Boeren hebben absoluut geen saai beroep. Is het geen droogte, CO2-uitstoot of stikstofdiscussie, dan is het wel de veranderende wet- en regelgeving. Op proefboerderij de Marke in Hengelo Gelderland wordt al jaren samengewerkt met Wageningen Universiteit om boeren te ondersteunen. Het is niet ongewoon dat landelijk of Europees beleid wordt aangepast vanwege hun bevindingen. In 2014 ging de boerenvereniging Vruchtbare Kringloop Achterhoek en Liemers (VKA) als project vanuit de Marke van start. Er wordt van en met elkaar geleerd en data verzameld. 350 boeren in de regio doen bedrijfsvoering op basis van kringloophuishouding. Leden van de VKA zijn vooral melkveehouders en loonwerkers. De regio Achterhoek is zelfs als agro-innovatieregio aangemerkt. Anton Baks en Henk Oldenhave uit Slangenburg doen hieraan mee en vertellen hun verhaal.
Henk, die aan de Goorstraat woont en Anton kennen elkaar sinds Anton acht jaar geleden aan de Kommendijk zijn bedrijf startte. Ze hebben dezelfde interesses en gaan vaak samen op pad. Ze zijn zo’n zes jaar geleden lid geworden van een studiegroep kringloopwijzer (KLW) omdat het interessant leek en school was ook al weer zolang geleden. Je leert er van elkaar en stimuleert elkaar. Hoe kun je het beste efficiënt met stikstof en fosfaat omgaan, minder mineralen gebruiken en toch een goede opbrengst halen? Zo’n studiegroep van 10 tot 12 personen bestaat uit boeren uit dezelfde regio die via huiskamerbijeenkomsten contact hebben. Elke groep heeft zijn eigen studiebegeleider. Het is zeker geen eliteclubje.
Meten is weten
Veel gegevens worden bijgehouden en in grafieken verwerkt, bijvoorbeeld inkopen als kunstmest en voer. Ook Vitens is er bij betrokken en levert gemeten waardes in het grondwater aan. Al deze data wordt met elkaar vergeleken. De droogte van de afgelopen twee jaar heeft de balans negatief beïnvloed: mineralen zijn wel op het land gebracht en maïs is gezaaid, maar door de droogte is er weinig opbrengst. Er moest voer bijgekocht worden; weer een negatief effect.
Binnen een studieclub gaat iedereen op zijn eigen manier aan het experimenteren. Iemand is bezig om dierlijke mest als vervanger van kunstmest in te zetten. Anton experimenteert met voederbieten en weer een ander heeft een sensor voorop de grasmaaier gemonteerd om tot precisielandbouw te komen. De zelfstandige ondernemers komen bij elkaar op hun bedrijf en bespreken de resultaten. Rond de keukentafel wordt dan gesproken over de eigen ervaringen en bijvoorbeeld over nieuwe regels, bemestingsplannen of CO2-uitstootvermindering. Anton en Henk doen hier al meerdere jaren aan mee en zien er niet alleen het nut van in, ze hebben het ook gezellig met elkaar. Zij leveren al die jaren veel bedrijfsgegevens aan: onder andere voorraden, klimaatmodule, gebruik energiescan, etc. Beide leveren melk aan Friesland Campina en sinds kort eist deze melkcoöperatie dat iedere melkveehouder de kringloopwijzer (klw) invult. Henk en Anton zijn al gewend om veel gegevens bij te houden en te delen. Maar een flink aantal bedrijven heeft hier moeite mee, vooral met het verplichtende karakter. Als je de klw niet inlevert wordt de melk namelijk geweigerd.
Toekomstvisie
Er bestaan plannen om natuurgebied De Zumpe te verbinden met Slangenburg. Dit zou kunnen betekenen dat ze beiden hun bedrijf moeten opofferen aan de natuur. Begrijpelijk dat dit grote zorgen voor de toekomst geeft. Anton zit hier totaal niet op te wachten; hij is al een keer verhuisd voor natuurontwikkeling vanuit natura2000 gebied ‘Stelkampsveld’ en wenst dit niet nog een keer mee te maken.
Henk wil graag dat zijn bedrijf in de toekomst overdraagbaar is. Beide boeren benadrukken dat er al heel veel verbeterd is wat betreft milieu en uitstoot. “Deze positieve bijdrage zou door de consument en de beleidsmakers wel eens wat meer gewaardeerd mogen worden”, aldus Anton en Henk.
Boerderij De Saks aan de Steverinkstraat is een boerderij met een lange historische geschiedenis en vormt een groot contrast met de hypermoderne melkstal die boer Frans Kroets er naast heeft neergezet. Frans woont met echtgenote Edith en hun vier kinderen, twee zoons en twee dochters in de oude boerderij en moeder Margareth Kroets-Mensinck woont in een bungalow daartegenover.
Frans zag wel toekomst in de investering van een moderne grote melkstal. In 2012 werden de voorbereidingen getroffen en in 2017 is begonnen met eigen opfok naar in totaal 180 koeien. Maar toen de fosfaatquotering kwam moest Frans terug naar 125 koeien; een hele aderlating. “De quotering is gerelateerd aan de melkproductie die toen nog niet zo hoog was. Op dit moment is die wel redelijk hoog, 10.500 liter, en kon ik volgens de richtlijnen van het fosfaatquotum investeren en dientengevolge weer nieuwe koeien kopen. Nu staan er weer 180 koeien in de stal. Zo koop je terug wat eerder werd afgenomen”.
Wel toekomst?
Hoewel het aantal boeren hard afneemt en de schaalvergroting blijft doorgaan ziet Frans wel toekomst voor de boeren. Ook ondanks de drie droge zomers die invloed hebben gehad op de kostprijs.
“De regelgeving is voor veel boeren een reden om te stoppen en naarmate ik ouder word heb ik ook meer moeite met de nieuwe regels. Regels ook in verband met het klimaat”.
Frans wil wel grootschalig boeren. Voor een deel wordt voor de Europese markt geproduceerd. Geëxporteerd wordt naar Parijs en Berlijn. “Er zijn in dit gebied veel boeren gestopt. De grond die vrijkwam heb ik soms gekocht. Ik hoef nu niet ver weg om gras te halen. Het aantal koeien is niet meer geworden. Ik heb ook een stuk grond gratis in gebruik waarop ik, in overleg met de eigenaar, een kruidenrijk grasmengsel heb ingezaaid. Ik lever biodiversiteit en hooi. Het is een mooi voorbeeld van samenwerking tussen grondeigenaar en boer”.
