Mantelzorg

Toos Lenderink

Aan de Slangenburgweg staat een prachtig huis. Van de buitenkant lijkt het een gewoon dubbel huis, waar voorin een alleenstaande oma woont en achterin Henny, Ineke en hun dochter Chantal Wisselink wonen. Wat je niet ziet, is dat sinds 1994, na de geboorte van Chantal, hier vierentwintig uur per dag, zeven dagen per week zorg wordt verleend.

Voor de komst van Chantal werkte Ineke op kantoor bij Helmink in Varsseveld. Het plan was te stoppen met werken na de zwangerschap en de eerste twaalf jaar thuis te blijven om voor hun kind te zorgen. Ineke zou in die tijd studies kunnen volgen en daarna opnieuw weer ergens aan de slag willen gaan. Maar al vrij snel na de geboorte van Chantal merkte Ineke dat er iets niet klopte. Chantal moest altijd huilen en “deed verder niks”.  Als ze op het consultatiebureau haar kind met leeftijdgenootjes vergeleek, viel haar op dat Chantal achter bleef, ze was slap, kon haar hoofdje niet rechtop houden en moest altijd huilen. Artsen vonden haar echter een overbezorgde moeder. Op tv zag Ineke een programma over epileptische kinderen en daarin herkende ze Chantal. Bij controle in het ziekenhuis, toen Chantal inmiddels zeven maanden oud was drong Ineke aan op verder onderzoek. Na diverse ziekenhuis trajecten bleek Chantal de ernstigste vorm van epilepsie te hebben met als gevolg dat ze zeer ernstig meervoudig beperkt is, rolstoel gebonden en hierdoor dag en nacht zorg nodig heeft. Chantal was al negen maanden oud toen ze voor het eerst medicijnen tegen epilepsie kreeg. Met zeven jaar werd ze in een ziekenhuis in Zwolle een etmaal geobserveerd, waarna de medicatie werd gewijzigd. Het instellen op deze nieuwe medicatie duurde ook nog eens zes maanden. Al met al kwam er van de oorspronkelijke plannen van Ineke dus weinig terecht. “Het is niet eenvoudig, maar je hebt geen keus”.

Dagbesteding

Toen Chantal anderhalf jaar oud was ging ze voor het eerst voor dagbehandeling naar ‘’t Kempske’ in Terborg. Eén hele dag of twee halve dagen per week. Vanaf acht jaar ging ze hele dagen naar het kindercentrum ‘Anneriet’.  Sinds Chantal achttienjaar is gaat ze naar ‘De Regenboog’ in Doetinchem. Hier zijn mensen vanaf 18 jaar welkom. Ze heeft het hier prima naar haar zin, met een fijne, eerlijke groepsleiding en groepsgenootjes in een sfeervolle omgeving. Maar de avonden, weekenden en alle nachten is ze thuis. Daar is Ineke ook ’s nachts alert: bij het minste geluidje van Chantal wordt Ineke wakker. Want ook in de nacht heeft Chantal vaak epileptische aanvallen. Verder heeft ze goede en slechte dagen. Soms opeens erg vrolijk, waarop dan weer een aanval volgt. Haar rechter lichaamshelft doet niet mee. Chantal heeft een volwassen gezicht, met een mooie paardenstaart en mooie kleren aan. Daar besteedt Ineke extra aandacht aan: “Het is wel een meisje!”. Ze drinkt niet, maar eet normaal. Alleen als ze een enkele keer een griepje heeft, wil ze na een paar dagen wel een beker drinken. Met veel geduld wordt haar ’s morgens havermoutpap aangeboden: “Krijgt ze tenminste vocht binnen”. Verder overdag vaak fruit, vooral veel mandarijnen voor het vocht en ander eten. Maar nooit met dwang. Dat werkt alleen maar averechts. Dat is ook de reden dat Ineke en Henny haar zelf wegbrengen en ook weer ophalen bij ‘De Regenboog’. Als Chantal wakker gemaakt  moet worden en op tijd klaar moet zitten om opgehaald te worden, heeft ze een slechte dag en dat is niet prettig voor de groepsleiding en andere cliënten.

Gebitsverzorging

Drie keer per dag worden met veel geduld alle tanden en kiezen gepoetst. Elke drie à vier maanden gaat Chantal naar een gespecialiseerde mondhygiëniste en tandarts in Wehl voor controle. Vader Henny gaat mee om haar uit en weer in de rolstoel te tillen. Chantal is dan boos, en verzet zich. Haar linkerhand moet vast gehouden worden en met lijfelijke kracht wordt ze in bedwang gehouden.  Eénmaal in de tien jaar wordt onder narcose het gebit grondig gereinigd. Er worden dan ook foto’s gemaakt om te kijken of er niet ergens een ontsteking onder zit. Hiervoor zijn ze dan een hele dag in het ziekenhuis. Dit alles heeft als resultaat dat Chantal nog nooit een gaatje heeft gehad!

Hulptroepen

Via de wet langdurige zorg heeft Chantal een blijvende indicatie voor een pgb (persoons gebonden budget). Hieruit kan o.a. een zorgverlener ingeschakeld worden. Ouders mogen zelf iemand hiervoor aantrekken, want het moet wel goed klikken. Deze vaste kracht komt twee keer per week aan huis. Zij haalt Chantal op van ‘De Regenboog’  en doet haar met behulp van de tillift in bad. Dit ritueel duurt al met al wel twee uur! De tillift gaat niet snel, de haren worden netjes geföhnd en na afloop opruimen hoort er ook bij. Deze hulp is een vertrouwd persoon, zij kent en weet de zorg die Chantal nodig heeft en is dus voor alles inzetbaar mocht het nodig zijn naast haar vaste uren.

Ook een voormalig buurmeisje draagt haar steentje bij. Hier gaat Chantal soms een weekend naar toe om te logeren. Sinds maart 2020 is er regelmatig een lockdown geweest en verviel niet alleen de dagopvang, maar werd er ook niet gelogeerd.

Mantelzorg moeder

In het voorhuis woont de moeder van Ineke, 94 jaar oud en al 40 jaar weduwe. Als Ineke terugkomt nadat ze Chantal naar Doetinchem heeft gebracht, gaat ze bij haar moeder op de koffie. Ook voor haar moeder heeft ze de volledige zorg. “Er zijn zoveel mensen hier in de buurt met een ouder in huis die precies hetzelfde doen. Dit gebeurt allemaal onder de radar”. Het is allemaal heel vanzelfsprekend voor Ineke om voor elkaar te zorgen.

Toekomstvisie

Henny heeft al meerdere pogingen gedaan om een toekomstbestendige opvang voor Chantal te vinden. Bij veel zorginstellingen wordt er ’s nachts alleen ‘uitgeluisterd’. De angst bestaat dat de nachtelijke, soms zware epileptisch aanvallen van Chantal daardoor niet herkend zullen worden. Hier staan ze niet open voor een camera of nachtoppas die Henny en Ineke zelf wel willen regelen. Het plan is nu om zelf iets op te zetten, met enkele bewoners die intensieve zorg nodig hebben, samen met bewoners die zich bijvoorbeeld wel zelf kunnen aankleden en zelf kunnen eten. Het is lastig om een geschikt pand of grond hiervoor te kopen dicht bij het centrum, zodat een wandeling met de cliënten naar het dorp goed te doen is. Sinds kort is Henny met pensioen en heeft hij meer tijd om zich hier in te gaan verdiepen. Het zal zeker nog wel een aantal jaren duren voordat deze plannen gerealiseerd zijn.

