Henny van de Mölder

Toos Lenderink

Opa Johan Frederik Bennink die in 1880 werd geboren, woonde in de Wassinkbrink. Op weg naar school in Zelhem, liep hij dagelijks langs de Coopsmolen. Als kind was hij al helemaal gek van die molen en hij was er vaak na schooltijd te vinden. Hij begint zijn loopbaan als knecht bij Kruithof op de Velsmolen, de huidige Benninkmolen.

Kleindochter Henny Bennink vertelt dat die molen een grondzeiler was, waarvan de wieken vlak boven de grond draaien. Maar als de hond overlijdt nadat deze een klap van de wieken heeft gehad, beslist opa dat de wieken hoger geplaatst moeten worden, op een stelling. Opa heeft inmiddels de molen overgenomen van Kruithof. Voor de nieuwe molen komt de romp uit Dichteren, net als een oude wiek die kan worden hergebruikt. De stenen komen weer van pas en de huidige as komt van de Coopsmolen. Onderdelen worden zo bij elkaar gezocht en in 1921 kan de molen gaan draaien. Broers van opa waarschuwen hem: “Neem toch motoren want een windmolen is niet productief”.  Maar opa zegt:  “Er komt hier geen motor in! Dan moeten de boeren maar een paar dagen langer wachten op hun meel”. Opa kent de lucht heel goed. Hij ziet ook in 1925 de windhoos van Borculo aankomen. “Dit geet te hard”. Hij vindt de kleppen van de wieken later op kilometers afstand terug.

Kort na de oorlog stopt opa met malen vanwege zijn gezondheid. Zoon Frits heeft een T-ford waarmee hij stro en hooi voor de boeren vervoert, maar in de oorlog wordt deze T-ford gevorderd. Opa beslist dat hij dan nu wel op de molen kan komen werken en zoon Theodoor komt op de boerderij. Theodoor bezorgt ook zakken meel bij de boeren met paard en wagen.

Henny heeft opa niet bewust gekend, want ze was 2 jaar toen hij overleed. Maar ze weet uit de verhalen dat opa altijd aan haar vroeg: “Wat zegt het molentje?” Als klein kind begon ze al exact het geluid na te doen dat de tandwielen maken als de molen draait, als opa er aankwam.

Opa Johan Frederik Bennink met echtgenote en twee van hun kinderen: Jet en Theodoor. Later worden nog Antje, Frits, Han en Mimi geboren. (Foto: Henny Bennink)

Het malen moet doorgaan

Als opa overlijdt, wordt de molen stopgezet en komt er een grote scheepsmotor in. Er moet gemalen worden, wind of geen wind. Henny herinnert zich alleen nog dat de wieken stil staan en dat de dieselmotor staat te stampen. Haar moeder werkt mee in de molen met zakken aan de ketting doen, die naar boven moeten worden getrokken en ’s avonds maakt ze de rekeningen op. De jeugdjaren van Henny spelen zich af in de molen met o.a. verstoppertje spelen en op stapels zakken klimmen. De verschillende graansoorten staan bij elkaar. Als er van één soort, bijvoorbeeld tarwe, niet zo veel is, staat er een stapel van maar 1 zak breed. Het is de kunst om dan juist daar op te klimmen. “Ik ging wel eens met stapel en al onderuit. En dan maken dat je uit de molen kwam voordat vader er achter kwam”. Als vader Frits 65 jaar is stopt hij met malen. Zijn stoflongen maken ook dat het gewoon niet langer meer kan. Overstegen wordt volgebouwd, er zijn minder boeren en coöperaties komen opzetten. “’t Is mooi gewest”,  zegt hij.

Stichting Doetinchemse molens

De gemeente Doetinchem wil graag samen met deze Stichting alle drie molens (Walmolen, Aurora en Benninkmolen) behouden. De grond wordt gekocht en de molen wisselt voor een symbolisch bedrag van f1,00 van eigenaar. Frits is er hard voor dat de molen zo in stand kan blijven en weer mooi wordt opgeknapt. De gemeente brengt in 1980 de molen weer in historische staat: de motor gaat er uit en de wieken krijgen hun functie terug. Als de buurt wordt uitgenodigd voor de officiële heropening spreekt Hendrik Dales namens de buurt. De buurt wil wel komen, maar de naam Velsmolen “zegt ons niks”. Het moet Benninkmolen worden. De gemeente gaat hierin mee.


Recreatie op Slangenburg in de eerste helft van de 20e eeuw

Jan Berends

Het thema recreatie in dit nummer geeft aanleiding om eens in oude foto’s te grasduinen en dan vooral uit het familiebezit van de familie Passmann.

Hoe vermaakte de familie zich op en rond het huis, dat met het landgoed in 1895 door Herr Kommerzienrat Arnold Passmann (1850-1919) was gekocht? Deze koop was ongezien en uit speculatieve overwegingen. Arnold Passmann was groothouthandelaar en was sterk geïnteresseerd in de voorraad hout die het landgoed zou opleveren. Hij was zo verrast door het prachtige landgoed en het fraaie kasteel, dat hij besloot het geheel te beheren en liet dit vastleggen zodat geen delen konden worden verkocht waardoor mogelijk de eenheid zou worden verstoord.

Het huis werd niet permanent bewoond, maar bij allerlei feestdagen, verjaardagen en vakanties veelvuldig gebruikt.

Niet alleen bij feestelijke gelegenheden, maar ook bij droevige gebeurtenissen, waarbij een gestorven familielid op de familiebegraafplaats werd bijgezet. In deze periode waren dat vijf personen en na 1950 nog twee urnengraven met in totaal vier personen.

Maar nu kijken we naar de wat meer plezierige tijden en zien we tal van activiteiten rond het kasteel, waarvan de foto’s komen uit de verzameling van de familie Passmann en de Sint Willibrordsabdij.

Het thema recreatie in dit nummer geeft aanleiding om eens in oude foto’s te grasduinen en dan vooral uit het familiebezit van de familie Passmann.

