Muskusratten vanger

Toos Lenderink

Het is een taak van het waterschap om muskus- en beverratten te vangen. De muskusrat komt oorspronkelijk uit Noord-Amerika en hoort eigenlijk niet in Nederland thuis (het is dus een exoot). Ze graaft uitgebreide gangenstelsels en veroorzaakt hierdoor schade aan dijken en waterkeringen. Nederlandse waterschappen hebben vier jaar lang grootschalig wetenschappelijk onderzoek gedaan, waarna de huidige bestrijdingsstrategie is opgesteld. Doelstelling is om over vijftien jaar geen enkele muskus- of beverrat meer te hoeven vangen. Bij de grens is deze marge wel iets groter. In Duitsland zetten ze niet zo professioneel in op deze vangst, omdat ze daar minder waterkerende dijken en oevers hebben. Bij hoog water spoelen de muskusratten zo ons land binnen.

Jari op zijn ronde

Jari Bremer, in dienst van het waterschap Rivierenland, maar ook werkzaam voor het waterschap Rijn en IJssel, vertelt over zijn beroep. Jari werkt als muskus- en beverrattenvanger in het gebied Slangenburg. In de Achterhoek werken veertien vangers, die elk verantwoordelijk zijn voor ongeveer 1000 km aan sloten en beken (watergangen). Deze watergangen worden afgespeurd met behulp van een quad, boot, kano of te voet. De bekende bruine rat wordt in principe niet gevangen, maar mocht deze toch gevangen worden, dan is dit een gewenste bijvangst. Als er bevers of otters gesignaleerd worden, dan wordt deze informatie doorgegeven aan de Zoogdier Vereniging. Het waterschap onderhoudt hiermee een goede samenwerking. Jari heeft een app op zijn telefoon met GPS-systeem waarop van elk vangmiddel wordt vermeld wat er is gevangen, of het een moer of ram is, de leeftijd en eventuele bijvangst. De kooizender die nu gebruikt wordt, stuurt een sms naar de vanger wanneer de kooi dichtvalt, waarna de vanger er binnen vierentwintig uur naar toe gaat.

Een nu in gebruik zijnde vangkooi

In voor- en najaar zetten Jari en zijn collega’s de vangmiddelen uit. In april-mei is het paartijd voor de muskusratten en zoeken ze elkaar op. Tijdens deze trek kan er succesvol gevangen worden. Vang je er twee in het voorjaar, dan voorkom je zesendertig muskusratten later in het jaar. Er wordt sowieso steeds meer preventief gewerkt. Een dood beest wordt teruggegeven aan de natuur en neergelegd in een bosje of op een plek waar weinig publiek komt. Voer voor de vos, marter of buizerd.

Een gevangen rat wordt teruggeven aan de natuur

Niet iedereen begrijpt waarom het vangen van deze ratten noodzakelijk is. Jari heeft tijdens zijn opleiding geleerd om met kritiek om te gaan. Hij is op zijn speurtocht altijd herkenbaar gekleed als muskusrattenvanger en loopt veel langs oevers of rijdt per quad langs oevers en dijken. Er wordt gelet op geuren, op vraat en op speciale keutels. De keutels van de beverrat zijn drie tot vier cm lang, boonvormig en blijven door hun olielaagje drijven op het water. Wanneer Jari een verstopte duiker ziet of een verzakking, dan wordt dit doorgegeven aan de afdeling Beheer en Onderhoud van het waterschap zodat dit hersteld kan worden.

Jari vindt het mooie van zijn werk dat hij continue ’de natuur kan lezen’ en alle seizoenen meemaakt.

Innovaties

Eén van de onderdelen van het zogenoemde LifeMICA-project dat door Brussel wordt gesubsidieerd, is een slimme vangkooi. Deze is nog in ontwikkeling en kan een muskus- of beverrat herkennen door middel van beeldherkenning, waardoor de vangst van een ander dier wordt voorkomen. Het gaat om een grote kooi die drijft op een tempexvlot op het water. Een ander onderdeel van het LifeMICA-project is E-DNA. Door een watermonster te nemen kan de vanger zien of er in het water DNA zit van een muskus-/beverrat. Hierdoor is het mogelijk om te zien of er een muskus-/beverrat aanwezig is in een gebied. Ook zijn de verschillende waterschappen bezig met andere innovaties. Er wordt gekeken wat drones en speurhonden in de toekomst voor hulp kunnen bieden om de doelstelling te halen.


Drinkwater van Vitens

Jeanette Wechgelaer

Het prachtige majestueuze gebouw De Pol aan de Hulleweg in Gaanderen waar vijf jaar geleden nog door Vitens water werd opgepompt, gezuiverd en opgeslagen in een kelder zo groot als een zwembad en vervolgens als drinkwater werd getransporteerd naar de diverse huishoudens, ligt er verlaten bij en is niet meer in gebruik. Vitens wil het gebouw verkopen maar de gemeente heeft daar wel voorwaarden aan verbonden. Het is een gemeentelijk monument en in het gebouw zit industrieel erfgoed.

In 1938 is het pompstation en ook de Watertoren in Doetinchem gebouwd. Vijf jaar geleden werd de winning en zuivering in dit pompstation gestopt en nu levert Arnhem via het doorleverstation De Pol richting Lichtenvoorde een deel van het drinkwater in de regio. De redenen voor deze wijziging waren de nieuwe visie van het bedrijf en kwaliteitsproblemen.

Het niet meer in gebruik zijnde gebouw De Pol

Als water aan de bodem wordt onttrokken, stelt zich een nieuw evenwicht in. In het gebied De Zumpe gaat de grondwaterstand als gevolg van de waterwinning met 5 cm naar beneden. Ook de kwel neemt met circa 5 % af. Vooral droge zomers veroorzaken een lage waterstand in het gebied. Vitens wil haar waterwinning graag duurzaam inpassen in het watersysteem. Samen met waterschap en provincie werken zij daaraan. De kwaliteit van het grondwater staat onder druk. Door een grondwaterverontreiniging van een voormalige textielwasserij zijn vluchtige koolwaterstoffen in het grondwater gekomen. Door natuurlijke processen en de invloed van de landbouw is het grondwater van De Pol zwaar belast met ijzer en mangaan (oude oerbanken) en is de hardheid van het water hoog. Zuiveren tot drinkwater is daarmee niet eenvoudig en duur.