Intussen gaat Ineke gewoon door. Ze wil het graag zo goed mogelijk doen en voelt een grote verantwoordelijkheid voor zowel haar moeder als voor Chantal. “Als ik ’s avonds om acht uur klaar ben, dan heb ik tijd voor mezelf”.

Ineke gaat vaak even naar buiten met Chantal


‘De reuzen van Hols’

Jeanette Wechgelaer

Vier enorme bomen, de ‘reuzen van Hols’ genaamd, in het weiland tegenover de ingang van de Natuurbegraafplaats aan de Kommendijk hoek Loordijk, zijn voor André Kaminski en Gerrit Lieverdink, een prachtig landschapsmonument. Deze bomen met een omtrek van tot wel 5,50 m waarvan de oudste dateren uit circa 1680, willen ze behoeden voor een voortijdig einde op korte termijn. Vroeger maakten de bomen deel uit van een laanbeplanting langs de oude Loordijk die dwars door het weiland heeft gelopen. Over hoe en waarom ze zich inzetten voor landschapsmonumenten doen ze hun verhaal.

U bent beiden actief voor de Stichting Achterhoek weer Mooi (StAM). Wat doet deze Stichting?

André Kaminski: “De Stichting Achterhoek weer Mooi zet zich in voor bijzondere elementen in het boerenland. Dat kan een groep bomen zijn, een verkavelingspatroon of een historische weg of dijk. Wij vragen daar aandacht voor omdat zeker in deze tijd het landschap vrij snel verandert. En als mensen het landschap niet herkennen en er geen waarde aan hechten, dan is het dus voor hen niet van belang en hoeft het niet.

Wij proberen landschapsmonumenten op te sporen en ze toekomstbestendig te maken door kennis te delen en te verspreiden. Beschouw het als een cadeautje voor de grondeigenaren, het buurtschap of de gemeente. En zo is ook de term landschapsmonumenten ontstaan. Het heeft geen enkele wettelijke status en is dus niet beperkend in het gebruik. De bedoeling is het landschap met zijn bijzonderheden te delen met eigenaren/gebruikers, buurtbewoners en bezoekers”.

Welke functie vervult u beiden in deze Stichting?

André Kaminski: “Ik ben voorzitter hiervan en was vroeger o.a. directeur van Stichting Staring Advies waarvoor ik samen met SLG het project Trots op onze Streek (TooS) heb opgezet. Aan bewoners in een gebied werd gevraagd welke specifieke kenmerken in hun gebied onder de aandacht zouden moeten komen. Hieruit is o.a. het opknappen van het Zondagsschooltje en de reconstructie van de Brunsveldwal voortgekomen. Nu houd ik me als vrijwilliger bezig met StAM”.

Gerrit Lieverdink: “Ik ben gepensioneerd en via André als vrijwilliger in dit werk terechtgekomen. Ook veel cultuurhistorisch werk gedaan. Cursussen gevolgd o.a. het lezen van historische kaarten. De reuzen van Hols zijn opgemerkt door ons. Wijlen Henk Harmsen journalist bij De Gelderlander, heeft in 2014 er een artikel over geschreven en er is later een uitgebreide rapportage door ons uitgebracht”.

André Kaminski: “Want waarom zijn deze bomen een landschapsmonument? Ons werk is Staatsbosbeheer en de gemeente Doetinchem uit te leggen hoe bijzonder deze bomen zijn, maar door corona is dat wat uitgesteld. We staan in contact met SBB om te bezien hoe de reuzen beter toekomstbestendig kunnen worden gemaakt”.

Waarom heten de bomen ‘de reuzen van Hols’?

Gerrit Lieverdink: “Deze bomen staan op het land van boerderij Hols. De naam Hols staat op de voorzijde van de boerderij. Henk Harmsen heeft de slogan de reuzen van Hols bedacht. Al zijn artikelen staan op de website van StAM: www.achterhoekweermooi.nl”.

V.l.n.r. Andre Kaminski en Gerrit Lieverdink

Wat doen jullie nog meer in verband met Hols?

André Kaminski: “De bomen lopen een behoorlijk risico dat ze er over een aantal jaren niet meer zijn. De kans bestaat dat ze omwaaien of aftakelen omdat er zwam in komt. Een boom heeft geen eeuwig leven maar je kunt het wel verlengen of verkorten. Daarin proberen we mee te denken. Een raster rondom de bomen plaatsen zou ook een oplossing kunnen zijn”.

Mocht er een geschil ontstaan, tot hoever gaat u?

André Kaminski: “Stichting Achterhoek weer Mooi is geen actiegroep. Dat willen wij absoluut niet. Wij willen vanuit een positieve instelling in het landschap dingen stimuleren of de aandacht erop vestigen. Er zijn andere partijen die veel verder willen gaan om misstanden aan de kaak te stellen”.

Heeft uw inspanning al resultaat opgeleverd?

André Kaminski: “Ja onze inspanning betrof in eerste instantie het artikel met Henk Harmsen. Veel publiciteit leverde dat op. Daarna heeft StAM een rapport gemaakt m.b.t. de natuurwaarde van de plek, bewoners, eigendommen, beheer, kansen en bedreigingen naar de toekomst toe en de publiciteit eromheen.

Vroeger had het landschap altijd nut. Toen het nut verdween, verdween de boom vaak ook. StAM streeft ernaar om opnieuw nut aan het landschap te geven. Dat kan zijn in de vorm van subsidie of agrarisch natuurbeheer, maar ook inspanning voor landschapscompensatie of toerisme. De cultuur om streeknamen te geven aan de omgeving of andere elementen heeft ook nut. Vanaf de natuurbegraafplaats heb je een mooi uitzicht op deze reuzen en in die zin hebben ze een extra waarde. Als de oude functie van het landschap wegvalt moet je nadenken over een nieuwe functie”.

Gerrit Lieverdink: “Een informatiepaneel erbij plaatsen zou ook al helpen om de aandacht op ‘de reuzen van Hols’ te vestigen. Daar moeten we ook nog wat meer aan doen”.

André Kaminski: “Wij zijn maar een kleine club vrijwilligers, maar vinden het prettig dat we samen met SBB ons voor de bomen kunnen inzetten. Dan respecteren we ook het verleden. Als wij nu goede maatregelen en spelregels kunnen afspreken, zodanig dat de grondgebruiker er voordeel van heeft en dat deze worden gehandhaafd, dan zal ook SBB zich daar niet slechter door voelen. We hopen dat dit binnenkort tot resultaat leidt. Wij hebben goede hoop. De samenwerking met SBB is goed”.