Hoe vermaakte de familie zich op en rond het huis, dat met het landgoed in 1895 door Herr Kommerzienrat Arnold Passmann (1850-1919) was gekocht? Deze koop was ongezien en uit speculatieve overwegingen. Arnold Passmann was groothouthandelaar en was sterk geïnteresseerd in de voorraad hout die het landgoed zou opleveren. Hij was zo verrast door het prachtige landgoed en het fraaie kasteel, dat hij besloot het geheel te beheren en liet dit vastleggen zodat geen delen konden worden verkocht waardoor mogelijk de eenheid zou worden verstoord.

Het huis werd niet permanent bewoond, maar bij allerlei feestdagen, verjaardagen en vakanties veelvuldig gebruikt.

Niet alleen bij feestelijke gelegenheden, maar ook bij droevige gebeurtenissen, waarbij een gestorven familielid op de familiebegraafplaats werd bijgezet. In deze periode waren dat vijf personen en na 1950 nog twee urnengraven met in totaal vier personen.

Maar nu kijken we naar de wat meer plezierige tijden en zien we tal van activiteiten rond het kasteel, waarvan de foto’s komen uit de verzameling van de familie Passmann en de Sint Willibrordsabdij.


Paardenpension ‘De Lange Wilm’

Toos Lenderink

Als ik aan kom fietsen, is Annet nog bezig met de kruiwagen mest uit de wei te halen. Dit is een dagelijks terugkerend karwei vertelt ze verderop in ons gesprek. Het is één van de eerste zonnige dagen dit jaar en we gaan lekker buiten aan de picknicktafel zitten. Annet is blij dat de stal aan de Nijmansweg zo mooi gelegen is: de weg oversteken en je bent op het ruiterpad van landgoed Slangenburg.

‘De Lange Wilm’ doet het onderhoud aan de 11,5 km lange gemarkeerde ruiterroute. Zowel ruiters als aangespannen wagens kunnen hier gebruik van maken. In de Haankheide zijn meer paden voor ruiters gekomen en rondom het kasteel hebben de wandelpaden extra aandacht gekregen. Bij de parkeerplaats van het kasteel staat een informatiebord waarop verwezen wordt naar het startpunt van de ruiterroute, hier bij ‘De Lange Wilm’. Het beleid van Staatsbosbeheer is erop gericht dat zowel ruiters en menners als wandelaars kunnen genieten van het bos. In de nieuwe bosaanplant worden ook extra wandelpaden aangelegd. Niet alleen het recreatieplezier voor al deze bezoekers, maar ook de veiligheid is gebaat bij gescheiden gebruik.

Historie

Voorheen was hier een mengveebedrijf, gerund door de ouders van Annet: Han en Willemien Woolschot. Maar toen de moeder van Annet al jong overleed moest vader Han een keuze maken: hij ging verder in de paarden, met o.a. het africhten. Dit was niet alleen zijn lust en leven, maar paarden zijn ook de passie van Annet. Annet en partner Robert Wielheesen hebben het bedrijf overgenomen van vader Han. Na het overlijden van Han is Annet zich vooral gaan richten op het paardenpension. Dit was altijd al een droom van haar: zich proberen te verplaatsen in de eigenaar van het paard en de paarden die bij haar verblijven, verzorgen alsof ze van haar zelf zijn.

Er staan momenteel 28 paarden op stal en hier heeft ze een dagtaak aan. Gelukkig helpt Robert ’s avonds en in het weekend mee met hooi voeren en is hij haar steun en toeverlaat. De eigenaren van de paarden wonen vaak in een dorp of stad in de buurt en hebben zelf geen plek bij huis. De paarden gaan elke dag naar buiten, het hele jaar door. Behalve op zondag; dan proberen Annet en Robert zelf een vrije dag te houden.

Vaak komen de eigenaren als ze met hun paard op pad gaan ook even een praatje maken. Die contacten met “eigen mensen” zijn fijn en als haar inzet wordt gewaardeerd doet dat goed. Alle paarden hebben een eigen wei om blessures te voorkomen. Ze kunnen wel bij elkaar komen om te neuzen: goed voor het sociale contact! Er wordt veel service geboden en meerdere paarden zijn al langer dan 15 jaar hier in pension! Er is weinig verloop. Behalve deze “eigen mensen” komen er ook paardenbezitters het erf op alleen om de auto en trailer te parkeren en van hieruit een rit te maken.

Om met paarden om te kunnen gaan “Mo’j de peerdentaal leren kennen”

Annet legt uit dat je een paard leert kennen door het te observeren. En je moet de leider zijn! Vroeger werden paarden gehouden voor het werk, dat waren meestal gewillige paarden. Nu wordt er meer gefokt op mooi uiterlijk en een pittig en trots karakter. Dat vereist goed leiderschap. In sommige streken is een landelijke ruiterpas vereist of is het verplicht om een mestzak aan te hangen. Op veel stranden wordt zo voorkomen dat paardenpoep op de grond valt.

De mensen die hun paard bij ‘De Lange Wilm’ op stal hebben staan vormen een prettig gemêleerde groep. Paard en eigenaar moeten een goede eenheid vormen. Ook wandelen of fietsen met je paard is heerlijk om te doen. De paardenhouders zijn vaak verbaasd over de rust en stilte die hier heersen.

Annet verwent Collin met brokjes

Annet zorgt er voor dat alle paarden twee keer per dag brokken krijgen, drie keer per dag hooi en dat de drinkbakken schoon blijven. In het voorjaar is er altijd extra werk: de stallen worden schoon gespoten, de weides moeten gesleept worden, etc. Om een goed gevoel te kunnen houden bij je werk moet het niet te veel worden. Ze gaat het les geven daarom afbouwen. Ze voelt het als een grote verantwoordelijkheid om goed voor de dieren te zorgen en houdt er eveneens van dat alles er netjes uitziet. Dus ook de buitenboel. Ze is dan ook blij met de buurman die op het bedrijf woont en in overleg allerlei klusjes oppakt. Hij heeft o.a. knotwilgen geplant en zorgt dat planten en bomen op tijd water krijgen. Het geeft Annet de rust om oog te houden voor de hazen en reeën die door de wei lopen of twee zwanen die rustig klapwiekend in de lucht voorbijtrekken.