Een peilbuis in het bos

In Slangenburg staan peilbuizen met drukopnemers die regelmatig worden uitgelezen om te zien hoe de grondwaterstand verloopt. Als gevolg van drie droge zomers treden tekorten op. Eerst was er sprake van waterafvoer en nu spreekt men van water vasthouden. In samenspraak met Waterschap wordt geprobeerd oppervlaktewater zo lang mogelijk in het gebied te houden.

Vitens streeft ernaar optimaal te leveren maar is ook gebonden aan een maximum van water dat uit de bodem mag worden gehaald. De provincie verleent vergunning hiervoor. In dit gebied heeft Vitens vergunning om bij De Pol twee miljoen kuub uit de bodem te halen. Maar Vitens maakt daarvan geen gebruik, niet omdat de waterwinning problematisch is of de kosten voor de waterzuivering te hoog zijn, maar omdat de aanvoer vanuit het rivierengebied en Montferland beter is.

Vitens is het grootste waterleidingbedrijf in Nederland dat door fusies met de waterbedrijven in de provincies Gelderland, Overijssel, Friesland, Utrecht en Flevoland is ontstaan. De kwaliteit van het Vitens-drinkwater is nog steeds van zeer hoge kwaliteit. Het is daarom verbazingwekkend dat er nog zoveel flessenwater uit de supermarkten wordt gekocht. Het milieu wordt door het flessenwater veel meer belast. Het water van Sourcy komt uit dezelfde bron als het Vitens-water. Het Vitens-water wordt wekelijks gecontroleerd en moet voldoen aan de Waterleidingwet. Bronwater moet voldoen aan de Voedselwarenwet die minder streng is.

Harold Weeteling bij het nieuwe doorleverstation

Het nieuwe bedrijfsgebouw wordt bemand door Harold Weeteling. Hij is procesoperator in dit kleine pompstation dat water doorlevert. Harold is verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud. Hij werkt al weer 35 jaar bij Vitens. Maar het werk is veranderd. Vroeger controleerde hij putten, filters e.d. Nu bewaakt hij kwaliteit en verhelpt storingen. Hij doet het werk alleen. Harold heeft drie dochters en een zoon. En ook twee kleinkinderen. Hij woont al 30 jaar hier op deze plek en hoopt in deze mooie omgeving nog een tijdje te kunnen blijven wonen.


Abdijhoeve Bethlehem

Toos Lenderink

Alles lijkt hetzelfde gebleven, als je de oprijlaan oprijdt en de abdij, kapel en het gesloten hek ziet. Maar ben je eenmaal door dat hek, dan zie je een wereld van verschil. Ruim een jaar geleden leidde abt Henry Vesseur ons rond en vertelde over de grootse plannen. Begin oktober laat Nol Verhoeven zien waar de immense verbouwing en de inzet van vele vakmensen toe heeft geleid. Door de maatregelen in verband met het huidige coronavirus is een open dag voorlopig niet mogelijk. Maar wij, lezers van de Boode krijgen zo toch alvast een inkijkje.

Het begint al met de nieuwe, grote parkeerplaats, aangelegd aan de achterkant van het complex. Met verlichting en aanplant en een doorgang naar de ingang van het centrum. Het hele erf rondom is nu strak aangelegd met o.a. grindpaden, bloemborders en terrassen. Links naast de ingang is een winkel voor gasten. Via de hoofdingang kom je in de vroegere hooischuur. Deze heeft een metamorfose ondergaan, maar de Nemaho-spanten zijn nog wel terug te vinden. Een schuifwand kan de hoge ruimte in tweeën delen. In deze ruimtes kunnen mensen op 1,5 meter afstand van elkaar hun programma volgen. Er zijn meerdere zalen en er is een nieuwe, groene kapel met glas-in-loodramen. In de tegenover gelegen vleugel van het gebouw zijn nog twee meditatieruimtes op zolder voor meerdere groepen beschikbaar. Voor de gasten zijn zesendertig logeerkamers: dertig eenpersoons- en zes tweepersoonskamers aanwezig. De kamers zien er mooi uit, netjes afgewerkt en overal ook met een oud accessoire erin verwerkt. Bijvoorbeeld een oude balk aan het plafond. Elke kamer heeft een eigen moderne toilet- en doucheruimte. Het uitzicht vanuit de kamers op de binnentuinen is prachtig. De oude muren van de abdij geven extra sfeer en contrasteren sterk met het moderne interieur. Beneden zijn een invalidenlogeerkamer en invalidentoilet. Voor komend jaar is voor bijna alle weekenden al wel een boeking binnen. Zelfs voor 2022 zijn er al reserveringen. Boven een van de poorten van het gebouw is de vroegere fruitzolder veranderd in een studie- en bibliotheekruimte voor de monniken met ramen aan beide kanten, waar een grote tafel met stoelen uitnodigend klaar staan.

Rondom de gebouwen

De binnentuinen zijn mooi aangelegd, strak als een oude kloostertuin, maar dan met bloemen, beuken, grindpaden en gezellige zitjes. Het onderhoud gebeurt in eigen beheer. Aan de zijkant, achter de zonnepanelen en tegen het bos aan is een beschutte ruimte voor stiltegroepen. De grond hiervoor wordt nog wat opgehoogd zodat er een natuurlijke scheiding ontstaat. Een deel wordt met gras ingezaaid en een deel met bloemenmengsel. Er komen picknickbanken en een overkapping aan de schuur voor comfortabele zitmogelijkheden. Verderop is de leefwereld van de monniken. Er komt een duidelijke scheiding tussen de nieuwe groepsaccommodatie en de abdij zoals die hier al jarenlang bestaat. Verwarming en elektriciteit zijn zo veel mogelijk zelfvoorzienend. Zowel de abdij als de abdijhoeve worden verwarmd en krijgen warm water van de twee verwarmingsketels die gestookt worden met houtsnippers. Deze komen van de gekapte bomen van het eigen landgoed. Hier is een flink buizenstelsel voor nodig. Er zitten warmtewisselaars in voor warm douchewater voor de abdij. De abdijhoeve gebruikt boilers. De elektriciteit komt grotendeels van de zonnepanelen. Voor noodgevallen is er wel een gasaansluiting achter de hand.