Omgevingsplan
Een landschapspark in Slangenburg? Hoe rijmt dat met het boeren hier? Frans is van mening dat een soort samenwerking moet ontstaan. “Boeren helemaal weg uit de Slangenburg, dat bestaat niet. Maar de grond voor boeren neemt af. Je ziet allerlei grote landhuizen in het landschap en er wordt veel meer bos ingeplant. Er wordt wel grond aangeboden maar ik kan niet alle grond kopen en als de provincie daar bos neer wil zetten kan ik niet zeggen dat mag niet. Maar het is natuurlijk wel jammer. Hier omheen is al veel bos en om nou overal maar bos te maken?”
De vraag is aan hoeveel boeren in Slangenburg ruimte wordt gegeven hun bedrijf voort te zetten.
“Dat aantal wordt niet genoemd. We doen ook best wel veel aan natuurbeheer. Akkerranden inzaaien b.v. voor het wild. Ik stel grond beschikbaar daarvoor maar er moeten ook vrijwilligers zijn die het bijhouden. Er moet een wisselwerking komen tussen de diverse belangenpartijen. LTO afdeling Bronckhorst zet zich goed in. Ik heb daar geen tijd voor en dat is jammer, maar ik heb vertrouwen in deze organisatie”.
Een moderne boer?
Wat is modern? “Mijn bedrijf is zelfvoorzienend wat gras en voer betreft, maar mais koop ik van de boeren in de buurt en vervolgens gaat de mest ook daar naar toe. Dat is kringloop. Tegenwoordig moet je kringloop zijn en ben je afhankelijk van de normen hoeveel mest je op een hectare grond mag brengen. De grond gaat verschralen als er geen mest op komt. Helaas worden de normen steeds strenger. Nu mag dat maar 35 kuub zijn. Het was in de jaren tachtig 120 kuub op 1 hectare en dat was niet goed, maar het slaat door tegenwoordig. Modern kan ook zijn een kleine boer met 40 koeien en een baan. Maar als je met modern bedoeld een groot bedrijf met de meest geavanceerde machines en technieken, dan zijn wij wel een modern bedrijf”.
Het is de warmste dag van juli, de zon brandt meedogenloos op het erf en de boerderij van Albert Rikkers. Een enkele zwaluw scheert er nog hoog door de strakblauwe lucht. De hond en de kat doen een middagdutje in de schaduw. Om de hoek van één van de staldeuren komt een kalfje nieuwsgierig eens poolshoogte nemen.
Dan verschijnt het bezwete hoofd van Albert ineens uit een andere stal: “Heb je nog even geduld? Ik wil nog wat koeien naar buiten doen eerst”. En weg is het hoofd weer. Natuurlijk heb ik geduld, bovendien hoef ik me niet te vervelen, er is genoeg te zien en te horen. Achter de stal hoor ik Albert de koeien aansporen door te lopen naar de wei, er is nog een ander kalfje de wijde wereld in getrokken. Daar is Albert . “Ach, zegt hij tegen het kalfje dat een beetje verloren om zich heen staat te kijken. Kom maar, deze kant heen”. Hij dirigeert het kalfje de kant van de wei op.
“Nog even een beetje hooi geven en dan kom ik hoor!” Met in ieder hand een baal vers hooi komt hij de stal in. “Dat lusten ze wel, zie je dat? Ik ben een beetje laat, vanmorgen nog een bevalling gehad”. Nadat alle koeien zijn voorzien gaan we eerst kijken bij het net geboren Lakenvelder kalfje. Het is te vroeg geboren en dus wat aan de kleine kant, maar prachtig bruin met een paar kleine vlekjes. “Mooi hè, zo mooi bruin, het is toch net een ree?” Ik kan niet anders zeggen; het bruine kalfje is prachtig!
Albert: “Dat is nou het mooie van het boer zijn, de cirkel van het leven. Ik vind dat je als boer te verweven met de natuur bent om er niet zorgvuldig mee om te gaan. Ideaal zou zijn als alles in balans is. Wat je er niet instopt, komt er ook niet uit. Maar dat is best moeilijk. Om bij voorbeeld voer en grond in balans te houden zou je misschien ook kunnen proberen de kringloop groter te maken samen met collega-boeren. Er moet wel iets veranderen, dat is wel duidelijk. Het zal ook gaan veranderen, want hoe je het ook wendt of keert : Alles is tijdelijk”.
Hoe denkt Albert over boeren die naast hun bedrijf nog een andere inkomstenbron hebben? “Waarom niet? Dat was in de tijd toen mijn overgrootvader hier begon in 1880 ook zo. Hendrik Jan Rikkers was in de zomer schaapherder en in de winter maakte hij klompen. Buurman Ebbers was in de winter kleermaker. Een andere buurman was naast boer schoenmaker. Misschien moeten we wel terug naar verbreding. De laatste jaren gaat het steeds meer de kant van de specialisatie op in het boerenbedrijf. Daar kan je bijna niet aan ontkomen”.
Op de vraag of Albert weer boer zou worden antwoordt Albert: “Ik denk het niet. Dan werd ik bodemkundige. Het is zo machtig interessant om de samenstelling en de vorming van de bodem te bestuderen. In de grond waarop wij leven vind je verbinding van natuur en cultuur. Ik doe dat nu als hobby en dat is ook fantastisch om te doen. Ach, ik vind het ook mooi om boer te zijn en in mijn tijd volgde je gewoon je vader op. Eeuwenlang gold hier het oude Saksisch erfrecht; de oudste zoon nam de boerderij over. Men keek toen veel meer naar de lange termijn. Je zorgde dat je voor het nageslacht iets goeds achterliet. Dat mis ik vaak tegenwoordig: een langetermijnvisie.
Als men eens zou afstappen van het kortetermijndenken en meer rekening zou houden met de toekomstige generaties, dan komen we al een heel eind”.
“Als boer ben je te verweven met de natuur om er niet zorgvuldig mee om te gaan”
Op 1 januari 2022 moet (landelijk) de Omgevingswet in werking gaan treden. De nieuwe wet moet zorgen voor een samenhangende aanpak van de leefomgeving, ruimte voor lokaal maatwerk en betere en snellere besluitvorming. Daarnaast wordt participatie bevorderd, door burgers en ondernemers zo goed mogelijk te betrekken bij de ontwikkeling van de leefomgeving. Alle gemeenten zijn verplicht om ook een Omgevingsvisie vast te stellen. Daarin wordt vastgelegd hoe de gemeente binnen het kader van de wet op lokaal niveau haar gebied wil inrichten. De gemeente Doetinchem heeft ervoor gekozen om deze Omgevingsvisie in maximale samenspraak vorm te geven door binnen 11 deelgebieden in gesprek te gaan met haar inwoners en bedrijven.