Eetbaar hout en andere onverwachte, boeiende activiteiten

Hanneke van de Velde

Recreatie in en om de Slangenburg. De meeste mensen kunnen zich dan nog wel iets voorstellen bij landgoed ’t Maatje van Jan Hammink. Ten zuiden van Slangenburg is hier de laatste 20 jaar volop nieuwe natuur in ontwikkeling op dit voormalige veeteeltbedrijf. Dit mooie landgoed levert prachtige wandelmogelijkheden op. Maar dat er daar op ’t Maatje veel meer initiatieven zijn, is wellicht minder bekend en zeker verrassend.

De samenwerking op het landgoed

Tussen de met sneeuw bedekte boomstammen en bij een waterig zonnetje, geven Pip Gilmore en Jan Hammink uitleg over landgoed ’t Maatje en de activiteiten die er plaatsvinden. Pip vertelt vol enthousiasme over de activiteiten rondom de Eetbaar Hout Kwekerij. Jan Hammink vult dit aan met details over het landgoed, het ontstaan ervan en de samenwerking met Pip Gilmore.

Vanuit de onderhoudsactiviteiten op het landgoed wordt het bos (als de bomen groot genoeg zijn) uitgedund. Dit om de andere bomen en begroeiing meer kans te geven om te overleven. Vanuit deze reststroom van uitgedunde bomen wordt een deel van de Eetbaar Hout Kwekerij van Pip Gilmore van boomstammen voorzien om er haar Eetbaar Hout te maken. Per jaar gebruikt Pip rond de 1000 boomstammen, ook afkomstig van andere locaties. De bomen op het landgoed die moeten verdwijnen, worden gemerkt. Pip regelt vervolgens met een aantal vrijwilligers dat ze eind januari worden gekapt en naar de plaats van bestemming worden gebracht. Alleen bomen die gezond zijn en niet te dik, zijn bruikbaar bij de paddenstoelenteelt. Maar dat zijn ook juist de bomen die uit de dunning komen.

In coronatijd is er veel hulp van vrijwilligers die juist nu graag in de buitenlucht willen werken. Deze vrijwilligers verwijderen de bomen uit het bos en helpen deze verder te verwerken; een arbeidsintensief karwei.
De bomen afkomstig van Landgoed ’t Maatje worden omgezaagd door o.a. leerlingen van Helicon uit Velp. De meeste boomstammen komen momenteel uit de bossen van Natuurmonumenten, waar Pip ook mee samenwerkt.

Het entproces van de paddenstoelen

Van maart tot half april, als de lucht nog koud is, worden de boomstammen geënt met een schimmel. De schimmel gebruikt het hout om enkele maanden later eetbare paddenstoelen te maken. Zo’n 30-40 gaten worden er in de stammetjes geboord volgens een bepaald patroon. Daar worden vervolgens 30-40 deuvels met de goede schimmel in geplaatst. Zo groeit de goede schimmel door in de hele stam en kunnen er geen andere schimmels bijkomen.

Wanneer de lucht wat warmer wordt komen er ook andere schimmels in de lucht. Deze concurreren dan met die in de stam. Dus het is belangrijk dat de geënte stammen al voldoende zijn ‘bezet’ door de juiste schimmel.

Shii-take groeit het beste op eik, daarvan was het tijdens het interview (april) zo ongeveer de laatste week om deze te enten. De populierenstammetjes zijn wat later geënt.

De geënte stammetjes moeten in de schaduw liggen. Omdat er nog geen blad aan de bomen zit, zijn de stammetjes nu afgedekt met doek. Zo worden ze beschermd tegen het door de kale bomen vallende zonlicht.

De shii-take kraamkamers blijven anderhalf jaar liggen om de schimmel goed door te laten groeien. Na die tijd worden ze, in het najaar, in een waterbad gedaan. Gelukkig had Jan vanuit zijn agrarische verleden nog mooi materiaal liggen dat gebruikt kon worden voor onder andere het dompelbad. Zo vond ook daar hergebruik van materialen plaats.

Dit dompelbad zorgt voor een koude shockeffect. Hierdoor worden ze als het ware aangestuurd om voor nageslacht te zorgen. Dat gebeurt ongeveer 2 weken later door de vorming van paddenstoelen, de vruchtlichamen van de schimmel. Deze kun je dan plukken en opeten. Vervolgens moet je de stam weer 6 weken met rust laten en kun je weer een keer oogsten.

Als dit proces na anderhalf jaar eenmaal op gang is gekomen, kun je vier tot vijf jaar lang oogsten. Gedurende het seizoen, dat loopt van mei tot ongeveer november, is dat drie tot vier keer per jaar mogelijk.

Pip benadrukt dat ze geen “paddenstoelenboerin” is, maar dat het primair gaat om de opwaardering van het uitgedunde hout. In plaats van het meteen de versnipperaar of de kachel in te doen, heeft het zo nog een langdurig en functioneel tweede leven. Vandaar ook de naam “Eetbaar Hout” in plaats van paddenstoelenstam. Pip verkoopt dan ook de stammetjes en niet de paddenstoelen. (voor geïnteresseerden in een bezoek aan de kwekerij of een workshop kijk op de website: https://groenetakken.nl of neem contact met haar op). Ook geeft ze, onder andere op landgoed ’t Maatje, cursussen en workshops om zelf een stammetje te enten.

Het ontstaan van ‘Eetbaar Hout Kwekerij’

Zelf heeft Pip Bosbouw gestudeerd aan de universiteit van Melbourne, Australië. Ze heeft altijd al interesse gehad in bos, hout en buiten zijn.