De Abdijhoeve Betlehem wordt momenteel vooral bezocht door groepen die zelf een programma hebben: mindfulness-groepen, onderwijsgerelateerde groepen en leiderschapstrainingen. Ook daggezelschappen kunnen gebruik maken van de ruimtes en de horecavoorziening. De monniken verzorgen ook zelf trainingen. Als alle bouwvakkers, elektriciens, installateurs, stratenmakers, hoveniers, schilders en leveranciers van lampen, linnengoed, bedden, tafels en meubels eindelijk verdwenen zijn, zal er na bijna twee jaar de rust terugkeren op deze bijzondere sfeervolle plek.


Tuinman van de familie Passmann

Joop Helmink

Gert Besselink uit IJzevoorde heeft meer dan 50 jaar op Slangenburg gewerkt, eerst voor de familie Passmann in de tuinen en na de oorlog in het bosgebied. In 1967 is hij met pensioen gegaan. Mooie verhalen vertellen kleindochter Lies Ankersmit en haar tante Willy Schutter-Besselink, de dochter van Gert Besselink in het huis aan de Loordijk in IJzevoorde, waar ze beiden zijn geboren en getogen.

Bel ‘de luie bengel’.

Dochter Willy weet nog goed dat pa ‘s morgens voor dag en dauw vertrok, lopend naar het kasteel, waar hij om 7 uur door de bel “de luie bengel” aan het werk werd gezet. Die bel gaf een geluid dat klonk als “luie bengel” en gaf de werktijden aan. In grote omtrek van het kasteel was deze bel te horen. De boeren pasten er ook hun werktijden op aan. Die bel hangt nog steeds aan de muur van het eerste bijgebouw, direct links.

Willy praat met grote genegenheid over de kasteelheer en zijn familie. Ze waren heel sociaal naar hun personeel en bewoners van de omgeving. Haar vader, die als 14- jarige jongen op het kasteel kwam, heeft op een gegeven moment de volledige verantwoording gekregen over de tuinen van het kasteel. Hij moest zorgen dat het er piekfijn uitzag als de familie in de zomer en in de jachttijd het kasteel bewoonde.

Bosarbeiders in de eerste helft van de jaren ‘60:
Collectie Gijs den Hollander

Niet alleen de bloemenpracht in de perken en bakken waren een lust voor het oog in de zomer, ook de exotische planten die niet tegen de vorst konden moesten verzorgd en geplant worden. Gert heeft die exoten, zoals de oranjeboom en vijgenbomen, zelf gehaald bij naburige landgoederen en kastelen. De bloemenkamer voor overwintering is er nog steeds. De moestuin was ook een belangrijke taak voor Gert. Alle soorten groenten werden gepoot en gezaaid in de kweekbakken met glasplaten. Belangrijk was dat ze ook geoogst konden worden als de familie op het kasteel was.

Dat de familie Passmann geliefd was bij de Besselink familie blijkt uit een anekdote van Willy. Mevrouw Passmann kwam geregeld bij de familie in IJzevoorde op bezoek en vroeg dan aan de moeder van Willy “of ze uit konden met het geld dat Gert verdiende?” “Nee,” was het antwoord, waarop ze altijd iets extra’s kregen. Gert vond dat maar niets, hij was te ‘gruts” om dat te laten blijken. Zijn vrouw niet, die pakte het dankbaar aan. Ze kreeg ook geregeld lappen stof om kleren van te maken. Ze beschouwde dat als extra waardering voor wat Gert deed op het kasteel.

Van links naar rechts: zoon Gert Besselink, Gert Besselink de tuinman, zijn echtgenote, kleindochter Ada Schutter en dochter Gerda Jansen-Besselink: Collectie Gijs den Hollander

Toen het kasteel en landgoed van de familie Passmann werd onteigend na de oorlog, was de tuin rond het kasteel niet meer de grootste prioriteit voor de rentmeester. Gert ging toen vooral op het landgoed in de bossen aan het werk. Daar heeft hij ook fijne herinneringen aan, want in de bossen werkte hij met collega’s, wat veel gezelliger was. Het werk was soms ook zwaar. Als er bomen gerooid moesten worden waren er niet zulke machines bij de hand zoals tegenwoordig. Vooral “stumpen uut maken” was een tijdrovend en zwaar werk. Tegenwoordig worden de stompen van de bomen gefreesd in de grond. Toen moesten ze uit gegraven worden en werd dat hout gebruikt voor in de kachel.

Gert heeft ook zorg gehad voor de begraafplaats van de familie Passmann. Nadat de familie verdween, is het kerkhof een tijdlang verwaarloosd. Tegenwoordig wordt het kerkhof goed onderhouden. Er is een nieuwe muur geplaatst en het monumentale hekwerk is gerestaureerd. Dit komt de familie Passmann ook toe, want dit was de afspraak toen de gronden waren geschonken aan de gemeente voor de Algemene Begraafplaats aan de Kommendijk.

Eerste begraafplaats aan de Kommendijk

Willy weet nog te vertellen dat haar vader in de oorlog was opgeroepen door de Duitsers om loopgraven te graven in en rond Bingerden, vlak bij Doesburg. Hij ging ’s morgens vroeg met de fiets op pad en kwam ’s avonds terug. Dat waren spannende en moeilijke tijden.

Kleindochter Lies weet nog precies hoe opa na zijn pensionering voor zijn huis aan de Loordijk 28 zat te genieten van zijn tuin. Hij heeft jaren gewoond in het huis dat toen onbewoonbaar was verklaard maar waar hij met een speciale vergunning mocht blijven wonen.