Stichting Achterhoek weer mooi richt zich op:

  • Landschap beschouwen als cultureel erfgoed
  • Identiteit en streekeigene behouden
  • Natuur en ecologie verbeteren
  • ‘witte’ gebieden speciaal aandacht geven

De stichting is een

  • Organisatie van vrijwilligers en
  • adviseurs met specifieke kennis op organisatorisch en financieel gebied en
  • werkgroepen

Een kijkje in de toekomst rond kasteel Slangenburg

Hanneke van de Velde

Eind dit jaar is het dan zo ver: na drie jaren aan voorbereiding worden het koetshuis en de landgoedwinkel bij kasteel Slangenburg verbouwd. Nol Verhoeven vertelt enthousiast over wat er allemaal staat te gebeuren in het koetshuis en de naastgelegen winkelruimte. Ook het grotere plan waar dit onderdeel van is, komt aan de orde.

Voorgeschiedenis

Sinds 2016 is Rijksmonument kasteel Slangenburg in eigendom van de Stichting Monumenten Bezit. Voor die tijd was het kasteel verbonden aan de Sint Willibrordsabdij. Dit heeft met name in de Achterhoek voor een wat gesloten imago gezorgd en een beperkte bekendheid van het kasteel. De koppeling met de abdij is er sinds 2010 niet meer. In dit jaar zijn werkgroepen (inclusief omwonenden van het kasteel en Staatsbosbeheer) geformeerd, die in 2017 hun plannen in de vorm van een gebiedsvisie hebben gepresenteerd. Het project van de komende verbouwing  is een direct gevolg van die gebiedsvisie.

Drie jaar geleden is ook subsidie aangevraagd bij LEADER voor de kosten van het verbouwingsproject en deze is inmiddels toegekend.


 

Toekomstplan van het kasteelterrein

De komende verbouwing van het koetshuis en de landgoedwinkel wordt nu eindelijk een feit. Eind van dit jaar starten de eerste werkzaamheden voor deze twee locaties. Deze verbouwing is onderdeel van een groter plan rondom kasteel Slangenburg. Dit heeft als doel een bezoekerscentrum te realiseren waarin kasteel, koetshuis en winkel een rol spelen. Door het koetshuis te verbouwen tot één bezoekerscentrum verbetert de toegankelijkheid voor het publiek, kan het gebouw het hele jaar door wél open en vormt het voorplein van het kasteel één geheel. Hierdoor komen er meer gasten en dagjesmensen in en om het kasteel, ook het hele jaar door. Duidelijk thema hier omheen is dat de rust en kleinschaligheid bewaard blijven. Na de verbouwing van koetshuis en winkel is er nog een aantal zaken dat te zijner tijd aan de orde kan komen. In de toekomst zal ook worden gezocht naar mogelijkheden om de kasteeltuin in haar oude luister te herstellen. De woningen nummers 5 en 7 aan de overkant van het koetshuis hebben sinds januari 2021 al een nieuwe bestemming als vakantiewoning.

De verbouwing van koetshuis en landgoedwinkel  

De opzet van de bezoekersruimte van het koetshuis blijft grotendeels hetzelfde. Er komt aan de tuinkant een deur naar de boomgaard. Deze is dan beter bereikbaar en ook te gebruiken voor een bruiloft of klein evenement. De keuken krijgt een complete metamorfose en wordt vernieuwd en voldoet daarmee meteen aan de eisen van deze tijd. Er komen een aparte spoelkeuken en een apart bereidingsgedeelte. Hierdoor vindt er een betere doorstroming plaats in de keuken.

De toiletten worden helemaal vervangen; er komt een moderne toiletgroep met vijf genderneutrale toiletten en een mindervalidentoilet. Hiermee gaat ook deze locatie helemaal mee met haar tijd. Deze toiletten zijn zowel vanuit het koetshuis als de landgoedwinkel makkelijk te bereiken via centrale ruimtes. Op de indicatieve tekening bij dit artikel is te zien hoe het er waarschijnlijk uit komt te zien (LET OP: wijzigingen nog voorbehouden).

Indicatieve plattegrond nieuwe situatie (wijzigingen nog voorbehouden)

De landgoedwinkel krijgt een plafond van planken op de grote balken. De dakconstructie is toch wel één van de aandachttrekkers van het gebouw en daarom blijven de prachtige spanten en gebinten gedeeltelijk nog te zien. Daarvoor wordt er aan de tuinkant boven de hilde een grote glasplaat geplaatst. Op termijn, in een volgende fase, wordt er nog gedacht om de ruimte die boven de winkel ontstaat, te gebruiken als vergaderlocatie. Hiervoor kan er dan een soort box op de zolder worden geplaatst die te gebruiken is als vergaderruimte.

De brandveiligheid van het pand wordt ook meteen op orde gebracht. De wand tussen de winkel en de naastgelegen woning wordt tot het plafond toe dichtgemaakt. Dit was nog een punt van aandacht dat nu meteen ingevuld kan worden.

De werkgroep landgoedwinkel van de Heerlijckheid Slangenburgh buigt zich de komende tijd over hoe de winkel zo efficiënt en klantvriendelijk mogelijk vorm te geven. Het is nu een mooi moment om daar weer eens opnieuw aandacht aan te geven. Doel van de herinrichting is te kijken hoe meer gebruik te maken van de zijkanten in de winkel, zowel in de breedte als de hoogte. Uiteraard zonder het specifieke karakter van de landgoedwinkel aan te tasten. Het is zeker niet de bedoeling dat de winkel een strakgetrokken HEMA-achtige invulling krijgt.

Met deze opzet ontstaat er een mooi voorplein bij het kasteel waar recreanten zeven dagen in de week terechtkunnen. Onverwachte sluiting van het koetshuis door een besloten feest komt dan ook niet meer voor. Er is in de nieuwe situatie namelijk dan wel de mogelijkheid tot het nuttigen van een hapje en een drankje.

Wanneer speelt dit alles?

De planning is dat er eind 2021 wordt gestart met de verbouwing. Een in verbouwingen aan monumentale panden gespecialiseerde aannemer, Claus aannemingsmaatschappij BV te Doesburg, gaat dan aan de slag. In de loop van het eerste halfjaar van 2022 worden de ruimtes opgeleverd.

De horeca-activiteiten van het koetshuis worden tijdens de verbouwing tijdelijk verplaatst naar het pand nummer 7 aan de overkant. Hier komt dan ook nog een bescheiden mogelijkheid om de producten uit de winkel te blijven verkopen. Zo kan de handel gewoon doorgaan tijdens de werkzaamheden en komen bezoekers niet maandenlang voor een gesloten deur.

Vooruitblik naar de toekomst

De gemeente Doetinchem heeft aangegeven interesse te hebben in een ondernemers inspiratiepunt Slangenburg. Eind oktober heeft daarover weer een gesprek plaatsgevonden. De exacte invulling hiervan is nog open en onzeker, evenals het beschikbare budget van de gemeente hiervoor.

Al met al genoeg plannen en ontwikkelingen om van kasteel Slangenburg en de bijbehorende gebouwen en omgeving een prachtig geheel te maken dat met vertrouwen de toekomst in kan gaan. [1] LEADER is een onderdeel van het overkoepelende Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014-2020 (POP3). Het Plattelandsontwikkelingsprogramma is een Europees subsidieprogramma dat op de ontwikkeling van het platteland in brede zin is gericht. De focus van het programma ligt op innovatie en duurzaarzaameid in het landelijk gebied.