In Wageningen terecht gekomen in de loods van een boomverzorger – houtbewerker, ontmoette ze daar een ecoloog die zich bezighield met het enten van oesterzwammen op stammen. Een samenwerking kwam tot stand. Later heeft Pip dit zelfstandig verder uitgebouwd tot het huidige ‘Eetbaar Hout’.

De tijdsgeest zit nu ook mee. Mensen zijn meer geïnteresseerd in een dergelijke manier van voedsel maken en de shii-take als onderdeel van het menu. Shii-take kan deels dienen als vervanger van vlees en heeft een heerlijke smaak. Ook Jan is inmiddels overstag gegaan voor deze paddenstoel en heeft deze zo nu en dan op het menu staan.

Omdat de stam na de productietijd nog dienst kan doen als compost, past dit ook binnen de circulaire landbouw. Tegenwoordig ook een ‘hot item’.

Naast shii-take probeert Pip ook nieuwe combinaties uit; allerlei paddenstoelensoorten op verschillende boomsoorten. Zodra die het goed doen, zijn ook die stammetjes weer te verkrijgen. In de proeftuin zijn behalve deze experimenten met variëteiten, ook andere kweekmethoden te zien, zoals het kweken van stropharia of bietenputzwam op houtsnippers.

Behalve het kweken en verkopen van geënte stammen en het geven van workshops, adviseert Pip tuinderijen en landbouwbedrijven om zelf een kwekerij te starten. Ook de in opkomst zijnde Herenboeren begeleidt ze in hun eigen productieproces.

Sinds corona is de belangstelling voor het ‘Eetbaar Hout’ groeiende. Er is ruime belangstelling voor de aan de corona aangepaste workshops.

Nog meer samenwerking op landgoed ’t Maatje

Jan geeft verder aan dat er nog meer samenwerking bestaat op het landgoed. Zo doen Helicon, VMBO en MBO voor groen en dier, onderhoud aan het landgoed. Stagiaires kunnen hier ervaring opdoen en hebben een prachtig stageadres.

Daarnaast is er sinds ruim een jaar een bosmoes- en fruittuin op permacultuurbasis. Hier zwaait Hennuh van der Heiden de scepter. Permacultuur in de moestuin betekent het toepassen van een aantal basisprincipes: rust voor de bodem (oftewel: niet spitten), grond beschermen door te mulchen en diversiteit. Dat is terug te zien in de bosmoestuin op ’t Maatje.

Nog een partij die het beschikbare hout uit de uitdunning gebruikt voor een mooi tweede leven, is ‘Vers Hout’ waar Sandra Witteman actief mee aan de slag is. Daar worden via workshops en cursussen prachtige dingen gemaakt van onder andere het uitgedunde hout. Denk daarbij aan mooie krukjes en prachtig gesneden sierlepels. Ook dit bedrijf werkt weer mee aan het onderhoud van het landgoed zodat het mes ook hier aan twee kanten snijdt.

Bovenstaande is een mooi voorbeeld hoe samenwerking leidt tot allerlei verrassende initiatieven op een landgoed met nieuwe natuur, ontstaan op en uit voormalig agrarisch gebied.

Pip Gilmore en Jan Hammink

Vrijetijdseconomie van de Gemeente Doetinchem

Joop Helmink

We spreken met de beleidsmedewerker van de Gemeente Doetinchem dhr. Marcel Bourgondien over de plannen en uitvoering in zake de recreatie en het toerisme in onze gemeente en in het bijzonder wat dat betekent voor Slangenburg en omgeving. Onder verantwoordelijkheid van wethouder Henk Bulten is het initiatief genomen om de ontwikkelingen van de recreatie en het toerisme in kaart te brengen om zodoende beleid te kunnen maken en uitvoeren. Marcel Bourgondien heeft de uitvoering van deze notitie ter hand genomen en wil graag vertellen wat de conclusies zijn en dan specifiek voor Slangenburg.

Elke zondagmorgen gaat een groepje trouwe sportievelingen samen van start vanaf de zondagsschool

De vrijetijdssector is een belangrijk onderdeel van de werkgelegenheid in onze gemeente: 370 bedrijven met 1820 banen zorgen voor een belangrijke bijdrage aan de economische bedrijvigheid. Landgoed Slangenburg is één van de belangrijkste natuurgebieden in de gemeente, het landgoed en kasteel trekken hier de meeste aandacht. De gemeente is bijzonder trots op dit prachtige historische uit de 17e eeuw stammende kasteel dat in de top 100 staat van de 63.000 rijksmonumenten in Nederland.

Bezoekerscentrum Slangenburg

Er wordt onderzoek gedaan naar de realisatie van een bezoekerscentrum voor Achterhoekse kastelen, tuinen en landgoederen bij het kasteel Slangenburg in samenwerking met stichting Achterhoek Toerisme. Bedoeling is dat promotie en voorlichting over het unieke en historische culturele erfgoed van de Achterhoek wordt aangeboden. Ook wordt onderzocht of de 17e-eeuwse tuinen kunnen worden hersteld in samenwerking met Gastenhuis en Monumenten Bezit. Wenselijk zou zijn om het kasteel vaker open te stellen voor rondleidingen.

Mountainbikeroutes (MTB)

Er wordt hard gewerkt aan de realisatie van MTB-routes door de Achterhoek, wat betekent dat de routes verspreid over de gemeenten in de Achterhoek aangelegd worden. Voor de Gemeente Doetinchem betekent het dat er routes in de Kruisbergse bossen en in de Slangenburg worden aangelegd, die dan aansluiting krijgen met de andere MTB-routes in de omgeving. Deze routes zijn zuiver alleen voor de mountainbike geschikt: het zijn smalle paden aangelegd in één richting. Met de aanleg van de zogenaamde ’MTB-single tracks’ wordt tegemoetgekomen aan de wens van recreanten en gebiedseigenaren om de MTB-ers te scheiden van bijvoorbeeld wandelaars, zoals dat ook met de ruiterpaden gedaan is. De routes worden in samenwerking met de plaatselijke wielersport-verenigingen gerealiseerd. Het onderhoud zal worden verzorgd door Achterhoek Toerisme. De uitvoering van deze plannen wordt in 2022 afgerond. De gemeente verwacht dat deze faciliteit een unieke beleving en voor de biker een uitdaging zal zijn, waardoor op elke gewenste plek in de gemeente opgestart kan worden met deze sportieve uitdaging.