De gemeente heeft daarbij groots uitgepakt. Alle zes wethouders hebben een of meer deelgebieden ‘geadopteerd’, ambtenaren zijn vrijgemaakt voor inbreng en er zijn externe bureaus ingeschakeld om informatie uit het gebied op te halen en het proces van inspraak te stroomlijnen via ontwerpend onderzoek. Ontwerpend onderzoek houdt in dat je door het tekenen op kaarten en visualiseren van ideeën een steeds beter beeld krijgt van de kansen voor de toekomst. In deelgebied Slangenburg en omgeving zijn interviews gehouden en themasessies georganiseerd. Gedurende het proces zijn de kaarten waarmee mensen aan de slag gingen steeds verder ingevuld met ideeën en richtingen.
Gemeentelijke kaders
In verschillende gemeentelijke beleidsdocumenten uit de afgelopen jaren komt Slangenburg steeds naar voren als een gebied met potentie als het gaat om recreatie. Een parel wordt Slangenburg genoemd en dat is weer belangrijk voor Doetinchem als Centrumstad. Ook beleving is een belangrijk thema voor Slangenburg. Daaronder wordt o.a. verstaan: genieten van het landschap, recreatieve toegankelijkheid en recreatie, een gezonde leefomgeving, cultuurhistorie, natuur, landschap en biodiversiteit. Een andere grote opgave gaat over het water in het gebied. Dat heeft te maken met de toenemende droogte en hogere temperaturen, afgewisseld met kortere maar heftiger regenval.
Themasessie Recreatie en Landschap en voedsel
Op 5 maart was ‘s middags de themasessie Recreatie en Landschap en voedsel in Taverne Edelweiss. Op de zolder van Edelweiss kwam een groep van ongeveer twintig ondernemers, organisaties, ambtenaren en betrokken bewoners bijeen om in gesprek te gaan over de kansen voor recreatie in het gebied. Aan de orde kwamen ideeën over eten en slapen, welk soort recreatie ambiëren we in Slangenburg, Slangenburg als merknaam, tiny houses, wonen en werken, verbinding zoeken met andere spelers in de regio op het gebied van voedsel, cultuurhistorie, recreatie en toerisme. De algemene conclusie van de middag was dat de recreatieve potentie van Slangenburg groot is en dat het de opgave is om de recreatieve sector door te ontwikkelen met respect voor de balans die er in het gebied heerst.
Themasessie Leefbaarheid op ‘t platteland
Op 5 maart ‘s avonds vond de themasessie Leefbaarheid op ‘t platteland plaats in de Pokkershutte. De themasessie was onderverdeeld in vier workshops die gingen over het sociale leven, de ontwikkelingen op ’t platteland met betrekking tot duurzame energie, natuur en water en landbouw en met betrekking tot wonen, recreatie, toerisme en mobiliteit.
Er was een grote opkomst van inwoners, verenigingen en ondernemers uit het gebied. Een belangrijke oproep van de verenigingen aan de gemeente was om ook over de grenzen heen te kijken. Zorgen werden geuit over de (on)mogelijkheid voor jongeren om een betaalbare woning te kopen. En deze jongeren zijn hard nodig om het gebied levend te houden. Punt van aandacht is ook hoe de sterk aanwezige sociale cohesie te behouden als teveel woningen worden verkocht aan mensen van buiten de regio. Met het motto ‘Samen komen we er wel uit’ blijven we in gesprek en staan we samen sterk.
Themasessie Agrarische ondernemers
Op 16 maart zou ‘s avonds de themasessie met de agrariërs zijn. Vanaf 16 maart zat Nederland echter in de lock-down en moest vanwege de coronacrisis deze sessie uitgesteld worden. Het werd uiteindelijk een digitale sessie op 14 mei waar twaalf agrariërs, ook namens hun collega’s in het gebied, hun zorgen hebben geuit en standpunten en wensen kenbaar hebben gemaakt. Ook de boeren uit het deelgebied waartoe De Zumpe behoort hebben zich hierbij aangesloten. De ideeën op deze avond waren veelal praktisch van aard. “Gebruik je nuchtere boerenverstand en ga tijdig de boer op om in overleg te treden en samen tot oplossingen te komen”. De conclusies van de avond waren: het bewaren van het evenwicht tussen recreatie, boer en natuur; behoud van een goed toekomstperspectief voor de landbouwbedrijven; korte/directe lijntjes tussen overheid en bedrijven/inwoners; gemeente luister naar je inwoners.
Themasessie Water en klimaatadaptatie
Op 18 mei vond de themasessie Water en klimaatadaptatie plaats met vertegenwoordigers van Waterschap Rijn en IJssel, Staatsbosbeheer, BVR (ontwerpbureau voor deelgebied De Zumpe) en de gemeente Doetinchem. Hier is gesproken over hoe men kan anticiperen op klimaatverandering. Op welke manier kan water vastgehouden worden in het gebied zonder dat we daar in nattere jaren weer teveel last van hebben. Dit is een gebiedsoverstijgend thema en treft zowel de landbouw, de natuur alsook de fundering van gebouwen zoals bijvoorbeeld van Kasteel Slangenburg. De opgave is om, in samenspraak met de grondeigenaren, flexibele oplossingen te bedenken waarvan droogte en wateroverlast beide onderdeel zijn.
De kerngroep
De procesleiders Roelof en Liselore van bureau LOS stadomland BV hebben alles uitgewerkt en het resultaat is tijdens een digitale bijeenkomst op 3 juni besproken in de zogenaamde kerngroep waarin ook een aantal ambtenaren en vijf inwoners uit het gebied hebben deelgenomen.
De visie: Laat 1.000 bloemen bloeien
Deelgebied Slangenburg en omgeving is in balans. Een balans tussen landschap, natuur en ondernemerschap, een balans tussen inwoners met elk hun eigen belangen en wensen. Zo voelen de inwoners dat. En als er wat verandert, is dat met respect voor elkaar, rekening houdend met elkaar. Samen bijschaven aan een uniek gebied. Tegelijk liggen er grote opgaven te wachten en ook die hebben ruimte en aandacht nodig.
“Eén kasteelheer in Slangenburg? We hebben er 600!”
