KOEKOEK

Een tekening uit het schetsboek van Jan Brandes, gemaakt
tussen 1770 en 1787

Blij verrast: tijdens mijn fietstochtje op één van de eerste dagen van mei een koekoek gehoord. Ver weg klinkt het eentonige ‘koe-koe’. Ik probeer op de fiets wat dichterbij te komen en wanneer de afstand klein genoeg is (je weet nooit hoe ver zo’n vogel verwijderd is), imiteer ik de koekoek, fluitend op mijn handen. En het lukt: hij laat zich zien, vliegend naar een andere boom en gaat weer roepen. Hij laat zich in de luren leggen.

Roel Lubbers

De koekoek is een grijze vogel met een lange staart. Hij heeft een horizontaal gestreepte borst, net zoals bijvoorbeeld een sperwer of een havik. Roepend zit hij op een paal, boomtak of een hek. Wanneer je hem nadoet, vliegt hij rond, op zoek naar zijn concurrent. Vrouwtjes zijn
ook grijs, hoewel er een bruine variant voorkomt. De koekoek is een echte zomervogel. Hij komt in april en na het leggen van de eieren, in juni of juli, verdwijnen de volwassen vogels weer naar tropisch Afrika. De jonge dieren vertrekken later. Dat betekent dat koekoeken maar drie tot vijf maanden in ons land zijn. Dit kortstondig verblijf heeft in het verleden geleid tot een merkwaardig volksgeloof.

In 77 na Christus publiceerde de Romeinse schrijver Plinius de Oudere het eerste deel van zijn Naturalis Historia. Hij verzamelde alle bekende feiten over de wereld: geologie, menskunde, akkerbouw, geneeskunde, biologie enz.. In 2004 verscheen er een uitgebreide selectie uit dit boek in vertaling. Wie dit leest, ziet hoe feiten in alle tijden wel eens bedacht zijn. Plinius over de koekoek: “De koekoek schijn uit een havik te ontstaan door in een bepaalde periode van het jaar van gedaante te veranderen; de andere haviken vertonen zich, met uitzondering van een zeer beperkt aantal dagen, in die periode immers niet. Zelf is de koekoek ook gedurende een beperkte periode in de zomer te zien; daarna wordt hij niet meer waargenomen. (…)
Ook verandert hij van roep. (…) Hij legt zijn eieren altijd in nesten van andere vogels, vooral van duiven. (…) De reden dat de koekoek zijn jongen bij andere vogels onderbrengt is, zo denkt men, dat hij weet dat hij bij alle vogels gehaat is, want zelfs de kleinste vallen hem aan. Daarom denkt hij dat zijn nakomelingen alleen veilig zijn als hij bedrog pleegt en daarom maakt hij geen nest.” Nog in de twintigste eeuw werden soortgelijke verhalen verteld.
Het merkwaardige van de koekoek is natuurlijk dat gedrag: hij legt andere vogels in de luren. De koekoek is polygaam en heeft geen vast territorium. Het vrouwtje houdt de voor haar specifieke soort vanaf een uitkijkpost goed in de gaten en legt een ei in het nest van een zangvogel, de zogenaamde waardvogel. Het ei lijkt op de eieren van die waardvogel. Wanneer de jonge koekoek uit het ei kruipt, is zijn eerste activiteit het verwijderen van eieren en eventuele jongen van de pleegouders. Je zou zeggen, een stuk of tien eieren, dat moet genoeg zijn om de soort in stand te houden. Het gaat echter verschrikkelijk slecht met de koekoek: sinds de jaren ’50 is de soort in heel West-Europa afgenomen met ongeveer de helft, in Nederland sinds 1990 met minstens 20%. Hoorde je vroeger bij zomerdag steeds wel een koekoek, nu valt het op wanneer je er een hoort. De waarschijnlijke oorzaak: de koekoek eet rupsen en de afname van vlinders is rampzalig.
De waardvogels zijn ook insecteneters en hebben ook te maken met voedseltekorten. Bovendien zou er een mismatch zijn tussen de aankomsttijd van de waardvogels, die een halve maand eerder broeden dan vroeger en de koekoek, die zijn vaste tijd behoudt. Zo mist hij de eerste mogelijkheden voor zijn parasitaire gedrag.

De kaarten in de Vogelatlas laten zien dat in onze omgeving de koekoek bepaald geen algemene vogel meer is en in alle grootschalig landbouwgebieden (met minder uitkijkposten voor de vrouwtjeskoekoek) hard is achteruitgegaan.