Wandelroute Zumpe – Slangenburg

Door de uitbreiding van de Zumpe zijn er plannen ontstaan om een wandelpad te realiseren van het centrum van Doetinchem door het natuurgebied de Zumpe naar de Slangenburg. De gemeente is hier al mee begonnen en verwacht dat de werken snel kunnen worden afgerond.

Pieterpad

Het Pieterpad is enkele jaren geleden verlegd van Zelhem door de Slangenburg naar het sluizencomplex De Pol richting Zeddam. Voorheen liep de route door Doetinchem.

Knooppunten fietsroutes

De gemeente Doetinchem zorgt samen met Achterhoek Toerisme voor de actualisatie van de fietsknooppunten-routes, wat veel aandacht opeist. Elke wijziging in de route vergt aandacht om de bewegwijzering actueel te houden.

Recreatiedruk

Een punt van zorg is de drukte in de natuur, door de coronamaatregelen wordt veel in de natuur gerecreëerd. Veel mensen zijn niet gewend aan de regels die vanzelfsprekend zijn in de natuur. Loslopende honden zijn een groot gevaar voor de wildstand, wat door de recreant wordt onderschat. Gemeente en natuurbeheerders geven veel aandacht aan voorlichting en aanwijzingen in natuurgebieden.

Gastvrijheid

Doetinchem wil uitbreiding van verblijfsrecreatie bevorderen. Initiatieven en plannen voor B&B, hotel, camping of anderszins zullen door de gemeente waar mogelijk worden gestimuleerd. Camperplekken in de Slangenburg kunnen worden aangelegd. Hiervoor zullen de grondeigenaren initiatief moeten nemen. Doetinchem heeft zeven camperplaatsen bij het Pannenkoekschip aangelegd. De Natuurcamping de Slangenburg is voor de gemeente een prachtige promotie van duurzaam recreëren.

Toeristenbelasting

De gemeente heeft sinds kort toeristenbelasting ingevoerd. Doetinchem heeft als laatste gemeente in de Achterhoek toeristenbelasting ingevoerd. Met de gelden kunnen activiteiten worden ontwikkeld en ook kan inzicht worden verkregen in hoeveelheid en locaties van verblijfsrecreatie.

Promotie

Op de website van Achterhoek Toerisme waar de gemeente aan deelneemt kan informatie op gebied van recreatie en toerisme in de Achterhoek worden opgevraagd. Bijvoorbeeld de wandel, MTB en knooppuntenroutes zijn op papier en digitaal beschikbaar.

Dhr. Marcel Bourgondien is enthousiast over de mogelijkheden in recreatievoorzieningen die onze gemeente biedt. De economische impuls is van groot belang om onze mooie Gelderse streken te behouden en verder te ontplooien.


Zorgcentrum De Zonnewijzer

Hanneke van de Velde

Op het terrein van dit zorgcentrum in Halle is het een komen en gaan van toeleveranciers van klusmaterialen. De ontvangst door directeur Anita van der Poel is dan ook in kluskleding, weggehaald van de verfklus waar ze net mee bezig was. De rondleiding door de kleinschalige dagbesteding laat al de eerste veelbelovende resultaten zien. De nadruk op het hier sinds 1 oktober gevestigde zorgcentrum ligt op kleinschaligheid.

Op de locatie aan de Halle Nijmanweg is dagbesteding mogelijk voor mensen met een fysieke of mentale beperking, waaronder dementie. De missie van de Holland Zorggroep waartoe De Zonnewijzer behoort, is dat mensen hier kunnen zijn zoals ze zijn. Niets hoeft, maar alles mag. Om cliënten een vertrouwd gevoel te geven, wordt er voornamelijk gewerkt met vaste medewerkers. Zo hoeven de mensen niet elke keer aan een nieuw gezicht te wennen.

Het ontstaan

Van huis uit is Anita van der Poel accountant. Vanaf 2009 was zij vanuit die functie al betrokken bij de Holland Zorggroep als extern financieel adviseur. Door haar grote betrokkenheid bij deze zorginstelling verloor zij haar hart aan de ouderenzorg. Belangrijkste gedachte daarbij was, wat er nog beter zou kunnen. Dit leidde er in 2018 toe dat zij de stap nam om de Holland Zorggroep zorgvilla in Bilthoven over te nemen. Mei 2020 volgde de tweede zorgvilla in Lunteren. Als laatste volgde De Zonnewijzer in oktober 2020, toen nog gevestigd in Zelhem. Inmiddels is De Zonnewijzer per 1 oktober jl. verplaatst naar Halle waar de renovatie nu in volle gang is. Het oude schoolgebouw dat

De Zonnewijzer ooit was, is niet meer te herkennen als je binnen door de ruimtes loopt.

Themaruimtes

Sfeervolle themaruimtes worden er gecreëerd in het oude schoolgebouw, zoals een van veel ramen voorzien schilderatelier met de sprekende naam Van Gogh-kamer. Ook de Kluskamer voor het grotere kluswerk en de Herenkamer voor de fijnere handenarbeid bieden de mannelijke cliënten de mogelijkheid om op klusgebied van alles aan te pakken. In de Kluskamer komen echte werkbanken te staan en al het gereedschap wat nodig is. Een Rustkamer ontbreekt ook niet. Hier kunnen cliënten zich terugtrekken als ze een moment van rust nodig hebben. Er staan vier bedden met tussenschotten, zodat er voldoende privacy en rust is voor degenen die een moment voor zichzelf nodig hebben. Ook de stijlvolle bibliotheek met de mooie naam Annie M.G. Schmidt-kamer spreekt tot de verbeelding. Hier kan een boek of de krant worden gelezen. Tot in de details wordt er aandacht besteed aan de ruimtes. Dit is terug te zien in de mokken met Van Gogh-afbeeldingen in het schilderatelier en het kunstgras in de Tuinkamer, alsmede de prachtige wandvullende afbeeldingen in iedere ruimte.