In Slangenburg en omgeving doen we het samen
In de visie voor Slangenburg en omgeving pakken we die opgaven samen op, gaan we in gesprek met elkaar en verzinnen we slimme oplossingen. Werkend vanuit die balans komen we er samen uit en maken we alles nog mooier. We laten niet één bloem bloeien, maar duizend!
In deze visie voor Slangenburg en omgeving knopen we de opgaven op verschillende schaalniveaus aan elkaar tot een werkbaar gezamenlijk perspectief. Met het watersysteem en de recreatieve aantrekkingskracht maakt Slangenburg en omgeving deel uit van (boven)regionale systemen. Ook het verenigingsleven in IJzevoorde overstijgt de gemeente Doetinchem qua schaal. Het agrarische leven en het landschap zijn meer lokaal. Door de verschillende opgaven en schaalniveaus aan elkaar te knopen komen we tot:
• Een duurzaam watersysteem in Slangenburg
• Een sterk landschap met natuurparel(s)
• Een integraal perspectief voor de landbouw
• Een integrale aanpak van gebiedsdoelen
• Een veilig en toegankelijk gebied
• Een blijvend sterke gemeenschap.
Het complete rapport over deelvisie Slangenburg en omgeving, alsmede de rapporten over de overige tien deelvisies zijn te vinden op de website www.omgevingswetdoetinchem.nl.
Op 17 november 2020 (voorlopig onder voorbehoud) vindt er nog een inspraakronde plaats, het zogenoemde Stad en Land debat, waarna alle deelvisies in elkaar geschoven worden tot één visie voor de hele gemeente Doetinchem.
Wanneer
men de Holdrostweg inrijdt, vindt men links een pad, dat naar de
parkeerplaats voert. Bij het begin van het pad aan de rechterzijde is
een inscriptie in een beuk aangebracht. Er werd mij altijd gezegd,
dat deze herinnerde aan één van de vele onderduikers, die in de
Tweede Wereldoorlog hun schuilplaats vonden op Slangenburg.
Nieuwsgierig
geworden werd een onderzoek gestart naar het hoe en wat van deze
boodschap. Er staat duidelijk te lezen:
A de Vries uut Aerdt EKW B131 1 / 4 1945 den dag van den bevrijding kippenhok bij J Til Slangenburg
Eerst voerde het onderzoek naar boerderij het Park, waar de familie Til lange tijd woonde en daarna naar Drempt, waar nog een nazaat het verhaal kan vertellen. Het betreft hier een geëvacueerd gezin De Vries uit Aerdt, dat in februari 1945 bij de familie Til op het Park terecht kwam. De verdere naspeuringen voerden naar Aerdt op bezoek bij de familie De Vries.
Hoe
zat het nu precies in elkaar? Vader Bernard en zoon Jan Til waren
begin 1945 met paard en wagen gevorderd door de Orgination Todt om
werkzaamheden voor de Duitsers te verrichten op het Gelders Eiland.
Bij het passeren van de kwekerij De Vries in Aerdt was er een Engelse
luchtaanval en konden vader en zoon op de kwekerij in de kelder
bescherming vinden. Bij het afscheid de volgende morgen beloofde
Bernard Til, dat wanneer het nodig was de familie De Vries bij hen op
Slangenburg welkom was.
In februari 1945 was het zover. Het Gelders Eiland moest ontruimd worden en zo trok de familie De Vries met een aftands paard voor de wagen richting Achterhoek. In moeilijke omstandigheden kwam men terecht in Stokkum en dan herinnert men zich de toezegging van Til. Vader De Vries trekt naar Slangenburg om de mogelijkheden te onderzoeken en het gezin kan terecht in een goed schoongemaakt kippenhok, rechts van de Holdrostweg.
Het
verblijf is, gezien de omstandigheden, prima. Het ontbreekt hen aan
niets en men heeft een goed verblijf op Slangenburg. Dan is de
bevrijding daar en wordt de betekenis van de inscriptie duidelijk:
Het betreft het gezin van A. de Vries uit Aerdt, EKW betekent
geëvacueerd en B 131 is het huisnummer in Aerdt. Op 1 april is de
bevrijding van Doetinchem e.o. die de familie in het kippenhok bij
Til beleefde.
In het proces voor de Raad voor het Rechtsherstel, waar de familie Passmann getracht heeft het in beslag genomen landgoed terug te krijgen, is ook aangevoerd, dat Hermann Passmann veel gedaan zou hebben in het belang van de vele onderduikers. Dit feit werd niet bewezen verklaard. Weliswaar had rentmeester G. Beltman wel eens met zijn landheer daarover gesproken, maar de schaarse bezoeken van Hermann Passmann haalden eventueel bewijs onderuit. De regeling van het helpen van onderduikers en het verstrekken van brandhout e.d. op Slangenburg moet geheel op het conto van rentmeester Beltman of de betreffende pachters worden geschreven. worden geschreven.
(Verkorte versie van ‘Levend monument op Slangenburg bij boerderij ’t Park’ uit Kronyck van Deutekom nummer 110, blz. 26).
Op een miezerige middag begin januari komt Mineke Können-Woolschot uit Zaltbommel haar persoonlijke verhaal vertellen. Ze is geboren en opgegroeid in de Slangenburg, Halseweg nr 1, voorheen S 46 E.
foto
Begin zomer 1943 werd aan haar ouders, Marinus en Hanna Woolschot gevraagd om een Joods meisje in hun gezin op te nemen, zoals destijds wel meer gebeurde hier in de regio. Anneke woonde sinds korte tijd bij ds. Troelstra in Halle, maar deze werd beroepen in Wageningen. Hij vond het daar te gevaarlijk voor haar en zo kwam Anneke bij de familie Woolschot in huis. Moeder Hanna bereidde Mineke voor door haar te vertellen dat ze een pleegzusje kreeg. Mineke verstond plee-zusje en kende dit woord alleen als de destijds gebruikelijke wc. Ze begreep er dan ook niet veel van. Ze was altijd de oudste dochter in huis geweest met nog twee jongere broertjes en vond het wel leuk om een zusje te krijgen. Anneke was een jaar ouder dan Mineke en vader nam Anneke op schoot en zei tegen het nieuwe zusje: “En no’w bun i‘j de oldste”. Ze kreeg meteen een vaste plek in het gezin. Gelukkig klikte het vanaf het begin goed tussen Mineke, Anneke en de andere gezinsleden. Anneke had het wel over haar twee broertjes maar niet over haar ouders. Ze vertelde dat iemand haar had begeleid tijdens de reis per bus. Mineke kende alleen de cacao- en beschuitbus en was dan ook heel verbaasd te horen dat die bus zo groot was, met wielen eronder en dat daar dan mensen in zaten!