RK begraafplaats aan de Watertapweg

Joop Helmink

De laatste tijd is er veel informatie tot ons gekomen in de plaatselijke dagbladen en de Kronyck van Oudheidkundige Vereniging Gander over de vergeten begraafplaats aan de Watertapweg in de Wrange. De begraafplaats geeft veel informatie over het ontstaan van de katholieke gemeenschap in onze omgeving en in het bijzonder van Gaanderen.

Drone opname van de begraafplaats aan de Watertapweg. Foto Sam Kats

Schuurkerk Ter Gun

In het midden van de 19e eeuw werden de katholieke erediensten gehouden in de schuurkerk van de boerderij Ter Gun, gelegen tussen Gaanderen en Doetinchem. De schuurkerk was nodig omdat in die tijd  de protestantse leer de staatsgodsdienst was in ons land en de katholieke geloofsuiting alleen oogluikend werd toegestaan.

Er zijn door de eeuwen heen wel katholieke volgelingen gebleven en die breidden ook steeds meer uit in onze streken. Vanuit Wijnbergen, waar de Martinusparochie zetelde, werd in het begin van de 19e eeuw een dependance opgericht in de schuur van de boerderij van Ter Gun.

Doordat de parochianen talrijker werden en er daardoor ook meer overledenen te betreuren waren, die in Silvolde werden begraven op de R.K. begraafplaats, kwam er behoefte aan een begraafplaats bij de schuurkerk Ter Gun. Daarvoor werd toestemming gegeven in 1850.

Vanaf die tijd tot 1855 werden de overleden parochianen op dit kerkhof begraven. De familie Muller, bewoners van boerderij ‘t Geutjen, geholpen door historicus Hans de Beukelaar, schrijver van het boek ‘Uit Bethlehem geboren’, heeft onderzoek gedaan naar de historie van deze bijzondere plek in Gaanderen.

Historische plaats in het buitengebied

Komend over de Watertapweg is de begraafplaats gelegen langs de weg aan de rechterkant, achter boerderij ’t Geutjen, herkenbaar aan het hoger gelegen perceel met bomen en stuikgewas. Historisch gezien was het goed mogelijk dat hier het centrum van Gaanderen gelegen had kunnen zijn.

Veel Gaanderense families herkennen hun eeuwenoude roots

Dochter Laura Muller van ’t Geutjen heeft het begraafplaatsarchief met de namen van mensen die hier begraven liggen, achterhaald. Bijna zeventig oude en jonge mensen, ook pasgeborenen en doodgeboren kindjes, vonden hier hun laatste rustplaats. De namen en data staan vermeld in de Kronyck van juni dit jaar. Hans Beukelaar heeft deze uitgebreid onderzocht en de persoonlijke data zoals ouders, geboorte, beroep en datum overlijden achterhaald. Zeer interessant, omdat nog veel Gaanderense families verrast zullen zijn dat hun voorouders op deze plek zijn begraven.

Restanten van de begraafplaats

Er zijn niet veel resten van de begraafplaats teruggevonden. De familie Muller heeft nog onderdelen van het sierhekwerk in hun bezit. Volgens Marnix Muller heeft zijn opa de poort teruggekocht van de St. Martinusparochie. De monumentale boom op het terrein geeft de plaats allure. De onderzoekers en de familie Muller zien het belang ervan in om deze plaats onder de aandacht te brengen, zodat dit stukje geschiedenis uit onze streek niet wordt vergeten en de verhalen verteld zullen blijven worden.

Monumentaal hekwerk van de begraafplaats op originele plaats
Marian en Marnix Muller bij de enige, bewaard gebleven oude beuk.

Bronvermelding: Kronyck nr. 179 juni 2021
“Üit Bethlehem geboren” Hans de Beukelaar
Informatie van de heer Toon Maas, Gaanderen
Familie Muller, boerderij ’t Geutjen


Ceremoniepaviljoen op natuurbegraafplaats

Tekst: Jeanette Wechgelaer

Afbeeldingen: Buha.

De laatste jaren heeft Buha veel vragen gekregen over een ruimte om een afscheid te kunnen organiseren op natuurbegraafplaats Slangenburg. Op de begraafplaats kan men wel gebruik maken van de boskapel, maar dat is natuurlijk weersafhankelijk. En niet iedereen vindt de boskapel voldoende geschikt. Er is daarom naar mogelijkheden gezocht om een afscheidsruimte te realiseren die past binnen de sfeer van natuurbegraven. Die mogelijkheid is nu gevonden in een ceremoniepaviljoen.

In de eerste plannen stond het ceremoniepaviljoen ten zuiden van de eiken nabij de Kommendijk. Maar tijdens een informatieavond uitten buurtbewoners hun zorgen over parkeeroverlast op de Kommendijk. Dat werd door Buha opgepakt en er werd gekeken naar een andere plek. Toen werd ook snel duidelijk dat voor een andere locatie een ander ontwerp gewenst was.

Buha is een voormalige afdeling van de gemeente Doetinchem en werkt nu als overheidsbedrijf voor diezelfde gemeente. Buha is naast het beheren en onderhouden van het groen verantwoordelijk voor parkeren, handhaven, het inzamelen van afval en het beheren en onderhouden van onder andere de gemeentelijke begraafplaatsen (w.o. de natuurbegraafplaats), gemeentelijke accommodaties, sportvelden, riolering, openbare verlichting, wegen en bruggen.

Het nu te realiseren ceremoniepaviljoen staat dicht bij cirkel D en de bijenstal. Het is de bedoeling dat bezoekers parkeren op de bestaande parkeerplaats aan de Nutselaer. Om het ceremoniepaviljoen te bereiken wordt een nieuw pad aangelegd.

Bij de bouw wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van natuurlijke materialen. Zo zullen de muren van het paviljoen bestaan uit gestampte kalkhennep en wordt voor de gebinten gebruik gemaakt van zoveel mogelijk regionaal hout.

Vanuit de bosrand van de bestaande begraafplaats loopt men richting het ceremoniepaviljoen. Het gebouw gaat men in via een overkapping. Midden in het paviljoen staat de baar. Mensen zitten rondom de baar of op banken tegen de muur. Het gebouw is wel geïsoleerd, maar in principe niet verwarmd. Na de dienst is het mogelijk daar een kopje koffie of thee te gebruiken en een klein hapje te eten. Er is een toilet dat ook buiten diensttijden beschikbaar is, b.v. in de weekenden.

De planning van de bouwwerkzaamheden is o.a. afhankelijk van de bouwvergunning. Het streven is komend voorjaar te starten met de bouw. Maar voor de bouw moet eerst een persleiding worden verlegd om de riolering te kunnen aansluiten. Daarna dient er nog een bouwweg over het terrein aangelegd te worden. De plannen zijn er en hopelijk laat de realisering niet lang op zich wachten.   