Nu woont Lies met haar gezin weer in het totaal gerenoveerde ouderlijk huis van Opa Gert. Prachtig dat deze 18e-eeuwse arbeiderswoning bewaard is gebleven. Mooie verhalen met foto’s uit die tijd, Willy en Lies praten met genegenheid en trots over hun vader en opa.


Autobedrijf Vriezen 55 jaar aan de Pinnendijk

Joop Helmink

Achter (of voor) aan de Pinnendijk is het autobedrijf Vriezen al decennia lang een vertrouwd gezicht. Je verwacht niet snel in het buitengebied van Slangenburg een autobedrijf met een moderne werkplaats en de gemoedelijkheid die zo vertrouwd is op het platteland. Voor veel mensen is autobedrijf Vriezen het synoniem voor betrouwbaarheid, vakmanschap en service wat belangrijk is om een auto probleemloos te kunnen rijden.

Zo is het begonnen

In 1965 heeft Han Vriezen vader van de huidige eigenaar Gert Jan, de stoute schoenen aangetrokken om een autobedrijf op te starten. Hij zag het niet zitten om het wegenbouwbedrijf van zijn vader over te nemen, daar was hij te technisch voor en hij wilde graag de nieuwe technologie van het autobedrijf aan de man brengen. In het begin als een soort duobaan, want hij was ook rijinstructeur. Menigeen uit Slangenburg en omgeving heeft het rijbewijs aan Han te danken. Dit was niet altijd goed te combineren met zijn job in de werkplaats, maar de klantenkring groeide daardoor wel lekker.

Gert Jan heeft in 1988 samen met zijn vader Han de zaak voortgezet in een vof en in 2001 is hij als eenmanszaak verder gegaan.

Gert Jan vertelt dat hij met zijn éénpitterszaak, die hij samen met zijn vrouw Marian bestuurt, in deze wereld van glitter en glamour soms tegen de stroom in moet werken. Maar service, vakmanschap en vertrouwen zijn voor zijn trouwe klantenkring doorslaggevend. Dat vakmanschap is gegarandeerd door het hypermoderne testapparaat, waarmee hij bij alle merken auto’s de diagnose kan stellen. In de werkplaats, die opvalt door de ruime en opgeruimde sfeer, kan aan meerdere auto’s tegelijk worden gewerkt.

Marian is zijn trouwe compagnon. De administratie wordt door haar keurig bijgehouden en als het nodig is, wordt zelfs de overall aangetrokken om te assisteren in de werkplaats. Zij is de gastvrouw en kan bepalend zijn in het koopproces. Omdat ze de rust en goede sociale contacten kan leggen, doet de klant graag zaken bij Vriezen. Doordat Gert Jan als dat nodig is, kan rekenen op hulp van collega’s in de buurt is continuïteit ook gegarandeerd. Gert Jan en Marian hebben twee kinderen en wonen in het ouderlijk huis.

Toekomstverwachtingen

Gert Jan aan het werk

In het bestemmingsplan staat dat het adres van autobedrijf Vriezen aan de Pinnendijk industrieterrein is. Hierdoor heeft Gert Jan geen problemen met vergunningen. Voor de toekomst zijn ze niet bang. De Corona-crisis heeft geen grote consequenties voor het bedrijf gehad. De activiteiten in de werkplaats zijn een stabiele factor omdat een auto moet blijven rijden. Een trouwe klantenkring is dan belangrijk en daar heeft autobedrijf Vriezen niet over te klagen. De autobranche zal veranderen, aldus Gert Jan. De elektrische en hybride aangedreven auto’s zullen op niet te lange termijn meer worden verkocht dan de traditionele wagens met verbrandingsmotor. Gert Jan is daar niet bang voor, want door de jaren heen is de autowereld altijd een dynamische tak van sport geweest en zal dat ook wel blijven.

Gert Jan en Marian zijn echte Slangenburgers, waar traditie’s van het platteland worden gekoesterd. Het begrip ‘noaber’ kennen ze als geen ander. De 24 buren garanderen hulp als het nodig is en voor feesten en rouw zijn ze ook altijd van de partij. Prachtig om te zien dat een bedrijf als autobedrijf Vriezen onze buurt verrijkt en leefbaar maakt.

Gert Jan en Marian voor het huidige bedrijf

Knippen in de Hooiberg

Toos Lenderink

Juni 2015 betrokken Ada Woerts en haar gezin het huis De Reuvekamp aan de Kerkstraat in Gaanderen. Het voorhuis van De Reuvekamp is al in 1817 gebouwd en veel ouder dan het achterhuis. Aan de voorgevel is te zien dat er later nog een stuk bij bovenop gebouwd is. Op het veld tegenover het huis aan de andere kant van de weg werden vroeger voederbieten ( suukerreuven) verbouwd. Er stond hier een snijmachine om deze rapen tot hapklare brokken voor het vee te vermalen. En een oliemolen van klooster Bethlehem die olie voor de verlichting produceerde. Hier komt de naam De Reuvekamp vandaan.

In het huis zijn veel oude elementen bewaard gebleven. Zo zijn de boomstammen in de kap en op zolder nog steeds functioneel. De man van Ada is timmerman en heeft de balkenplafonds weer in ere hersteld. De kozijnen binnenshuis hebben weer een ouderwetse sierlijst gekregen. Alles is in een mooi landelijke grijs/groene tint geschilderd. Een grote woonkeuken en vloerverwarming beneden zorgen voor woongenot. Aan de buitenkant vensters die zowel ’s zomers als ’s winters goed van pas komen.