Leerplicht
Op 1 april 1944 was Anneke zes jaar en zou ze eigenlijk naar school moeten. Maar in de Nijmanschool zaten Duitsers en vader vond het risico veel te groot. Een jaar later, op 1 april 1945 was de oorlog in Slangenburg voorbij en begonnen Mineke (6 jaar) en Anneke (7 jaar) gezamenlijk als een tweeling op de lagere school. Ze gingen identiek gekleed en zaten altijd naast elkaar. Op een gegeven moment wilden ze allebei ook wel naast een vriendinnetje zitten maar moeder Hanna zei:” I’j wet wa’j an mekare hebt, blief maor naost mekare zitten”.
Tijdens de oorlog werd de familie soms door een oom (die bij het verzet zat) gewaarschuwd: “Er komt een razzia aan”, waarna Anneke door vader werd weggebracht om tijdelijk elders onder te duiken. Aan het eind van de oorlog waren er Duitsers ingekwartierd op de boerderij. In de opkamer stond zendapparatuur. Dit was voor de kinderen spannend maar ook wel leuk. De soldaten maakten grapjes met de kinderen. Maar ze waarschuwden vader ook: “Pas op voor die éne man, die schiet je zo maar overhoop”. Op advies van deze Duitsers brachten ze de nacht met het gezin door in de kelder. De volgende ochtend waren de Duitsers verdwenen. Tijdens de bevrijding mochten Anneke en Mineke naar de verharde weg. Daar hielden de bevrijders halt en trakteerden op chocolade. Andere buren, o.a. Jo en Gerrie Wolsink waren hier ook. Iets lekkers werd thuis altijd gedeeld maar de bevrijders zeiden dat ze ook chocolade meekregen voor thuis en dat ze dit hier echt mochten opeten.
Hereniging met overgebleven familieleden
Na de oorlog bleek dat van de familie van Anneke van vaders kant alleen opoe en tante Lien de oorlog hadden overleefd. En van moeders kant de zussen Gretha (met gezin) en Els. Tante Els vindt Anneke terug en wordt haar voogd. Mieneke’ s vader wordt toeziend voogd. Vanaf dat moment hebben Mineke en Anneke twee paar ouders. Anneke heeft de lagere school afgemaakt in de Nijman. Maar daarna vond haar familie dat Amsterdam beter was voor haar verdere scholing. Mineke had mede door haar contacten in Amsterdam een sterke drang zich verder te ontwikkelen. Woonde zelfs een tijd in Amsterdam bij tante Els en oom Dick in, die haar graag wilden bemoederen. Ze ging naar Amerika. Mineke besefte als jong meisje al dat vrede en vertrouwen niet vanzelfsprekend zijn. Anneke is op 23-jarige leeftijd getrouwd en heeft met twee dochters, een zoon en kleinkinderen een rijk gezinsleven. Tussen de gezinnen van Anneke, Mineke en tante Els ontstond een heel speciale band.
De Duitsers lieten in de jaren 40-45 hun oog vooral vallen op monumentale panden om te vorderen. Zo ook het huis aan de Varsseveldeweg 234, waar tot voor kort Riek Klumper-Luesink woonde. Hier waren SS-ers ingekwartierd die halsoverkop naar Doesburg vertrokken om in Arnhem parachutisten te bestrijden. Op de buitenmuur van het huis zijn de ingekerfde SS-kenmerken nog te zien.
Na
zware gevechten in Normandië hadden gehavende Duitse pantsertroepen
van het tweede SS Panzerkorps in augustus 1944 zich teruggetrokken en
op de Veluwe en op Slangenburg een plaats gevonden om zich te
hergroeperen. Dit alles onder de grootste geheimhouding.
Van
deze tiende Panzer Division Frunsberg (op Slangenburg) en de negende
Hohenstauffen Division (op de Veluwe) onder generaal majoor W.
Bittrich was het hoofdkwartier op kasteel Slangenburg gevestigd.
Hoewel
de Duitsers rekening hielden met mogelijke luchtlandingen bij Arnhem
verwachtten ze niet, dat deze voor het einde van de maand september
zouden plaatsvinden. De landingen van zondag 17 september waren dan
ook een grote verrassing. Ook veldmaarschalk Walther Model werd in
zijn hoofdkwartier Hartenstein in Oosterbeek verrast door de
neerdalende Airbornes en spoedde zich naar de Achterhoek. Vanuit
Slangenburg zouden de tegenaanvallen bij Arnhem en Oosterbeek worden
geleid.
De
Oberkommandatur werd, beschermd door een onderdeel, ondergebracht in
de bijgebouwen van het kasteel en er was een deel van de soldaten
gelegerd in de Stadsheideschool tegenover het hervormde kerkje. In de
lanen werden ruimtes gegraven om tanks en geschut te verbergen voor
waarnemers vanuit de lucht. Onder camouflagenetten stonden
luchtdoelkanonnen op het voorplein van het kasteel en op weilanden
rondom. Het veiligheidscordon lag ruim vijfhonderd meter rond het
kasteel en werd streng bewaakt.
Door
de ondergrondse waren al deze maatregelen ook opgemerkt en onder
levensgevaarlijke omstandigheden werden alle mogelijke inlichtingen
verzameld, waaruit geconcludeerd kon worden, dat op het kasteel zich
een hoofdkwartier bevond. Toch werden deze inlichtingen door de
geallieerden niet geloofd. In hun optiek bestonden deze
pantserdivisies niet meer. Hoewel de pantserdivisies gehavend waren,
vormden ze tegenover de geallieerde troepen een geduchte
tegenstander, waardoor de veel lichter bewapende soldaten zich
moesten terugtrekken en het belangrijkste doel van de operatie Market
Garden, het veroveren van de kanaal- en rivierbruggen over Maas, Waal
en Rijn jammerlijk mislukte en het einde van de oorlog nog maanden op
zich liet wachten.
Was
de Slag om Arnhem een succes voor de geallieerden geworden, het had
ongelofelijke ellende bespaard: de vele doden bij de nog geleverde
gevechten, die nog volgden, het westen van het land had de vreselijke
hongerwinter niet gekend en de steeds toenemende terreur tegen de
bevolking en de laatste transporten van de joden naar de
vernietigingskampen hadden niet meer plaatsgevonden.