Russische onderduikers in WO II bij waterpompstation De Pol

Auteur: Harry Krul

Kist uit erfenis leidt tot infobord over Russische onderduikers en wandelroute bij Pompstation De Pol  

Deze plaquette laat de betrokken personen zien

Toen Eed Mijnen, die vroeger aan de Bielheimerweg tussen Gaanderen en Doetinchem bij De Pol woonde, in 2015 overleed, liet hij een kistje na met wat hij ‘Russenspullen’ noemde. Dit trok na de dood van zijn vrouw, Bertha, de interesse van zoon Ed, die al jaren in Bennekom woont, maar zijn jeugd in deze omgeving heeft doorgebracht. Hij ontdekte allerlei foto’s, briefjes, e.d. die er op wezen dat er Russische onderduikers in de oorlog in het gebied van De Pol waren geweest en dat Eed daar zelfs een belangrijke rol in had gespeeld. Dit was het startsein om eens uitgebreid op onderzoek uit te gaan; hier wilde hij het zijne van weten.

Het werd één grote puzzel, waarbij uiteindelijk bijna alle stukjes bij elkaar gevoegd konden worden. Binnen een paar maanden breidde Eds onderzoek zich uit, tot uiteindelijk zelfs diep in Rusland. Hierbij had Ed het geluk dat hij Alla Kossareva als huishoudelijk medewerkster heeft, die de Russische taal machtig is en bij de contacten met Rusland van onschatbare waarde was.

Ontmoeting Eed en Russen in Duitsland

Eed Mijnen woonde met zijn vader en moeder aan de Bielheimerweg tussen Gaanderen en Doetinchem, vlakbij waterpompstation De Pol. Hij was 17 jaar toen de Duitsers op 10 mei 1940 Nederland binnenvielen. Vanaf mei 1943 werden Nederlandse mannen voor de Arbeitseinsatz opgeroepen. Eed regelde, om te voorkomen dat hij diep in Duitsland in de industrie moest werken, dat hij samen met twee vrienden, net over de grens bij Winterswijk, bij Oeding bij een boer als knecht terecht kon.

Daar maakten ze kennis met Russische krijgsgevangenen, die door de Duitsers bij dezelfde boeren tewerkgesteld waren. Bij boer Pass, op de boerderij waar Eed werkte, was dat Andrej Kozin. Ze werkten bijna twee jaar samen en Andrej werd Eeds beste vriend. Communiceren ging eerst alleen met handen en voeten, maar ook met wat gebroken Duits. Bij een boerderij verderop werkte Marius Muller, Eeds buurjongen, vriend en lotgenoot. Daar was de Rus Sasjka tewerkgesteld. De Nederlanders bleven intern op de boerderij, maar de Russen moesten ’s avonds terug naar hun kamp.

Rond Dolle Dinsdag (dinsdag 5 september 1944, toen een geruchtengolf over de snel naderende bevrijding alom leidde tot euforie) besloten Eed, Marius, Andrej en Sasjka, te vluchten om te voorkomen dat ze nog door de Duitsers naar het front zouden worden gestuurd. Eerst gingen Eed en Marius op verschillende dagen en een paar dagen later keerde Eed terug om de Russen op te halen. Dit deden ze om te voorkomen dat de Duitsers zouden denken dat ze samen gevlucht waren. Ze vluchtten te voet en vanaf Winterswijk liepen ze langs de spoorlijn richting Doetinchem. Bij Winterswijk verdwaalden ze en volgden de opgebroken spoorweg naar Bocholt. Een behulpzame boer hielp hen gelukkig in de juiste richting en aan een boterham. Zij liepen ’s nachts, want de Russen mochten niet in de kleding die ze aan hadden gezien worden. Overdag sliepen ze dan in greppels en trokken ze de jassen als dekens over zich met wat takken en bladeren als dekmantel.

Toen ze bij Gaanderen aankwamen zijn de twee Russen eerst een paar dagen in ‘de stroberg’ bij Muller verstopt. Eed dacht dat de oorlog spoedig afgelopen zou zijn, maar zocht toch een betere schuilplaats in de Wrangebult tegenover het Onland. Toen bleek dat daar al naar andere (Franse) vluchtelingen was gezocht, maakten ze een hol in het bos vlak voorbij Pompstation De Pol. Met zijn drieën zijn ze daar een hele nacht mee bezig geweest. Eed en Marius woonden weer thuis, maar de twee Russen verbleven drie maanden in het hol. Via Eed en Marius kregen zij eten.

Tegen het einde van 1944 werden ze ontdekt door Bernhard Belterman uit Silvolde, die op stroopjacht was. Hij zag damp uit de grond komen en was nieuwsgierig wat het was: hij trok aan wat planten en een in de grond gestoken stok. Toen kwam er een luik omhoog en keek hij in twee verschrikte gezichten! In gebroken Duits vertelden ze hun verhaal. Belterman beloofde ze ’s avonds eten te brengen. Dat deed hij en toen vertelden de Russen over Eed. Na overleg tussen Belterman en Eed nam hij ze mee naar zijn huis vlakbij de protestantse kerk in Silvolde in de Kerkenstraat en verborg ze daar op zolder tot de bevrijding eind maart 1945. Dit ‘schuilhuis’ is intussen afgebroken.

In Silvolde zijn de Russen uiteindelijk nog drie maanden ondergedoken geweest.

Wat ook ontzettend geholpen heeft bij het onderzoek was een cassettebandje dat na de eerste versie van Eds boek over zijn vader (*) ontdekt werd. Dit bandje was in bezit van Tonny Belterman, vrouw van Jan, de zoon van Bernard Belterman, waarop een interview van een uur staat uit circa 1995 van Jan en zijn broer Ben met Eed Mijnen over ‘het hele Russenverhaal’.

Ed Mijnen en Gerdien Dutman onthullen het informatiebord

Bijzondere bijeenkomst in de Orangerie De Pol Hulleweg 2 Doetinchem

Op 18 augustus jl. was er een speciale bijeenkomst in de Orangerie: Ed Mijnen heeft toen de rol van zijn vader Eed Mijnen bij het onderduiken van twee Russen in WO II toegelicht. Aanwezig waren veel historisch geïnteresseerden uit de streek, familie van Eed, buren van Eed Mijnen en Marius Muller van tijdens de oorlog, twee dochters van Marius, maar ook de familie Pass, de boer waar Eed en Andrej tijdens de oorlog werkten.

In samenwerking met de gemeente Doetinchem, Vitens, Historische Vereniging Deutekom en Oudheidkundige Vereniging Gander is er een groot informatiebord en een plaquette met foto’s van de vier hoofdpersonen geplaatst. Ook staan er paaltjes met richtingspijlen van een wandelroute en een QR-code. Deze volgend kom je langs het waterpompstation De Pol, de schuilkelder van het waterpompstation, waar Eed en Marius ook wel eens overnachtten en wordt de plek aangewezen waar het hol waarschijnlijk gezeten heeft. De juiste locatie is jammer genoeg niet meer te achterhalen. Via de genoemde QR-codes kun je stukken van het interview met Eed Mijnen horen waarin hij over zijn avonturen aldaar vertelt.

Tijdens de bijeenkomst heeft Ed het hele verhaal nog eens verteld, en hij had zelfs contact met beeldverbinding geregeld met Elena Samsonova (een kleindochter van Andrej) en Anatoly, de enige nog levende zoon van Andrej. Beiden zijn diep onder de indruk van de aandacht die in Nederland aan hun vader/opa en hun avontuur wordt geschonken! Daarna zijn de plaquette, het infobord en de wandelroute met de paaltjes met QR-code feestelijk onthuld door Ed Mijnen en Gerdien Dutman, medewerker cultuurhistorie gemeente Doetinchem.