Ook buiten wordt het nog grondig aangepakt. Volgende maand worden er Jeu-de-Boules-banen aangelegd. Een groentetuin staat ook in de planning, evenals een kweekkas. Deze komen dan in het zicht van de Tuinkamer te liggen, zodat de beleving van tuin ook vanuit deze groene Tuinkamer optimaal is. Hier kunnen de cliënten zelf ingrediënten voor de dagelijkse maaltijden kweken en deze vervolgens ook weer zelf in de keuken bereiden. Met ditzelfde doel wordt er nog een kleine fruitboomgaard aan het geheel toegevoegd.

Doel van dit alles is het creëren van een omgeving waar iedere cliënt zich thuis voelt en waar meer gebeurt dan alleen koffiedrinken. Straks kan de cliënt doen waar hij of zij op dat moment zin en behoefte aan heeft, of dat nu klussen, schilderen, wandelen of tuinieren is. En alles in eigen tijd en tempo. Vast onderdeel is wel de dagelijkse wandeling. Bewegen en frisse lucht zijn belangrijk voor de mens. Daar wordt dan ook veel aandacht aan geschonken. Ook meewerken in de keuken behoort tot de mogelijkheden.

Vanwege Corona worden de verschillende ruimtes nu breder gebruikt, bijvoorbeeld de bibliotheek wordt nu ook ingezet om er in kleine groepjes te eten. Normaal wordt dit in een grote ruimte gezamenlijk gedaan. Er wordt nu ook gegeten aan afzonderlijke, kleine tafels die ruim verspreid in de eetzaal staan, in plaats van aan een gezamenlijke grote tafel. Zo wordt de 1,5 meter afstand ook hier gegarandeerd. Ook is de bezetting niet maximaal nu om voldoende ruimte te hebben om de Corona-maatregelen te kunnen garanderen. Zo kan de zorg nu ook gewoon doorgaan, een zorg die broodnodig is om overbelasting van mantelzorgers te voorkomen. Bovendien blijven de mensen actief en behouden ze hun vaardigheden.

Normaal is het mogelijk dat familie en vrienden een bezoek kunnen brengen aan het zorgcentrum. Het voor de naaste mantelzorgers wel belangrijk en noodzakelijk dat zij juist hun eigen tijd nemen en hun eigen dingen doen. Daarvoor is het zorgcentrum er immers ook, om de mantelzorgers te ontlasten.

Huiselijkheid

Tussen de medewerkers en de cliënten door, loopt ook nog een blonde Labradoedel rond. Vol met krullen en met een hoog knuffelgehalte. Het is de hond van Anita, die gewoon meekomt als ze in Halle is. Ze laat zich de aandacht van de bezoekers met soms ook wat lekkers rustig aanleunen. Deze rustige, knuffelbare viervoeter geeft een extra gevoel van huiselijkheid aan het geheel voor veel cliënten.

De inzet van vrijwilligers staat op dit moment vanwege Corona op een lager pitje. Hopelijk komt ook dat weer snel op gang. Datzelfde geldt voor het maken van uitjes. Dit is het afgelopen jaar beduidend minder geweest.

Eigen regie van de cliënten is een belangrijk punt. Het betekent dat de medewerkers ’s ochtends zonder plan voor die dag binnenkomen. Ze laten zich leiden in hun activiteiten door wat hun cliënten die dag vragen en willen. Uiteraard is het bij de dementerende client belangrijk dat er een aanbod is waaruit deze kan kiezen.

Verdere plannen zijn er nog genoeg, weet Anita me vol enthousiasme te vertellen. Graag zou zij in de omgeving ook logeerzorg aanbieden. Hiermee zouden mantelzorgers nog meer ontlast kunnen worden. Want immers de slaap van een mantelzorger is vaak een punt, omdat deze geregeld met een verstoorde nachtrust te maken krijgt. Dit initiatief van logeerzorg is mede afhankelijk van een geschikte locatie.

Zorg voor jongdementerende mensen heeft tevens haar aandacht. Hier wordt al druk over nagedacht. Wat kun je bieden aan mensen die fysiek nog gezond zijn en vaak nog deelnemen aan het arbeidsproces? Ook deze groep is groeiende en er is nog weinig tot geen passende zorg voor.

De overall-ambitie van Anita en haar Holland Zorggroep is om de laagdrempelige zorg zoals deze er nu is, aan zoveel mogelijk mensen te kunnen aanbieden. Zeker gezien de vergrijzing en groeiende zorgkosten een mooi doel.

Na het interview gaat Anita weer aan de gang met haar verfklussen. Aan het eind van de middag vertrekt zij naar de locatie in Lunteren om daar als invaller voor een zieke medewerker een huiskamertoezichtsdienst over te nemen.

De wens is om in het voorjaar van dit jaar een feestelijke opening te houden. Maar dit zal mede afhankelijk zijn van alles wat er speelt rondom Corona. En anders wordt gekeken naar wat er wel kan.


De gewone pad

Ans Laurens en Gerrie Til

Iedereen kent hem wel, de gewone pad. Deze pad, die in bijna heel Europa voorkomt, is ondanks het algemene voorkomen geen opvallend dier. De rug is beige, grijsbruin tot roodbruin gekleurd, de buik witachtig met grijs gemarmerde tekening. Door zijn grotendeels verborgen manier van leven en goede camouflage wordt hij vaak over het hoofd gezien. Buiten de paartijd is hij voornamelijk in de schemer en ’s nachts actief en houdt zich overdag vooral schuil in zelf gegraven holletjes , onder stenen of struiken.