Het
kasteel stond en staat nog fier in de Slangenburgse bossen. Als de
geallieerden geloof hadden gehecht aan de zo moeilijk verkregen
inlichtingen van het verzet, was met grote zekerheid kasteel en
omgeving prooi geworden van een Engels bombardement op dit Duitse
hoofdkwartier en net als bijvoorbeeld de Doornenburg grondig
verwoest.
Zo
ziet men, in de geschiedenis kan alles vreemd verlopen, het hangt af
van kleinigheden.
Verkorte
versie van ‘Gerard W. Velhorst, Oberkommando Slangenburg werd
para’s bij Arnhem fataal’ uit Kronyck van Deutekom,nummer 101,
blz. 10. De uitgebreide versie is verschenen in de Slangenburgh-boode
van maart 2014
Stichting Doetinchem Herdenkt heeft 75 jaar na de oorlog veel activiteiten in gang gezet om de geschiedenis van Doetinchem in de Tweede Wereldoorlog onder de aandacht te brengen en de slachtoffers te herdenken. In de periode van 19 maart tot 2 april 1945 werden veel bombardementen op Doetinchem uitgevoerd. Op en rond de stad werden mensen, dieren en huizen getroffen. Ook landgoed Slangenburg kreeg haar deel. De redactie wil aansluiten bij het goede initiatief van Doetinchem Herdenkt en brengt hierbij verhalen en foto’s van het landgoed en zijn bewoners tijdens en na de oorlog.
Fietstocht langs oorlogsherinneringen
Toos
Lenderink
Karel
Berkhuysen en nog drie andere vrijwilligers van Stichting Doetinchem
Herdenkt, begeleiden ons per fiets langs diverse historische
oorlogsplekken in Doetinchem, Slangenburg en Gaanderen.
Aan de Hofstraat waar de Gelderse Tram Maatschappij gevestigd was, is onze eerste stop. Hier hadden de Duitsers tanks opgesteld staan en werd er onderhoud aan de voertuigen gedaan. Na het bombardement op 21 maart 1945 was dit ook de plek waar veel lichamen in rijen lagen ter identificatie.
Karel Berkhuysen geeft uitleg tijdens de fietstocht
Aan
de Ds. Van Dijkweg staat villa Bouchina (waar ook vrouwenarts Van
Aken woonde). Hier werden bevoorrechte Joden gehuisvest die op de
lijst van NSB-leider Mussert voorkwamen. Deze joden kregen een
voorkeursbehandeling, maar gingen uiteindelijk ook naar Duitse
concentratiekampen. Een aantal joden dat op deze lijsten voorkwam
heeft de oorlog overleefd.
In
villa Ruimzicht (nu hotel-restaurant) was ten tijde van de oorlog een
peilcentrum ingericht. Peilauto’s traceerden waar zenders verborgen
zaten.
De Kruisbergse gevangenis
Gevangenis de Kruisberg is een monumentaal pand waarin mensen in deze oorlogstijd gevangen werden gehouden op een onmenselijke manier. Het gebouw is ook opengesteld voor publiek. Twee cellen zijn zoveel mogelijk ingericht in de staat van de Tweede Wereldoorlog. De Doetinchemse verzetsvrouw Iet Gerritsen zat er, evenals de Britse piloot Peter Thorne en de 46 slachtoffers van het Rademakersbroek. De verhalen zijn opgetekend en te zien. Kirsten Zimmerman heeft alle omgekomen gevangenen een gezicht gegeven.
Iet Gerritsen en Peter Thorne
In
‘t Kattennest, aan de Gaarde is de volgende stop. Hier was het
radarcentrum Stellung Rosengarth gevestigd dat rechtstreekse
telefoonlijnen had met kasteel Slangenburg, Baak en Hummelo. Deze
telefoonlijnen werden vaak gesaboteerd. Of de kabels van de
schijnwerpers werden doorgesneden. Dan kregen velen een oproep:
melden bij boerderij Roozegaarde voor kabelwacht.
Op
kasteel Slangenburg mocht de Duitse generaal Wilhelm Bittrich na
hevige gevechten in Normandië tot rust komen. De familie Passmann
was de eigenaar van het kasteel. Dit was dus Duits eigendom.
De normale telefoonlijnen werden afgeluisterd. Maar de PGEM had een eigen telefoonnet dat daarom ook door het verzet werd gebruikt. In Slangenburg zaten veel onderduikers op boerderijen en soms in een hol in het bos.
Langs de Bouwhuisbrug naar de Peppelmansdijk. Hier is een vliegtuig neergestort destijds. In Gaanderen aan de Kerkstraat heeft een bommenwerper zijn bommen afgegooid. Hierbij werden negen mensen gedood. Het vliegveld van Misset aan de Badweg, was ook een gewild doelwit voor geallieerde vliegtuigen.
Het asperge-oorlogsmonument bij de Bouwhuisbrug in Slangenburg, geplaatst door de Oudheidkundige vereniging Gander, herinnert aan de jaren 1939 en 1940 waarin voorafgaand aan de Tweede Wereldoorlog Nederlandse militairen op strategische plaatsen werden gelegerd waar ze versperringen opwierpen om zo de opmars van de vijand te vertragen. Deze versperringen (demontabele ijzeren staven en asperges genoemd) werden in gaten in het wegdek geplaatst. Bij een aanval kon zo de doorgang worden geblokkeerd
De Staatscourant schreef in juni 2011 dat de natuurontwikkeling op het landgoed Slangenburg ter hand genomen kon worden. ‘Het doel van het plan is ontwikkeling van vochtige en droge hei, schrale graslanden en blauwgraslanden. Hiervoor zijn diverse inrichtingsmaatregelen nodig, zoals het afplaggen van het terrein, aanleggen van poelen als voortplantingswater voor de boomkikker en begreppeling.’ Een en ander is inmiddels gebeurd. Behalve binnen de grenzen van het bos is ook van belang dat er in de randen óm het bos een en ander gebeurt.
De
Wildbeheereenheden, in de verschillende delen van de Achterhoek,
houden zich bezig met het patrijzenproject. De patrijs is een vogel
die zo langzamerhand schaars begint te worden, terwijl het dier
vroeger zo algemeen was. Moderne landbouwmethoden hebben behalve de
geweldige opbrengsten ook negatieve effecten gehad. De weilanden zijn
als biljartlakens effen groen. Uit economische overweging
begrijpelijk, maar voor natuur en landschap een ongelukkige
omstandigheid. De afname van de biodiversiteit is voor een belangrijk
deel hieraan te wijten. Voor insecten is er niet veel te halen in de
weilanden, waardoor ook voor insectenetende vogels voedseltekorten
dreigen. Dus verdwijnen die soorten. De kruiden aan de randen van
akkers en weiden boden andere vogels dekking en zaden als voedsel.