Op oude foto’s is een hooiberg te zien. De plek waar die stond is nu van de buren, maar de nieuwe staat nagenoeg op dezelfde hoogte. De wens van Ada om haar eigen kapsalon niet vast aan het woonhuis te hebben, bracht haar op het idee opnieuw een hooiberg te bouwen en hiervoor in te richten. Ada en haar man hebben zelf hard gewerkt aan dit eigen ontwerp met een resultaat dat veel voldoening geeft: keukenblokje, toilet, goede verlichting en een rieten puntdak dat voor luchtigheid zorgt. Kapstoelen en ruimte om haren te wassen en uit te spoelen. De sfeer straalt er aan alle ronde kanten uit. De naam Pernou is samengesteld uit de namen van haar kinderen Jasper en Manou en al vijf jaar lang is Ada hier volop aan het werk. Vanaf begin 2003 had Ada een eigen kapsalon in Doetinchem. Hiervoor werkte ze 15 jaar in diverse salons waar je soms 20 minuten kreeg voor een cliënt. “Wat voor mij belangrijk is, is dat ik voldoende tijd voor mensen heb. Dat er ruimte is om wat te vertellen.” Vandaar de keus om voor zichzelf te beginnen, al is zakelijkheid niet haar sterkste kant. Haar grootste rijkdom is het omgaan met mensen. En daar past “hup hup hup” niet bij.

Modelijnen in het kappersvak

Het kappersvak heeft modelijnen met een voor- en najaarsshow. Aansluitend kun je dan allerlei trainingen volgen. Ook het merk dat Ada gebruikt, verzorgt trainingen. Ada knipt mensen van 0 tot 93 jaar! Heerlijk om met zo veel verschillende mensen contact te hebben. Bijna alle jongens komen tegenwoordig met een plaatje: zo wil ik het hebben! “Toen ik begon was de haarstijl bij jongens heel uniform. Nu zijn ze veel zelfbewuster en kunnen goed vertellen wat ze willen en hoe. Dat vind ik juist leuk!” Voor een nieuwe klant probeert Ada meer tijd uit te trekken om de cliënt goed te leren kennen, zodat duidelijk wordt wat er precies gewenst is. Ze werkt vooral gericht op wat een klant prettig vindt. Ada heeft altijd stagiaires gehad. Omdat ze alleen werkt, is het moeilijk om een volwaardige leerplek te zijn. Dan kost het veel energie om dat toch te bieden. De verplichte sluiting in coronatijd was een nare periode. Ze miste heel erg de interactie met klanten en is blij dat er nu weer gewoon gewerkt kan worden.


Op de markt met Mark de Notenbrander

Toos Lenderink

Meer dan een eeuw geleden is er in Zelhem al een markt gestart op de Koestraat (nu Burgemeester Rijpstrastraat). Vanaf 1963 is er elke vrijdagmiddag weekmarkt in Zelhem. In het verleden werden uren van te voren alle kramen opgebouwd door de marktvereniging waarna de marktkooplui druk waren met het uitstallen van hun waren. Lang voordat de markt begon en lang nadat de markt gesloten was moest er nog uit- en ingepakt worden. Tegenwoordig komt bijna elke marktkoopman met een eigen wagen voorrijden, sluit de elektriciteit aan, opent zijgevels, zet wat reclameborden neer en binnen tien minuten kan de verkoop beginnen.

Mark de Notenbrander staat al vanaf 2009 op de markt in Zelhem. Hij is een gemakkelijke prater en heeft snel een klik met mensen. Hij begon met de verkoop van stroopwafels maar nam al gauw de notenkraam van zijn broer over. Hij staat naast de viskraam van Hendriksen waar Resi destijds werkte. Mark houdt niet van vis maar Resi zag Mark wel zitten en heeft hem uiteindelijk aan de haak geslagen. Inmiddels staan ze al jaren samen op markten in Dieren, Silvolde, Wehl, Westervoort, Beusichem en Zelhem. Het zijn lange werkdagen maar beide doen ze dit werk met veel passie en noemen het meer een hobby. Sinds de zomer van 2019 hebben ze een opslagruimte gehuurd aan de Steverinkstraat in Gaanderen. Een telefonische bestelling bij één van de toeleveranciers en de volgende dag wordt hier nieuwe voorraad bezorgd.

Het werk achter de kraam

Maandag en dinsdag zijn de dagen waarop de mobiele wagen wordt schoongemaakt en worden alle voorbereidingen voor de rest van de week getroffen. Deze kraam is samen met een timmerman helemaal naar eigen wens en smaak opgebouwd. De mooie achterwand ziet er uitnodigend uit en er is plek om alle producten overzichtelijk uit te stallen, pinda’s te branden, weegschalen waterpas neer te zetten, etc. In de opslagruimte net buiten Gaanderen worden bakjes met notenmixen, zuidvruchten, kokosrotsjes en vele andere lekkernijen afgewogen en gevuld. Klaar voor de verkoop. Ook de diverse muesli-mengsels worden hier wekelijks zelf gemaakt. Noten zijn een natuurproduct waardoor de kwaliteit per seizoen kan wisselen. Op mijn vraag of het niet heel erg moeilijk is om niet veel van al dit lekkers te snoepen bij het mengen en afwegen, komt een bekend antwoord: vooraf eten! Het assortiment wordt aangepast aan de vraag. Loopt iets niet dan wordt het niet meer ingekocht. De vruchtengriesmeel van vroeger is bijvoorbeeld vervangen door diverse zaden.

Elke standplaats is anders en publiek uit stad of dorp maakt een groot verschil. Mark heeft een extra frituurpan erbij aangeschaft en kan nu twee kilo pinda’s vers branden om aan de vraag te kunnen voldoen. Iedere notenbrander heeft zijn eigen manier van werken. Meer of minder donker bakken bepaalt de smaak. Mark gebruikt arachideolie van goede kwaliteit en bakt de pinda’s licht. Hier is in Zelhem veel vraag naar.

Toekomst van de markt

De huidige markten zijn overal een stuk kleiner geworden met vooral nog food-producten. Hier geldt ook dat de vraag het aanbod bepaalt. Als verkopers op de markt een boterham kunnen verdienen blijven ze komen. Veel mensen gaan voor de sfeer naar de markt. Het is een heel andere beleving dan boodschappen doen in een winkel. In de huidige coronatijd vinden mensen het ook prettig in de buitenlucht en op afstand van elkaar hun inkopen te kunnen doen. De kooplui nemen tijd voor een praatje, kennen hun klanten en zijn altijd goed gemutst. Kinderen mogen kiezen uit een klein zakje met toverrozijnen of magische steentjes. Zijn daarbij ook de terrasjes weer wat bezet dan is het gewoon erg gezellig.