Kleinzoon van boer Pass, Ed Mijnen, zoon van boer Pass en Ans Muller (dochter van Marius)


Twee dagen later is in samenwerking met de Heemkundige Vereniging Old Sillevold, ook in Silvolde een herdenkingsbord geplaatst, in de Kerkenstraat, vlakbij de Protestantse kerk, waar het onderduikadres van de Russen was.

Als bovenstaande uw interesse heeft gewekt, dan kan ik u het boek van Ed Mijnen met het volledige verhaal sterk aanraden. Het is via de mail (emijnen@gmail.com) aan te vragen bij Ed Mijnen:


Oogst in het kasteel

Tekst en foto’s: Jan Berends

De redactie geeft aan dit nummer het motto ‘Oogst ‘ mee en daarom kijken we in het kasteel rond of er iets is, dat hiermee in verband kan worden gebracht. Nu, dat is geen probleem en vanwege de gewenste lengte van het verhaal nemen we twee in het oog springende objecten om het thema toe te lichten. We gaan daarbij naar de vertrekken aan de westelijke kant van het huis, de provisiekamer, in de Passmanntijd ook wel Spielzimmer genoemd en de opkamer, die ook wel bekend stond als Heer Steengrachtskamer.

Op de eikenplanken van de plafonds zijn hier twee aanzienlijke schilderingen te bewonderen. Deze plafonds dateren uit het begin van de 17de eeuw (1612), toen het in 1585 verwoeste kasteel weer op de overblijfselen van de oude burcht werd opgebouwd door het echtpaar Frederik van Baer en Judith Ripperda. Dit L-vormige huis werd in het derde kwart van deze 17de eeuw aanzienlijk vergroot en verfraaid door de kleinzoon, Frederik Johan van Baer (1645-1713), die een belangrijke militaire loopbaan volgde in het Staatse leger. Bij zijn pensionering in 1705 was hij eerste generaal van de infanterie.

Bij de verbouw en uitbreiding nam hij het oude huis uit 1612 in het vernieuwde kasteel op.

In de nieuwe delen werden stucplafonds aangebracht, waarin schilderingen in grote uitsparingen ter decoratie werden bevestigd. In het oude gedeelte van vier kamers werd dit niet gedaan en bleven de oude zolderingen zichtbaar. De kunstschilder Gerard Hoet de Oudere (1648-1733), jarenlang werkzaam voor Frederik J. van Baer, schilderde hier de voorstellingen rechtstreeks op de planken van de plafonds, liggend op zijn rug op de geplaatste steigers op dezelfde manier als Michelangelo in de Sixtijnse kapel in Rome te werk ging.

De opkamer

Waar in belangrijke vertrekken van het kasteel veel schilderingen werden aangebracht om de vroeggestorven geliefde van de generaal te gedenken, zijn in deze vertrekken het mooie leven en de goede opbrengsten van het landgoed afgebeeld.

Dit goede leven gold dan vooral voor de kasteelbewoners en de entourage, want het leven van de pachters die voor deze opbrengsten moesten zorgen, ging lang niet altijd over rozen. Daarbij denken we aan de derde garve van de oogst, de leveringen van vee en dergelijke producten aan het kasteel en de wagendiensten en andere herendiensten.

De hier afgedrukte foto van een deel van het plafond laat ons een soort godenparadijs zien, waarin de goden zijn samengekomen om een feest te vieren met vele anderen.

Links van het midden zit de godin van de landbouw Ceres bij een grote zilveren schotel waaruit ze haar vrienden en vriendinnen laat genieten van de opbrengsten van het landgoed, rechts van haar zit Bacchus, de god van de wijn, die zijn gouden beker laat vullen. Verder zien we, dat er manden met bloemen worden aangedragen, boven vieren engelen feest en rechtsboven zitten Vulcanus en Venus samen in een waarschijnlijk ondeugend onderonsje.

Niet zichtbaar, maar ook Neptunus komt nog aan met zijn drietand om ook een deel van de feestvreugde mee te beleven. Hier dus geen voorstellingen met droevige gedachten over het verlies van zijn vrouw Dorothea, maar een feestelijk gebeuren in de kamer , waar de generaal zijn familie en vrienden kon ontvangen.

Op de schouw in deze kamer zien we het mooiste zeventiende eeuwse houtsnijwerk op Slangenburg. In eikenhout zijn diverse vruchten en bloemen uitgebeeld in ranken aan de beide zijden en aan de onderzijde. In de schouw is een beeltenis te zien van het Parisoordeel, waarbij de herder/koningszoon Paris moet beslissen, wie van drie godinnen, Juno, Minerva of Venus de mooiste was. Maar dat verhaal misschien een volgend keer. …foto van parisoordeel

De provisiekamer

In deze ruimte zien we een kleinere schildering, die een verbeelding geeft van de vier jaargetijden. Deze  zorgen tenslotte voor de oogstopbrengsten het hele jaar door.

In de warrelende engelenhemel bovenaan zien we in een zilveren gewaad de lente. Zij zit naast een gevulde bloemenmand en door een engel wordt haar ook een boeketje aangereikt. Onder haar in de blauwe jurk zien we de zomer met een korenschoof in haar linkerarm en zij wijst met haar rechterhand naar de herfst, die een ruim gevulde mand bij zich heeft met appels, peren en druiven. Wat moeilijk te zien in het donkere gedeelte halverwege van de schildering rechts, wordt de winter uitgebeeld. We zien een oud vrouwtje, dat gebogen zit over een brandend vuurkorfje. De winter brengt geen producten voort, zo is hier de boodschap.

Zo geeft de bouwer van het kasteel  hier een mooi voorbeeld van de geneugten van het landgoed. Zoals  al gezegd, vooral voor de adel, waarbij in die tijd de boeren in sommige gevallen een moeilijk leven hadden. Als zij de pacht niet konden voldoen of niet naar de zin van de kasteelheer werkten, werd de pacht niet verlengd. Op 22 februari (St. Petri) moest men dan het pand ontruimen en een nieuw onderkomen gezocht hebben.

Gelukkig zijn de tijden veranderd! 


OUDERWETS OOGSTEN MET EEN OLDTIMER MAAIDORSER

Tekst en foto’s: Karin Wensink

HET IS ERAF! Herman Nijenhuis, of Herman van Kappers zoals ze hem hier in de buurt noemen, kan weer rustig adem halen. Er komt heel wat kijken bij het zaaien en oogsten van tarwe, maar als het kaf van het koren is gescheiden, het zaad is weggebracht, het stro is geperst en opgehaald, is er tijd voor een kop koffie, een biertje en een verhaal.