Gevolg: we zien maar zelden nog patrijzen of een tapuit. De geelgors
neemt af in aantal, de grauwe klauwier is uit de Achterhoek bijna
verdwenen enz.
Mensen
werken aan herstel van of liever, het scheppen van voorwaarden
waaronder allerlei dieren weer kunnen leven.
Het
is natuurlijk onzin te denken dat de kleinschalige akkertjes van
honderd jaar geleden, met mini-boerderijtjes en de bijbehorende
armoede weer terug moeten komen. Er wordt gewerkt om langs wei-,
akker-, weg- en slootkanten randen te ontwikkelen waar kruiden kunnen
groeien. De heer Lettink uit IJzevoorde heeft vorig jaar 100 kg
onkruidzaad verwerkt in akkerranden. Hier en daar zijn er ingezaaide
kruidenstroken te zien (ik zag er 20 januari vinken, putters en
ringmussen). De Wildbeheereenheid heeft een
natuurbeschermingsactiviteit ontplooid. Volgens Lettink met succes:
rond Zelhem zijn weer heel wat patrijzen.
Deze
plannen hoeft de boer of wegbeheerder niet in alle gevallen grond te
kosten. Zag je vroeger om elk paaltje naast een weiland een bosje
onkruid staan, nu zijn zelfs die plekjes schoon. Voor de natuur is
het allemaal te netjes. Zonder grondverlies kan men rustig wat
‘onkruid’ laten staan. Ook zogenaamde overhoekjes zijn
belangrijk. Op andere plaatsen zou een boer een strook van zijn land
daarvoor moeten gebruiken. Compensatie van overheidswege is dan
natuurlijk noodzakelijk.
Opvallend
genoeg is er tegenwoordig weer een streven om meer kruiden in de
weilanden te laten groeien (“Soortenrijke
weilanden doen in opbrengst (amper) onder en leveren voer met
vitaminen en mineralen waar de koeien op duiken. Bijmengen met
kruiden en vlinderbloemigen is dus niet alleen leuk voor weidevogels,
insecten en imago.” (Boerderij,
31 januari 2019)). Zo kunnen nieuwe (of ouderwetse) inzichten voor
iedereen gunstig zijn. Lettink vertelde dat er steeds meer (jonge)
boeren bereid zijn dit soort ontwikkelingen te volgen.
Verwant
aan het streven naar kruidenrijke weiden is herstel van houtwallen,
die als leefgebied voor talloze kleine dieren (vogels, zoogdieren en
insecten) een belangrijke rol spelen. In de loop der tijd zijn er
vele verdwenen. Ook als verbindingszone tussen natuurgebieden, als
schaduwplek voor vee zijn ze van belang. Tenslotte houden ze water
vast, in deze tijden van droge zomers ook al een reden er aandacht
aan te besteden.
Op 9 september verraste de Waalse overheid de wereld met een opvallend besluit. Behalve meer vorming van nieuwe natuur, moeten er ook 4.000 kilometer aan heggen en houtwallen in open gebied worden aangelegd.
Gelukkig
zijn er nog wel meidoornhagen langs veldwegen. Maar wie de omgeving
van de Slangenburg bekijkt, ziet hier en daar grote open velden.
Vergelijk de huidige situatie eens met die van ruim honderd jaar
geleden (voor de liefhebber: http://www.topotijdreis.nl/),
dan vallen de reusachtige veranderingen van het land op. De tijden
zijn veranderd, de ruilverkaveling is geweest, de akkers zijn groter
geworden, voor de boeren is een verdienmodel noodzaak, allemaal waar,
maar toch ….. ’Landschapspijn’ wordt het gevoel dat menigeen
wel kent genoemd.
Hier
en daar zijn al houtwallen hersteld. Er bestaan subsidieregelingen om
het voor Oost-Nederland zo kenmerkende coulissenlandschap
te behouden of waar mogelijk te herstellen.
In heel Nederland komen steeds meer kerken leeg te staan. Dat is in 2012 ook met de ‘Witte Kerk’ in Gaanderen gebeurd. Gelukkig vonden Hans en Nicole Takkenkamp dat het een prachtig gebouw is en dat er heel goed een tweede bestemming voor mogelijk was! Hun dochter Mayke, die voor 24-uurszorg in aanmerking komt, wilden zij graag een eigen plek geven, maar dan wel in de buurt. Het gebouw is vanaf 2014 opgeknapt en vanbinnen omgebouwd tot zes appartementen. Vanaf september 2015 zijn ze betrokken, eerst door vier, een klein jaar later door vijf en sinds 2017 door zes jongvolwassenen. Hieronder een overzicht van alles wat er plaatsgevonden heeft van plan tot kerkbouw tot ‘Zorgappartementen De Vlinder’ nu.
Oorsprong van de ‘Witte Kerk’
In Gaanderen was al sinds 1868 een rooms-katholieke kerk, de St. Martinus. De hervormde inwoners moesten voor het volgen van vieringen uitwijken naar Doetinchem. De behoefte aan een eigen ‘lokaal’ leefde dan ook bij veel protestantse inwoners van Gaanderen. Na een vergadering in zaal Bongers aan de Rijksweg werd een vereniging opgericht met het doel een kerk te bouwen. Lid worden kon voor fl. 0,50 per jaar! Na veel vergaderen kon een stuk grond op ’de Elshof’ gekocht worden en mocht architect Ovink uit Doetinchem een ontwerp maken. Het (toen nog niet witte) protestantse kerkje aan de Hoofdstraat in Gaanderen is op 6 februari 1913 in gebruik genomen.
Het kerkje in 1938 bij het 25-jarig bestaan
In
eerste instantie werd de zondagsdienst door één van de twee
predikanten uit Doetinchem gehouden op de vreemde aanvangstijd van
14.30 uur. Pas toen er een hulpprediker was aangesteld, veranderde
dit naar 09.30 uur.
De
pastorie is pas in de zomer van 1917 betrokken, want de bouw daarvan
ondervond door de Eerste Wereldoorlog enige stagnatie door gebrek aan
cement! De nu voormalige pastorie is aan de buitenkant in
tegenstelling tot de binnenkant weinig veranderd. Wel hebben de
huidige bewoners het huis grondig gerestaureerd en geïnnoveerd,
waarbij de kenmerkende elementen als de vele zes-, twaalf- en
zestienruitvensters en de boven de deur aanwezige zinken dakkapel
bewaard zijn gebleven!