Het is een vrij grote, plompe pad met een opvallende wrattige huid. De mannetjes zijn tot 9 cm, vrouwtjes tot 11 cm groot. De meeste halen het niet, maar een pad kan wel 15 jaar oud worden.

Naast de wrattige huid heeft het dier achter elk oog een oorklier, die bij de gewone pad opvallend groot en lang is en een afwijkende kleur heeft. Deze klieren produceren gifstoffen die worden afgescheiden bij gevaar. Het gif is wit en heeft een erg bittere smaak en maakt dat de pad en ook de kikkervisjes van de pad niet de meest geliefde prooi zijn. Voor de hond of de kat is het geen pretje om met het gif van de pad in aanraking te komen. Het veroorzaakt bij hen een behoorlijke irritatie van de slijmvliezen.

De egel en de ringslang zijn echter immuun voor het gif van de pad en naast roofvogels en de bunzing dan ook een geduchte vijand.

Een andere vijand die de volwassen exemplaren van de gewone pad op een verschrikkelijke manier te gronde kan richten is de groene paddenvlieg. Deze vlieg parasiteert op verschillende kikkers maar heeft een voorkeur voor de gewone pad.

Paddentrek

Hebt u een niet al te aangeharkte tuin, dan is de kans groot dat er in de winter ergens in uw tuin een pad zijn winterslaap houdt.

Zodra de weersomstandigheden gunstig zijn, d.w.z. vochtig en warmer weer, gaan de padden vanuit hun winterslaapplaats naar het water waar ze geboren zijn. Van februari tot april gaan ze daar naar toe om de eitjes in lange snoeren in het water af te zetten. Om bij de poelen te komen, steken ze vaak in grote groepen de weg over.

In het gebied van o.a. de Heidenhoeksevloed vond tot ongeveer 10 jaar geleden een grote paddentrek plaats. Er was daar toen een

paddentrekwerkgroep actief. De padden, die vanuit Haankheide naar hun geboortepoelen trokken, moesten dan de Nijmansedijk oversteken om bij de poel te komen. Als koudbloedig dier zoekt de pad altijd naar een mogelijkheid om zich op te warmen en padden vinden het heerlijk om zich tijdens de trek aan het asfalt van de wegen die ze oversteken op te warmen. Het gevolg daarvan is gemakkelijk te raden: ze worden massaal doodgereden!

De paddentrekwerkgroep was toen heel actief met het plaatsen van schermen en het ingraven van emmers op de plaatsen waar de padden de weg overstaken op weg naar de poelen. De vrijwilligers van de werkgroep brachten de in de emmers gevallen padden naar de overkant om daar te worden uitgezet. Zo zijn er heel wat padden gered.

Als de eieren in de vorm van zogenaamde paddensnoeren in de poel zijn afgezet, zoekt de pad een beschutte plek om de zomer door te brengen. Een pad hapt naar alles wat voorbij komt, wat deels is te wijten aan zijn slechte ogen. Vangt hij iets wat smerig smaakt, dan wordt de prooi met de poten en de tong uit de bek gewerkt. Hij eet voornamelijk insecten, larven, spinnen, slakken en regenwormen. Een paar padden in de tuin is dus zo gek nog niet. In de schemering en de nacht gaat de pad op pad om slakken en insecten te vangen.

Padden Heidenhoeksevloed

Toen met de jaren de begroeiing van het nieuwe natuurgebied de Heidenhoeksevloed ruiger en afwisselender werd, konden de padden dichter bij de poel waar ze hun eisnoeren hadden afgezet, in de begroeiing een plek vinden om te overwinteren.

De paddentrekwerkgroep kon zichzelf opheffen en de zeilen en emmers werden doorgegeven aan andere werkgroepen in de omgeving, o.a. de Kruisberg en Gaanderen waar ze nog wel nodig zijn. Dat is mooi, maar inmiddels dient zich een andere bedreiging aan voor de pad: de droogte. Door de droogte van de afgelopen jaren staat er steeds minder water in de poelen. Als deze trend zich doorzet en de poelen steeds vroeger in het jaar te weinig of geen water meer bevatten, zal dat funest zijn voor de dikkopjes van de pad. Wanneer de poel droogvalt voordat de dikkopjes volgroeid zijn en nog geen pootjes en ademhalingsorgaan hebben, betekent dat hun einde. Een poel met voldoende water is essentieel voor de kleine padjes. Het is voor de hele natuur en met name voor de pad en alle andere amfibieën te hopen dat er de komende tijd nog lekker veel regen valt!

De pad in volksverhalen

Er doen tal van volksverhalen de ronde over de pad. Hier is er één van:

Waar de padden hun winterslaap houden, onder de grond, daar wonen ook de aardmannetjes. Door hun gewroet onder de grond weten padden alles van de aardmannetjes. Sommige van de aardmannetjes nemen wel eens de vorm van een pad aan. Dat ondervonden twee meisjes in Pommeren. Terwijl ze bezig waren aardappels te hakken, kwam er een dikke pad tevoorschijn. Een van de meisjes wilde het beest met de hak doodslaan, de ander hield haar tegen. Enige tijd later kwam er een aardvrouwtje en nodigde de meisjes uit voor een doopfeest. Ze namen de uitnodiging aan. In een onderaards vertrek was alles ingericht voor het feest. Ieder kreeg zijn plaats. Het meisje dat naar de pad had willen slaan, keek naar boven en gaf een luide gil: boven haar hing een zware molensteen aan een zijden draad. Op haar verzoek kreeg ze een andere plaats. “Zie,” zei één van de kleine mannetjes, ”zie, zo zou het nou met u gegaan zijn als u mij met de hak had geslagen”. Toen het feest ten einde was, raadde het aardmannetje hen aan het vuilnis dat in de hoek lag mee te nemen. Het zou in goud veranderen zodra ze weer boven waren. En zo gebeurde het. Padden weten door hun ondergrondse verblijf vele schatten die ze bewaren en waar ze over beschikken.