Toekenning Friesland Campina-prijs

Meerdere melkveebedrijven ontvingen dit jaar een prijs van FrieslandCampina voor het duurzaam leveren van melk die voldoet aan kringloopeisen. De prijs was een dienblad en een tegeltje. Landelijk voldoet 25 % van de melkleveranciers aan de eisen en dat is in Slangenburg 50 %. Enkele winnaars in beeld gebracht:


Slangenburger

Joop Helmink

Volgens mij ben ik een echte Slangenburger en daar voel ik me best goed bij. Hoe is dat zo gekomen? Ik ben al jaren geabonneerd op de Slangenburg-boode en lees met plezier de artikelen die de redactie ons voorschotelt. Wij wonen in de Gaanderhei en dat voelt alsof we een beetje clandestien Slangenburger zijn. Want hoever reikt het grondgebied van Slangenburg? Her en der navraag gaf mij de overtuiging dat het grondgebied van Slangenburg wordt begrensd door de Akkermansbeek in de Gaanderhei naar de Kerkstraat in Gaanderen richting Rekhemseweg tot de Zumpe, de Zelhemseweg tot Zelhem via de Nijmansdijk richting Westendorp tot de Keppelbroeksdijk naar de Akkermansbeek.

Dat legitimeert mij om me Slangenburger te voelen omdat wij woonachtig zijn aan de Hertelerweg tegen de Akkermansbeek. Dat wil overigens niet zeggen dat grenslanders van dit gebied geen aanspraak kunnen maken op deze titel.

Ik heb ook wel wat met de Slangenburg; als jongeman uit Doetinchem liep ik al in de Slangenburg mijn joggingsrondje op de trimbaan die daar toen was en genoot van de prachtige natuur. De Zumpe was voor mij en mijn vader een prachtig wandelgebied, waar we Anna Hoegen op de fiets met de melkbussen tegenkwamen als ze naar haar koeien ging om ze te melken. De wintervoorraad aardappelen voor ons gezin die in de herfst werd aangekocht kwam van boer Heuthorst van de Varseveldseweg. Als basisschoolleerling was ik bevriend met Tonnie Heurnink van de Turfweg waar ik mijn eerste clandestiene rondje op een Berini-bromfiets samen met Tonnie maakte en scheurde over de zandwegen in IJzevoorde. Mijn vrouw Leny een echte Gaanderse heibewoonster heeft haar roots dus ook in de Slangenburg. De schaatsrondjes op de gracht tijdens de koude winters worden graag uit haar herinnering opgediept. Later toen onze dochters Karien en Lisette een baantje zochten om wat zakgeld bij te verdienen hebben ze jarenlang als kamermeisje en hulp in de huishouding op het kasteel Slangenburg dienst gedaan. Zij vertelden over het kasteelleven met de gasten; de sfeer was bijna zoals het er vroeger aan toe moet zijn gegaan op een kasteel, zo kwam het bij mij over. Ze vertelden over het interieur van het kasteel en ik was jaloers omdat ik dat ook wel zou willen beleven. Tot op heden is het er niet van gekomen om eens met een excursie mee te gaan, maar dat gaat zeker een keer gebeuren.

Het mystieke klooster van de paters heeft mij ook altijd geïntrigeerd. Als katholiek opgevoede jongen met ervaring als misdienaar heb ik af en toe een dienst bijgewoond in de kapel. De plechtige sfeer, de wierook en de mooie Gregoriaanse gezangen hebben veel indruk gemaakt.

Onze dochter Karien met haar man Edwin en hun twee kinderen zijn ook trotse Slangenburgers. Ze wonen op de voormalige boerderij van de familie Witten bij ons op het erf aan de Hertelerweg. We zijn trots dat de vierde generatie van dezelfde familie op deze plek is komen wonen. Nu onze zoon Robert Jan, zijn vrouw Jet en hun drie dochters op de boerderij de Voorst aan de Turfweg zijn gaan wonen en daardoor ook Slangenburgers zijn geworden, is de cirkel rond en is de band met Slangenburg definitief bevestigd. Alleen onze dochter Lisette met haar gezin woont op de Heerlijkheid Etten (en dat is bijna net zo mooi als de Slangenburg).

Ik hoop u in de toekomst meer te kunnen vertellen over hoe de Slangenburg en omgeving een rol in ons leven speelt.

“Good goan”


Epidemie op Slangenburg

Jan Berends

Al enkele maanden staat ons land in het teken van corona, met maatregelen die heel ingrijpend zijn voor ons gedrag en een enorme impact hebben op het bedrijfsleven, om maar niet te spreken over de zieken en slachtoffers die een diepe indruk nalaten.

In de veertiende eeuw sloeg de pest toe in Italië en daarop is de Decamerone van de schrijver Giovanni Boccaccio geïnspireerd. Hij schreef dit werk waarschijnlijk tussen 1349 en 1360.

Het boek vertelt ons over jongelui, die voor de pest vluchten vanuit Florence naar een villa in de heuvels in de nabijheid van de stad om in quarantaine te gaan. Het gezelschap bestaat uit zeven jongedames en drie -heren. Ze hebben een vaste dagindeling en vermaken zich met musiceren, dansen en spelletjes, maar na de siësta vertellen ze elkaar in een 14-daags verblijf verhalen, soms gebaseerd op een thema, soms op een vrij onderwerp. In het weekeinde gebeurt dat niet en zo worden in tien dagen tien verhalen verteld met veel humor, spot, kritiek op gezagsdragers en erotiek. Tien verhalen per dag gedurende tien dagen, totaal 100 verhalen en daaraan ontleent het boek dus de naam, Decamerone.