De oogst

Het gaf nog even wat spanning of het graan op tijd droog zou zijn en of de weergoden gunstig gezind zouden blijven voor een goede oogst. Nu trekt voor de tweede dag op rij de zelfrijdende oldtimer maaidorser van Herman van Kappers langzaam over het tarweland. Hoog gezeten op zijn troon, bedient hij met trots zijn machine. In één werkgang wordt het gewas gemaaid, gedorst en geschoond. Twee jaar geleden kocht Herman zijn maaidorser van de Oudheidkundige Vereniging in Ruurlo. De machine is een Clayson type M80, rond 1960 geproduceerd in het Belgische plaatsje Zedelgem. De originele handleiding kreeg Herman erbij geleverd. De werkende machine is een mooi samenspel van een heleboel V-snaren. Een groot deel daarvan doet, onbeschermd, aan de buitenkant zijn werk. Binnenin gebeurt ook van alles. Om hem naar behoren te laten werken heeft de machine zijn onderhoud nodig of zoals in de handleiding staat geschreven: “U wint steeds tijd door uw machine ’s morgens goed te verzorgen.” Toch kan het tijdens de oogst gebeuren dat, ondanks een goede ochtendverzorging, de machine ineens met een harde knal tot stilstand komt. Even schrikken, maar met het juiste gereedschap, een dosis technische kennis, engelengeduld en uiteindelijk een paar koolzwarte handen wordt hij met een lachend gezicht weer aan geslingerd. Het werk kan worden hervat. Herman, als liefhebber en hobbyist, ziet dit intermezzo als onderdeel van het totaalplaatje.

Een mooi stukje techniek

De maaidorser maait het graan een stukje boven de grond af. De tarwe valt na het maaien op het maaibord en wordt door een ronddraaiende haspel en een opvoerband of vijzel de dorstrommel ingevoerd. Door wrijving wordt het zaad van het stro gescheiden. Het zaad uit de dorstrommel wordt door een luchtstroom langs een aantal zeven geblazen. Nog niet goed gedorste aren worden een aantal keren langs de zeven gevoerd tot uiteindelijk het schone zaad allemaal door het laatste en fijnste zeef is gevallen en naar de graantank getransporteerd kan worden. Het afstellen van de luchtstroom door de zeven is een secuur werkje. Is deze te laag dan is de uiteindelijke zaadoogst vervuild met stro, is deze te hoog dan verlies je zaad. Gescheiden van het zaad, wordt achter de maaidorser het stro op de grond gedeponeerd.

Boeren of niet? Herman is van boerenafkomst. Zijn familie woont al meer dan vier generaties op deze plek aan de Pluimersdijk in Halle. De familie Nijenhuis komt oorspronkelijk van de Nijmansedijk.Zijn overgrootvader, ook een Herman Nijenhuis, trouwde in 1864 met zijn Berendina Brusse en trok hier in bij haar familie. “Ik had hier best boer willen worden.” vertelt Herman. Zijn vader hield echter de modernisering van het landbouwbedrijf in de jaren ’70-’80 tegen. Er kwam geen ligboxenstal en Herman koos na afronding van de middelbare landbouwschool voor een opleiding en carrière in de bouw. Die carrière in debouw begon in loondienst als timmerman bij van Campen in Zelhem. Op dertigjarige leeftijd begon hij voor zichzelf. “Dat is nog niet altijd even makkelijk, als vakman ondernemer worden in de bouw. Je moet vakwerk leveren voor je klanten, goed met je personeel omgaan en soms ook hard zijn, harder dan je eigenlijk wilt.” Toch heeft Herman altijd met veel plezier in de bouw gewerkt. Zijn laatste grote klus, in het westen van het land, is recentelijk afgerond.

Toch boeren op Kappers

In 1989 kon Herman de boerderij kopen van zijn ouders. Zijn ouders stelden de voorwaarde dat ze op de plek konden blijven wonen. “Echt boer werd ik natuurlijk niet maar nu ik meer tijd heb, wil ik hier op een ecologische, hobbymatige manier toch nog een beetje boeren. Ik vind het mooi om met de oude lichte machines te werken om structuurbederf van de grond tegen te gaan. De grond probeer ik zo vruchtbaar mogelijk te houden door groenbemesters te zaaien en ik probeer zo min mogelijk te spuiten. Zaad verbouwen vind ik ook mooi voor de patrijzen en ik wil zien of ik nog wat subsidie kan krijgen voor de aanleg van akkerranden. Maar dat subsidie krijgen valt nog niet mee.” Herman is blij met zijn tarwe. “Maar de opbrengst…. die had wel iets meer mogen zijn.”

Liefhebber

Herman is een liefhebber van oldtimers. “Ik vind het mooi om met oude machines te werken, maar ook om oude trekkers op te knappen.” Naast deze Clayson maaidorser heeft Herman een kalkstrooier, een kunstmeststrooier en trekkers uit 1925 en 1935. Hij wil zoveel mogelijk op het land zelf doen. Dit voorjaar haalde hij een ouderwetse getrokken zaaimachine uit Zeeland. “Het is soms wel lastig om onderdelen te vinden. Je moet de wegen kennen.” Het netwerk dat Herman heeft opgebouwd in zijn tijd in de bouw is dan handig. En als iets helemaal niet meer te krijgen is? “Dan klop ik aan bij Bennie van den Blauwen in Varsseveld. Dat is zo’n ongekend goede vakman! Die kan alles maken wat ik nodig heb.”


Eerlijk en heerlijk vlees door gebruik van reststromen

Hanneke van de Velde

Minder voedselverspilling en heerlijk en eerlijk vlees is de missie van varkens- en kippenboerin Inge Vleemingh van de Goed Gevulde aan de Halsedijk in Halle.

Zij houdt daar circa vijftig zwijnvarkens (een kruising tussen wildzwijn en het  Durocvarken) in alle leeftijden en maten en 250 vleeskippen. Het voedsel van deze tevreden wroetende varkens bestaat grotendeels uit restproducten zoals groenten, fruit en brood, geleverd door bedrijven uit de omgeving.

Zelf varkens houden

Vanuit haar studie landschapsarchitect werkte ze aan het ontwerp van een voedselbos met varkens, als alternatief voor de gangbare varkenshouderij. Er was geen boer te vinden die dit wilde gaan doen, ondanks de beschikbare gronden, vergunningen en subsidie. Inge besloot toen drie jaar geleden zelf met dit idee aan de gang te gaan. Er deed zich een mogelijkheid voor aan de Halsedijk.

Na de start met vijf zwijnvarkens, zijn er na drie jaar inmiddels zo’n vijftig als je de net geboren twaalf biggetjes meetelt. Ze fokt zelf haar nieuwe varkens met beer Berend als stamvader van de tevreden knorrende veestapel. De kruising van zwijn en varken zorgt daarbij voor een smakelijke kwaliteit, met een beetje vet-gemarmerd vlees.

Reststromen uit de buurt als eten

Doel van Inge is om zoveel mogelijk voedselverspilling tegen te gaan.

Daarom worden de varkens grotendeels gevoerd met resten van zo’n twintig leveranciers uit de omgeving. Denk hierbij aan niet verkocht brood van een bakker en groenten en fruit van een groentewinkel uit de buurt. Ook de kaaswei van een kaasboerderij in Vorden lusten ze graag. Daarbij wordt het voer streng gecontroleerd op vleesresten. Het is uit den boze en wettelijk verboden de dieren vlees te voeren, dit om verspreiding van dierziekten te voorkomen. Verder wroeten de varkens nog van alles bij elkaar van wat de omgeving te bieden heeft. Dit ontvangen van de reststromen gaat met gesloten beurs; zo maakte Inge een ontwerp voor het erf van een Landwinkel en koopt ze haar boodschappen in een kleine lokale supermarkt. Voor wat hoort wat.

