes

Annet zorgt er voor dat alle paarden twee keer per dag brokken krijgen, drie keer per dag hooi en dat de drinkbakken schoon blijven. In het voorjaar is er altijd extra werk: de stallen worden schoon gespoten, de weides moeten gesleept worden, etc. Om een goed gevoel te kunnen houden bij je werk moet het niet te veel worden. Ze gaat het les geven daarom afbouwen. Ze voelt het als een grote verantwoordelijkheid om goed voor de dieren te zorgen en houdt er eveneens van dat alles er netjes uitziet. Dus ook de buitenboel. Ze is dan ook blij met de buurman die op het bedrijf woont en in overleg allerlei klusjes oppakt. Hij heeft o.a. knotwilgen geplant en zorgt dat planten en bomen op tijd water krijgen. Het geeft Annet de rust om oog te houden voor de hazen en reeën die door de wei lopen of twee zwanen die rustig klapwiekend in de lucht voorbijtrekken.


Eetbaar hout en andere onverwachte, boeiende activiteiten

Hanneke van de Velde

Recreatie in en om de Slangenburg. De meeste mensen kunnen zich dan nog wel iets voorstellen bij landgoed ’t Maatje van Jan Hammink. Ten zuiden van Slangenburg is hier de laatste 20 jaar volop nieuwe natuur in ontwikkeling op dit voormalige veeteeltbedrijf. Dit mooie landgoed levert prachtige wandelmogelijkheden op. Maar dat er daar op ’t Maatje veel meer initiatieven zijn, is wellicht minder bekend en zeker verrassend.

De samenwerking op het landgoed

Tussen de met sneeuw bedekte boomstammen en bij een waterig zonnetje, geven Pip Gilmore en Jan Hammink uitleg over landgoed ’t Maatje en de activiteiten die er plaatsvinden. Pip vertelt vol enthousiasme over de activiteiten rondom de Eetbaar Hout Kwekerij. Jan Hammink vult dit aan met details over het landgoed, het ontstaan ervan en de samenwerking met Pip Gilmore.

Vanuit de onderhoudsactiviteiten op het landgoed wordt het bos (als de bomen groot genoeg zijn) uitgedund. Dit om de andere bomen en begroeiing meer kans te geven om te overleven. Vanuit deze reststroom van uitgedunde bomen wordt een deel van de Eetbaar Hout Kwekerij van Pip Gilmore van boomstammen voorzien om er haar Eetbaar Hout te maken. Per jaar gebruikt Pip rond de 1000 boomstammen, ook afkomstig van andere locaties. De bomen op het landgoed die moeten verdwijnen, worden gemerkt. Pip regelt vervolgens met een aantal vrijwilligers dat ze eind januari worden gekapt en naar de plaats van bestemming worden gebracht. Alleen bomen die gezond zijn en niet te dik, zijn bruikbaar bij de paddenstoelenteelt. Maar dat zijn ook juist de bomen die uit de dunning komen.

In coronatijd is er veel hulp van vrijwilligers die juist nu graag in de buitenlucht willen werken. Deze vrijwilligers verwijderen de bomen uit het bos en helpen deze verder te verwerken; een arbeidsintensief karwei.
De bomen afkomstig van Landgoed ’t Maatje worden omgezaagd door o.a. leerlingen van Helicon uit Velp. De meeste boomstammen komen momenteel uit de bossen van Natuurmonumenten, waar Pip ook mee samenwerkt.

Het entproces van de paddenstoelen

Van maart tot half april, als de lucht nog koud is, worden de boomstammen geënt met een schimmel. De schimmel gebruikt het hout om enkele maanden later eetbare paddenstoelen te maken. Zo’n 30-40 gaten worden er in de stammetjes geboord volgens een bepaald patroon. Daar worden vervolgens 30-40 deuvels met de goede schimmel in geplaatst. Zo groeit de goede schimmel door in de hele stam en kunnen er geen andere schimmels bijkomen.

Wanneer de lucht wat warmer wordt komen er ook andere schimmels in de lucht. Deze concurreren dan met die in de stam. Dus het is belangrijk dat de geënte stammen al voldoende zijn ‘bezet’ door de juiste schimmel.

Shii-take groeit het beste op eik, daarvan was het tijdens het interview (april) zo ongeveer de laatste week om deze te enten. De populierenstammetjes zijn wat later geënt.

De geënte stammetjes moeten in de schaduw liggen. Omdat er nog geen blad aan de bomen zit, zijn de stammetjes nu afgedekt met doek. Zo worden ze beschermd tegen het door de kale bomen vallende zonlicht.

De shii-take kraamkamers blijven anderhalf jaar liggen om de schimmel goed door te laten groeien. Na die tijd worden ze, in het najaar, in een waterbad gedaan. Gelukkig had Jan vanuit zijn agrarische verleden nog mooi materiaal liggen dat gebruikt kon worden voor onder andere het dompelbad. Zo vond ook daar hergebruik van materialen plaats.