En nu is het voor ons erg interessant dat in kasteel Slangenburg een drietal schilderijen te vinden is dat verwijst naar de Decamerone. Niet direct meesterwerken, maar door alle gebeurtenissen van de afgelopen tijd toch aardig te memoreren en te bezien. De stukken zijn te vinden in de alkoofkamer, een schouwstuk, en in de blauwe salon bevinden zich twee deurstukken. De schilder is niet bekend, maar de herkomst wijst in de richting van de Haagse schilder J.H.A.A. Breckenheimer, (1772-1856), die werk heeft geleverd aan de familie Van der Goltz, de grafelijke familie, die Slangenburg had geërfd van de familie Steengracht.

Giovanni Boccaccio (1313 – 1375) was een Florentijnse dichter, schrijver en humanist. Boccaccio balanceerde tussen twee werelden. In zijn vroege werken richt hij zich nog volop op de middeleeuwen, de ridderidealen en de hoofse literatuur die populair was bij de adel. In zijn latere periode, onder meer onder invloed van zijn goede vriend Petrarca, hoort zijn werk bij de Italiaanse renaissance. Hij is vooral bekend om zijn Decamerone, een raamvertelling met honderd verhalen, een werk dat bepalend was voor de Italiaanse prozaliteratuur en dat vandaag tot de belangrijkste werken uit de wereldliteratuur wordt gerekend.

De alkoofkamer

Hier zien we op de schouw het begin van de eerste novelle van de vijfde dag ‘Cimon van Cyprus door de liefde ontbolsterd’. Cimon was de zoon van een belangrijk adellijk heer op Cyprus, die opgegroeid was als een botterik waaraan de vader weinig plezier beleefde. Hij werkte op het land, maar op zekere dag trok hij met een knuppel op de schouder door een bosje. Op deze plek trof hij een wondermooi, slapend meisje aan, gekleed in een dun gewaad, dat weinig van haar lichaam verborg. Ze was vergezeld door twee vrouwen en een man. Diep onder de indruk en leunend op een stok wachtte hij tot zij de ogen zou opslaan. Hij vond deze Iphigenia de mooiste vrouw die hij ooit had gezien. Hij was volstrekt sprakeloos en toen zij ontwaakte vroeg zij wat hij van haar wilde.

Deze episode wordt op het schilderij afgebeeld.

Verontrust riep zij haar bedienden om te vertrekken, maar Cimon wilde met haar mee en pas bij huis gekomen kon zij zich van hem verwijderen. Van het land keerde hij nu terug bij zijn vader en was geheel veranderd. Getroffen door de liefde veranderde hij, deed belangrijke studies, kleedde zich naar behoren en zijn ruwe, boerse stem kreeg een welluidende klank en hij werd een meester in zang- en snarenspel.

Er werden huwelijksaanzoeken gestuurd aan de vader van het meisje, maar deze werden afgewezen, omdat zij al was beloofd aan een belangrijk edelman op Rhodos, Pasimundas, die haar liet ophalen. Op reis per schip naar haar bruidegom enterde Cimon het schip en wist haar te schaken, zonder maar enige schade verder aan het schip te veroorzaken. Nu kwam men in een vreselijk storm terecht en konden ternauwernood het vege lijf redden en liepen een baai op Rhodos binnen, waar ook het eerder overvallen schip was beland. Daar werden Cimon en zijn makkers gevangen genomen, zij ontkwamen aan de doodstraf, maar werden levenslang opgesloten.

Pasimundas, de bruidegom, maakte nu plannen voor de bruiloft met Iphigenia en wilde dat zijn broer Hormisdas tegelijk met Cassandra zou trouwen.

Lisimachus, die had gedacht dat hij Cassadra tot zijn vrouw zou kunnen maken, smeedde plannen om haar te schaken en dacht daarbij aan Cimon in de gevangenis. Hij maakte contact en zo werden de plannen gemaakt om op de huwelijksdag een overval te plegen. Daar ontstond een gruwelijk gevecht, waarbij de broers Pasimundas en Hormisdas sneuvelden, de bruiden werden geschaakt, meegenomen naar het schip en daarna voeren ze vrolijk weg. Onder groot enthousiasme werden de huwelijken gevierd van Cimon met Iphigenia en Lusimachus met Cassandra en na een lange tijd van geweldige drukte en opschudding konden ze zich toch weer vestigen op Cyprus en Rhodos.

De zesde novelle op de tweede dag geeft het verhaal ‘Beritola, de reeënmoeder’, weer over een vorstelijke familie die door oorlog op Sicilië uit elkaar wordt gereten. De vader Arrighetto Capece wordt gevangen genomen, zijn zwangere vrouw Beritola vlucht per schip met haar zoontje Giusfredo naar Lipari, waar zij haar tweede zoon baarde. Met een min wilde zij naar Napels reizen, maar het schip werd door een storm naar een eiland gedreven. De arme vrouw doolde over het eiland en bij terugkomst op het strand zag zij dat hun boot was gekaapt en dat deze wegvoer met haar beide kinderen. Ze leefde lange tijd op het eiland, zoogde twee gevonden, jonge reeën, omdat zij na haar bevalling nog niet was opgedroogd en leefde van kruiden en water.

Uiteindelijk werd ze aangetroffen door Currado, die met vrouw en bedienden het eiland verkende. Beritola wordt aangenomen als bediende voor de edelvrouw en leeft aan het hof van Currado.

De ontvoerde zoontjes groeien bij de min op en worden als slaven behandeld. Uit veiligheid wordt zoon Giusfredo door de min Giannotto genoemd. Op 16-jarige leeftijd gaat hij in dienst bij Currado, waar zijn moeder gezelschapsdame is, maar hij herkent haar na zoveel jaren niet.

Hij is een knappe jongeman geworden en komt in het huis van zijn heer in aanraking met de dochter Spina, weduwe geworden op jonge leeftijd. Zij verliefden zich in elkaar en deze liefde ging maandenlang verder in vervulling zonder dat iemand het merkte. Toen ze eens door een mooi bosje wandelden, verlieten ze het gezelschap en lieten ze zich neer tussen bloemen en kruiden en begonnen elkaar ‘de zaligheden der liefde’ te gunnen.