Om de ecologische foodprint zo klein mogelijk te maken is haar doelstelling dat zij dierenvoeding en andere benodigdheden uit de buurt betrekt.

Ook kippen, rund- en kalfsvlees

Sinds een jaar zijn er ook vleeskippen. Dit geeft weer een extra klantenstroom. Net als het rundvlees van de buurman dat via haar wordt verkocht. Sinds kort zit er ook kalfsvlees in het assortiment van dezelfde melkveehouder. Deze buurtgenoot voert zijn koeien grotendeels gras en granen. Ook bij deze boer komen alle dieren buiten in de wei. Dit past helemaal bij de filosofie van Inge.

Zo’n vijf keer per jaar komen er 250 eendagskuikens die worden opgefokt tot slachtwaardige vleeskippen. De kippen lopen overdag vrij rond in het weiland en gaan ’s avonds in hun kippencaravan. Ze scharrelen de hele dag buiten in het kruidenrijke grasland; echte vrije uitloop scharrelkuikens.

Ze lopen hier in het gras en niet in hun eigen uitwerpselen, wat de kans op salmonella enorm reduceert. Deze kippen krijgen brok, gemaakt van 100% reststromen als oud brood en geleverd door mengvoederbedrijf Voerwaarts in Sinderen.

Voedsel kringloop en biodiversiteit

Op het terrein besteedt Inge veel aandacht aan biodiversiteit en kringlooplandbouw met inzet van de natuur. Een voorbeeld hiervan zijn de geplaatste kasten voor uil en torenvalk. Deze bestrijden de muizen die op het aanwezige oude brood afkomen. Zo blijft er een evenwicht bestaan, wat plant en dier ten goede komt.

Er zijn drie weides voor de varkens. Er wordt elke drie maanden van wei gerouleerd. Zo hoeven de varkens niet of nauwelijks te worden ontwormd, wat er weer voor zorgt dat er geen ontwormmiddel in de bodem terecht komt en zo de bodem gezond blijft.

Om de weides heen is een 15 meter brede voedselsingel aangeplant met daarop fruit- en notenbomen, eiken en struiken met eetbare vruchten en bessen. Hier leven allerlei dieren zoals hazen en patrijzen en een diversiteit aan vogels. Deze dieren dragen weer bij aan een natuurlijk evenwicht op de boerderij.

Ten aanzien van energie en water is het bedrijf inmiddels geheel zelfvoorzienend. Er zijn zonnepanelen geplaatst en een houtvergas- installatie die de verwarming in huis regelt en er is een eigen bron voor de watervoorziening.

Samenwerking

Soms zijn er ook keuzes te maken in wat je wel of niet zelf doet. Zo maakt een collega hammen, coppa’s, paté en fuet (worst) van de ingrediënten van de Goed Gevulde, die Inge vervolgens wel weer zelf verkoopt in haar winkel en webshop (www.degoedgevulde.nl).


Henny van de Mölder

Toos Lenderink

Opa Johan Frederik Bennink die in 1880 werd geboren, woonde in de Wassinkbrink. Op weg naar school in Zelhem, liep hij dagelijks langs de Coopsmolen. Als kind was hij al helemaal gek van die molen en hij was er vaak na schooltijd te vinden. Hij begint zijn loopbaan als knecht bij Kruithof op de Velsmolen, de huidige Benninkmolen.

Kleindochter Henny Bennink vertelt dat die molen een grondzeiler was, waarvan de wieken vlak boven de grond draaien. Maar als de hond overlijdt nadat deze een klap van de wieken heeft gehad, beslist opa dat de wieken hoger geplaatst moeten worden, op een stelling. Opa heeft inmiddels de molen overgenomen van Kruithof. Voor de nieuwe molen komt de romp uit Dichteren, net als een oude wiek die kan worden hergebruikt. De stenen komen weer van pas en de huidige as komt van de Coopsmolen. Onderdelen worden zo bij elkaar gezocht en in 1921 kan de molen gaan draaien. Broers van opa waarschuwen hem: “Neem toch motoren want een windmolen is niet productief”.  Maar opa zegt:  “Er komt hier geen motor in! Dan moeten de boeren maar een paar dagen langer wachten op hun meel”. Opa kent de lucht heel goed. Hij ziet ook in 1925 de windhoos van Borculo aankomen. “Dit geet te hard”. Hij vindt de kleppen van de wieken later op kilometers afstand terug.

Kort na de oorlog stopt opa met malen vanwege zijn gezondheid. Zoon Frits heeft een T-ford waarmee hij stro en hooi voor de boeren vervoert, maar in de oorlog wordt deze T-ford gevorderd. Opa beslist dat hij dan nu wel op de molen kan komen werken en zoon Theodoor komt op de boerderij. Theodoor bezorgt ook zakken meel bij de boeren met paard en wagen.

Henny heeft opa niet bewust gekend, want ze was 2 jaar toen hij overleed. Maar ze weet uit de verhalen dat opa altijd aan haar vroeg: “Wat zegt het molentje?” Als klein kind begon ze al exact het geluid na te doen dat de tandwielen maken als de molen draait, als opa er aankwam.

Opa Johan Frederik Bennink met echtgenote en twee van hun kinderen: Jet en Theodoor. Later worden nog Antje, Frits, Han en Mimi geboren. (Foto: Henny Bennink)

Het malen moet doorgaan

Als opa overlijdt, wordt de molen stopgezet en komt er een grote scheepsmotor in. Er moet gemalen worden, wind of geen wind. Henny herinnert zich alleen nog dat de wieken stil staan en dat de dieselmotor staat te stampen. Haar moeder werkt mee in de molen met zakken aan de ketting doen, die naar boven moeten worden getrokken en ’s avonds maakt ze de rekeningen op. De jeugdjaren van Henny spelen zich af in de molen met o.a. verstoppertje spelen en op stapels zakken klimmen. De verschillende graansoorten staan bij elkaar. Als er van één soort, bijvoorbeeld tarwe, niet zo veel is, staat er een stapel van maar 1 zak breed. Het is de kunst om dan juist daar op te klimmen. “Ik ging wel eens met stapel en al onderuit. En dan maken dat je uit de molen kwam voordat vader er achter kwam”. Als vader Frits 65 jaar is stopt hij met malen. Zijn stoflongen maken ook dat het gewoon niet langer meer kan. Overstegen wordt volgebouwd, er zijn minder boeren en coöperaties komen opzetten. “’t Is mooi gewest”,  zegt hij.

Stichting Doetinchemse molens

De gemeente Doetinchem wil graag samen met deze Stichting alle drie molens (Walmolen, Aurora en Benninkmolen) behouden. De grond wordt gekocht en de molen wisselt voor een symbolisch bedrag van f1,00 van eigenaar. Frits is er hard voor dat de molen zo in stand kan blijven en weer mooi wordt opgeknapt. De gemeente brengt in 1980 de molen weer in historische staat: de motor gaat er uit en de wieken krijgen hun functie terug. Als de buurt wordt uitgenodigd voor de officiële heropening spreekt Hendrik Dales namens de buurt. De buurt wil wel komen, maar de naam Velsmolen “zegt ons niks”. Het moet Benninkmolen worden. De gemeente gaat hierin mee.