Dit dompelbad zorgt voor een koude shockeffect. Hierdoor worden ze als het ware aangestuurd om voor nageslacht te zorgen. Dat gebeurt ongeveer 2 weken later door de vorming van paddenstoelen, de vruchtlichamen van de schimmel. Deze kun je dan plukken en opeten. Vervolgens moet je de stam weer 6 weken met rust laten en kun je weer een keer oogsten.

Als dit proces na anderhalf jaar eenmaal op gang is gekomen, kun je vier tot vijf jaar lang oogsten. Gedurende het seizoen, dat loopt van mei tot ongeveer november, is dat drie tot vier keer per jaar mogelijk.

Pip benadrukt dat ze geen “paddenstoelenboerin” is, maar dat het primair gaat om de opwaardering van het uitgedunde hout. In plaats van het meteen de versnipperaar of de kachel in te doen, heeft het zo nog een langdurig en functioneel tweede leven. Vandaar ook de naam “Eetbaar Hout” in plaats van paddenstoelenstam. Pip verkoopt dan ook de stammetjes en niet de paddenstoelen. (voor geïnteresseerden in een bezoek aan de kwekerij of een workshop kijk op de website: https://groenetakken.nl of neem contact met haar op). Ook geeft ze, onder andere op landgoed ’t Maatje, cursussen en workshops om zelf een stammetje te enten.

Het ontstaan van ‘Eetbaar Hout Kwekerij’

Zelf heeft Pip Bosbouw gestudeerd aan de universiteit van Melbourne, Australië. Ze heeft altijd al interesse gehad in bos, hout en buiten zijn.

In Wageningen terecht gekomen in de loods van een boomverzorger – houtbewerker, ontmoette ze daar een ecoloog die zich bezighield met het enten van oesterzwammen op stammen. Een samenwerking kwam tot stand. Later heeft Pip dit zelfstandig verder uitgebouwd tot het huidige ‘Eetbaar Hout’.

De tijdsgeest zit nu ook mee. Mensen zijn meer geïnteresseerd in een dergelijke manier van voedsel maken en de shii-take als onderdeel van het menu. Shii-take kan deels dienen als vervanger van vlees en heeft een heerlijke smaak. Ook Jan is inmiddels overstag gegaan voor deze paddenstoel en heeft deze zo nu en dan op het menu staan.

Omdat de stam na de productietijd nog dienst kan doen als compost, past dit ook binnen de circulaire landbouw. Tegenwoordig ook een ‘hot item’.

Naast shii-take probeert Pip ook nieuwe combinaties uit; allerlei paddenstoelensoorten op verschillende boomsoorten. Zodra die het goed doen, zijn ook die stammetjes weer te verkrijgen. In de proeftuin zijn behalve deze experimenten met variëteiten, ook andere kweekmethoden te zien, zoals het kweken van stropharia of bietenputzwam op houtsnippers.

Behalve het kweken en verkopen van geënte stammen en het geven van workshops, adviseert Pip tuinderijen en landbouwbedrijven om zelf een kwekerij te starten. Ook de in opkomst zijnde Herenboeren begeleidt ze in hun eigen productieproces.

Sinds corona is de belangstelling voor het ‘Eetbaar Hout’ groeiende. Er is ruime belangstelling voor de aan de corona aangepaste workshops.

Nog meer samenwerking op landgoed ’t Maatje

Jan geeft verder aan dat er nog meer samenwerking bestaat op het landgoed. Zo doen Helicon, VMBO en MBO voor groen en dier, onderhoud aan het landgoed. Stagiaires kunnen hier ervaring opdoen en hebben een prachtig stageadres.

Daarnaast is er sinds ruim een jaar een bosmoes- en fruittuin op permacultuurbasis. Hier zwaait Hennuh van der Heiden de scepter. Permacultuur in de moestuin betekent het toepassen van een aantal basisprincipes: rust voor de bodem (oftewel: niet spitten), grond beschermen door te mulchen en diversiteit. Dat is terug te zien in de bosmoestuin op ’t Maatje.

Nog een partij die het beschikbare hout uit de uitdunning gebruikt voor een mooi tweede leven, is ‘Vers Hout’ waar Sandra Witteman actief mee aan de slag is. Daar worden via workshops en cursussen prachtige dingen gemaakt van onder andere het uitgedunde hout. Denk daarbij aan mooie krukjes en prachtig gesneden sierlepels. Ook dit bedrijf werkt weer mee aan het onderhoud van het landgoed zodat het mes ook hier aan twee kanten snijdt.

Bovenstaande is een mooi voorbeeld hoe samenwerking leidt tot allerlei verrassende initiatieven op een landgoed met nieuwe natuur, ontstaan op en uit voormalig agrarisch gebied.

Pip Gilmore en Jan Hammink