Ze werden door moeder en vader verrast en Currado was woedend en besloot hen een smadelijke dood te doen sterven. De verontruste moeder wist haar man te bewegen hen niet te doden, maar in kerkers op te laten sluiten om hun zonden te overdenken.

Een vol jaar zaten ze onder slechte omstandigheden gevangen toen Giannotto hoorde van allerlei schermutselingen, waarbij waarschijnlijk zijn vader betrokken was. Hij beklaagde zich bij de cipier over het feit, dat hij nooit meer uit de gevangenis zou komen, waarop de cipier zich verbaasde over zijn zorg wat hoge heren onderling uitvoeren. Toen maakte Giannotto zich bekend als zoon van Arrighetto Capece en gaf zijn ware naam: Giusfredo. De cipier vertelde het zijn heer, die zich er niets van aantrok, maar zijn vrouw vroeg aan Beritola of zij een zoon had die Giusfredo heette. Schreiend vertelde ze, dat dit haar eerste zoon moest zijn. Currado laat daarop onderzoeken instellen en raakt ervan overtuigd, dat zijn gevangene van zeer voorname afkomst moet zijn. Spina en Giusfredo worden uit de gevangenis gehaald en zien er vreselijk uit, maar de liefde zal zijn loop krijgen. Na onderzoek blijkt de vader Arrighetto nog te leven en deze wordt opgespoord. Hij blijkt een belangrijke functie te hebben. Ook wordt zijn broer, die als knecht diende bij een edelman gevonden en deze edelman schenkt bij het bekend worden van de hoge afkomst van zijn knecht hem zijn 11-jarige dochter als bruid. Het verhaal eindigt met een grootse bruiloft, waarna Beritola, Giusfredo, Spina en anderen vertrekken naar Sicilië om daar verenigd te worden met Arrighetto .

En zo leefden ze nog lang en gelukkig.

Blauwe salon, deurstuk naar de hal

De eerste novelle van de vierde dag ‘Het droeve einde van een koningsdochter’, vertelt het verhaal van Tancred en zijn enige, zeer geliefde dochter Ghismonda. Doordat hij moeilijk van haar kon scheiden, was zij later dan gewoonlijk uitgehuwelijkt aan de zoon van een hertog. Maar zij werd al gauw weduwe en zo keerde zij bij haar vader terug. Zij had een genoeglijk leven aan het hof van haar vader en omdat hij wegens zijn grote liefde voor haar, geen aanstalten maakte voor een nieuwe verbintenis, nam zij zich voor een wakkere minnaar te nemen. Aan het hof waren veel mannen, edellieden en gewone en onder hen was Guiscardo, de dienaar van haar vader die haar buitengewoon beviel. Omdat hij een schrandere man was had hij al gauw begrepen dat zij heel verliefd op hem was. Zij schreef een brief die zij in een riet verborg, waaruit hij kon opmaken wat hem te doen stond.

Naast het paleis was van vroeger uit, in de rotsen een uitgehouwen hol, de ingang dicht begroeid, waarin zich een uitgehouwen trap bevond die naar een deur leidde van de kamer van Ghismonda. Nu lukte het haar de zware deur te openen en zij stuurde een brief waarin ze haar geliefde uitnodigde te komen. Voorzien van gereedschap wist Guiscardo zijn geliefde te bereiken en ze brachten een stuk van de dag ’in pure lust en zaligheid’ door. En zo ging dat vele malen.

Nu gebeurde het op een dag, dat de geliefde met haar vrouwen in het park vertoefde en vader Tancred zijn dochter op haar kamer wilde bezoeken. Zij was afwezig, maar hij besloot te wachten, zette zich op een kist en sloeg een gordijn om zich heen, leunde tegen het bed en sliep in. Omdat het liefdespaar die dag had afgesproken verliet Ghismonda de tuin en ging naar haar kamer, waar haar minnaar zich al snel bij haar voegde. Ze gingen naar het bed en ‘dolden en genoten’ van elkaar. Tancred werd wakker en wilde hen uitschelden en verwijten maken, maar om er minder ruchtbaarheid aan te geven, hield hij zich stil. Het paar bleef nog lang bij elkaar en daarna verliet de minnaar via de deur de kamer. Zij verliet de kamer en Tancred liet zich, oud als hij was, toch aan een touw naar beneden zakken. De volgende dag werd Giuscardo door twee mannen gegrepen en voor Tangred gevoerd, die hem de grootste verwijten maakte dat hij als knecht zich zo gedragen had. Giuscardo belijdt daarna zijn grote liefde. Ghismonda moet ook bij haar vader verschijnen en ook zij bekent een diepe liefde voor haar minnaar. Zij prijst haar geliefde voor zijn edele eigenschappen, al is hij slechts een dienaar.

Tancred besluit zijn dochter niet te straffen, maar geeft twee mannen de opdracht Guiscardo te wurgen en het hart uit zijn lichaam te snijden en hem te brengen. Ghismonda had zich ondertussen vergiftige kruiden en wortels laten brengen en deze verhit om het sap er uit te halen om het bij de hand te hebben voor wat zij vreesde. Toen de volgende ochtend een dienaar, gestuurd door haar vader een gouden schaal bracht met het hart van haar geliefde, kuste zij het hart en gaf de boodschap mee aan haar vader dat zij het beschouwde als het grootste geschenk en als laatste dank. Daarna weende zij lange tijd, liet zich het op de vorige dag bereide kruikje brengen, goot de vergiftige drank in de schaal met het hart en haar tranen en dronk dit op.

Nu legde zij zich gemakkelijk neer met het hart van haar geliefde tegen haar eigen hart gedrukt en wachtte zo de dood.

Vader Tancred gewaarschuwd, begon bitter te schreien, maar de dochter had nog maar één wens: Ghismonda wilde samen met haar geliefde worden begraven. Haar laatste woorden waren: “Leef met God, ik ga”. Na veel berouw en geklaag werden de geliefden in hetzelfde graf begraven.

Foto’s schilderijen: Annie Overveld