Aan
de kerk is in 1922, geïnitieerd door ds. Van Dam, een torentje met
klok toegevoegd. In 1937 is een zaaltje aan de achterzijde aangebouwd
met een consistoriekamer en een vergader-/zondagschoolruimte. Hier
zijn nu twee van de zes appartementen.
De
klok uit de toren is, als vele andere kerkklokken, in de Tweede
Wereldoorlog naar Duitsland ‘verdwenen’. Er is in 1948 een nieuwe
klok met het opschrift “ik
gedenk de doden en ik roep de levenden” geplaatst.
Een grote verbouwing van de kerk, waardoor het huidige uiterlijk van het gebouw is ontstaan, vond plaats in 1968. Hierbij is het torentje gesloopt en vervangen door een eenvoudige klokkenstoel, de kerkzaal is verlengd en er is een balkon aangelegd. Toen is ook de hele kerk witgepleisterd, sindsdien wordt het de ‘Witte Kerk’ of het ‘Witte Kerkje’ genoemd.
Van kerk tot cultureel ontmoetingscentrum tot leegstand
In
juli 2004 is de kerk, die eigendom was van de Protestantse Gemeente
Doetinchem, vanwege financiële problemen verkocht aan Ciba Vastgoed.
In eerste instantie werd hij voor de zondagse kerkdiensten
teruggehuurd. Een beheerstichting wilde er een Cultureel
Ontmoetingscentrum van maken en zorgde ervoor dat er allerlei
culturele activiteiten plaatsvonden: een kledingbeurs, concerten,
kerststallententoonstelling, open-atelierdagen, enz. De eigenaar vond
het gebouw echter niet rendabel genoeg en dus kwam de kerk in 2012
leeg te staan en werd te koop aangeboden.
Intussen had de gemeente de kerk met tuin en pastorie in 2008 aangewezen als gemeentelijk monument, omdat ‘het ensemble van kerk en pastorie, gelegen in een historische tuin van bijzondere cultuurhistorische waarde en daarmee van algemeen belang is’. De kerk en de pastorie zijn inderdaad nog steeds blikvangers in Gaanderen; van de oorspronkelijke tuin is jammer genoeg weinig meer over, omdat de vorige eigenaar ‘de botte bijl hanteerde’. Bij de pastorie wordt weer hard aan een nieuwe tuin gewerkt en gelukkig bepaalt de prachtige bruine beuk nog steeds het aanzicht.
Een nieuwe bestemming: Zorgappartementen ‘De Vlinder’
Vooraanzicht ‘De Vlinder’
Zoals
hiervoor aangegeven hebben Hans en Nicole Takkenkamp de ‘Witte
Kerk’ (in juni 2014) gekocht. De verbouwde kerk biedt nu de
mogelijkheid aan
6 jongvolwassenen met 24-uurszorg.
De oorspronkelijk hal is een gezellige gezamenlijke huiskamer geworden, het centrale punt. De vloer in de kerk is 80 cm verhoogd, zodat de ramen op ‘uitkijkhoogte’ zitten en er zijn in de voormalige kerkzaal vier kamers met wasruimte en in het zaaltje achter de kerk (voormalige consistoriekamer) nog twee ruime kamers met wasruimte gecreëerd. Ook is er een kantoortje annex slaapkamer voor de slaapwacht.
Deel van de huiskamer
Eén van de kamers
De jongvolwassenen die uitgekozen zijn op hun ‘bij elkaar passen’ hebben elk zijn/haar kamer op eigen wijze ingericht. Doordeweeks gaan vier van zes om 8.30 uur met de eigen bus naar Elver (Wehl), en de andere twee met ander vervoer naar een bakkerij en een zorgboerderij. Van 10.00 tot 14.00 uur is er dan geen personeel aanwezig. Om half drie komt de eerste weer terug en om half vijf is de club weer compleet. Iedere dag mag één van hen helpen koken met één van de personeelsleden. Dat vinden ze allemaal prachtig om te doen, vooral omdat ze mogen meebepalen wat er gegeten wordt. Daarvoor wordt iedere week een weekmenu vastgesteld. De avonden brengen ze door met spelletjes doen, knutselen en het zich al dan niet op hun eigen kamer terugtrekken om een filmpje te kijken of naar muziek te luisteren. ’s Woensdags gaat er eentje naar voetbal, donderdags gaan er twee dansen en vier zwemmen bij Spindo in Doetinchem, dat van alles organiseert. In de weekenden zijn er dubbele diensten, zodat er allerlei activiteiten ontplooid kunnen worden.
Zaterdagsochtends
beginnen de bewoners eerst met het schoonmaken van de eigen kamer.
Eén weekend per maand, een week met Kerst en een week in de
zomervakantie zijn de jongeren niet in ‘De Vlinder’.
Het
leven in ‘De Vlinder’ is een ‘nieuwe stap’ voor hen, zoals
alle jongeren stappen in hun ontwikkeling maken. Deze stap maken is
bij hen niet zo vanzelfsprekend. Gelukkig voelen zij zich hier
inmiddels echt thuis met een eigen plekje, waar zij zich veilig
voelen met gebruik van hun mogelijkheden en het respect voor hun
beperkingen. Met ieder het eigen appartement als veilige basis. Het
stimuleren en verbreden van de zelfstandigheid staat voorop. Het huis
straalt warmte uit en iedereen lijkt hier op zijn plaats en te
genieten!
‘De
Vlinder’ is niet onopgemerkt gebleven in Gaanderen. Zo heeft Manon
Sprenkeler enige jaren geleden een boekje geschreven over de ‘Witte
Kerk’: “Het kerkje dat iedereen kent, maar waar niemand het hele
verhaal van kent”. Mede daardoor
dragen de meeste inwoners van Gaanderen ‘De Vlinder’ een warm
hart toe, wat o.a. is gebleken tijdens de talloze acties voor de
aanschaf van een 8/9-persoonsbus. In april 2016 was het zo ver en
konden de trotse inwoners van ’De Vlinder’ met de eigen bus naar
Elver en deelnemen aan allerlei uitjes. In
2018 zijn ze een midweek ermee op vakantie geweest naar een
vakantiepark in Eerbeek.
Tot
slot: Mocht u na het lezen van dit verhaal enthousiast zijn geworden
en vrijwilliger bij ‘De Vlinder’ willen worden om eens te
begeleiden bij het wandelen, fietsen of spelletjes spelen dan kunt u
zich melden bij nicolehans@kpnplanet.nl