Zeilen verhinderen de pad om de weg over te steken

’The Place to be’

Toos Lenderink

Het perceel aan de Brunsveldweg nummer 9, waarop vroeger een traditionele boerderij stond, krijgt een bestemming waar nog nooit iemand van had durven dromen. Chris en Jolande van Bokhorst hebben plannen om er een retraitecentrum, een soort eigentijds klooster, van te maken. ”We willen graag een nieuwe invulling geven aan kleine rituelen rondom bijvoorbeeld Kerst, Oud en Nieuw, geboorte, trouwen, rouw of burn-out”.

In hun woonkeuken wordt ons gesprek vrolijk onderbroken door de dochters Anna-Roos en Julia. Amélie de oudste is naar school. Chris, die oorspronkelijk uit Elst komt, had de laatste jaren in Amsterdam een eigen organisatie- en adviesbureau. Hij organiseerde congressen en tentoonstellingen en deed veel in de evenementenbranche. Zijn bedrijf liep echter zo goed en gaf daarbij zo veel stress, dat hij in 2018 na een burn-out besloot om er mee te stoppen.

Jolande, die uit Ede komt, had in Amsterdam een eigen praktijk aan huis als GZ- psychologe. Ze is ook yogadocente en geeft meditatie, mindfulness en compassietraining. Samen hebben ze tien jaar rondgereisd en gekeken in India, Frankrijk en heel Nederland, met in hun achterhoofd de wens iets gezamenlijks op te zetten. Dit idee komt steeds terug en hun wensenlijstje wordt almaar concreter. Het ziet er echter lang niet naar uit dat hun droom op korte termijn gaat uitkomen. Tot ze op de site van Staatsbosbeheer dit pand te koop zien staan en gaan kijken bij het huis waar tot voor kort de familie Gerritsen woonde.

Chris is meteen enthousiast: ”Direct het wauw-gevoel, ondanks de stromende regen. Ja, dit is het! Een feestje om hier te wonen. Echt een heel mooi plekje.” Vooraf moet er een ondernemingsplan worden ingediend dat moet passen binnen de visie van SBB en dat lukt. Van Staatsbosbeheer worden de gebouwen gekocht en nog 1,4 ha grond gepacht.

Jolande is door de corona-maatregelen al gedwongen haar lopende praktijk via beeldbellen voort te zetten. Ze werkt samen met een organisatie en bouwt haar cliëntenkring uit Amsterdam geleidelijk af. Het vroegere bakhuisje is inmiddels in gebruik als ’Praktijk Slangenburg’. Cliënten vinden hier een mooi plekje bij het raam in een vriendelijke, prikkelarme en veilige omgeving.

Sinds kort zijn Chris en Jolande behalve echtgenoten ook zakenpartners en compagnons. Chris doet vooral de zakelijke kant en wil duurzaam verbouwen. Hij wil een soort retraitecentrum neerzetten dat goed in de omgeving past. Het plan is om in het voorhuis te gaan wonen en overnachtingsmogelijkheden te creëren. Ondertussen is er al geëxperimenteerd met een summer camp en hele gezinnen hebben gekampeerd en geholpen met allerlei klussen. Met gezamenlijke maaltijden en kampvuren was het een mooie zomer.

Plan aan de horizon

De ultieme droom is een soort eigentijds klooster waar mensen het hele jaar door terechtkunnen. Waar maaltijden bereid worden met groente en fruit uit eigen tuin. ”We willen mensen faciliteren om weer dicht bij zichzelf te komen”. Met hulp van andere docenten, diverse workshops en een rustige natuurbeleving. Deze activiteiten passen bij datgene wat al aanwezig is in de directe omgeving zoals bij het kasteel, de abdij en het pionierswerk van de kerk.

Niet alleen dromen maar ook doen. Met hulp van mensen uit de buurt die bijvoorbeeld het gras maaien. Of in de samenwerking met zorgboerderij Slangenburg. Medewerkers hiervan helpen met de moestuin, het erf herinrichten en snoeiwerk. In ruil daarvoor geeft Jolande hen mindfulness trainingen. Zo hebben ze al diverse contacten opgebouwd.

Al met al zijn ze nog niet toegekomen aan een kennismakende buurtborrel. Maar dit is zeker wel de bedoeling. Mocht je nieuwsgierig zijn, dan mag je best het erf opkomen en alvast een praatje komen maken.

vlnr Chris, Jolande en Anna-Roos

Muskusratten vanger

Toos Lenderink

Het is een taak van het waterschap om muskus- en beverratten te vangen. De muskusrat komt oorspronkelijk uit Noord-Amerika en hoort eigenlijk niet in Nederland thuis (het is dus een exoot). Ze graaft uitgebreide gangenstelsels en veroorzaakt hierdoor schade aan dijken en waterkeringen. Nederlandse waterschappen hebben vier jaar lang grootschalig wetenschappelijk onderzoek gedaan, waarna de huidige bestrijdingsstrategie is opgesteld. Doelstelling is om over vijftien jaar geen enkele muskus- of beverrat meer te hoeven vangen. Bij de grens is deze marge wel iets groter. In Duitsland zetten ze niet zo professioneel in op deze vangst, omdat ze daar minder waterkerende dijken en oevers hebben. Bij hoog water spoelen de muskusratten zo ons land binnen.

Jari op zijn ronde

Jari Bremer, in dienst van het waterschap Rivierenland, maar ook werkzaam voor het waterschap Rijn en IJssel, vertelt over zijn beroep. Jari werkt als muskus- en beverrattenvanger in het gebied Slangenburg. In de Achterhoek werken veertien vangers, die elk verantwoordelijk zijn voor ongeveer 1000 km aan sloten en beken (watergangen). Deze watergangen worden afgespeurd met behulp van een quad, boot, kano of te voet. De bekende bruine rat wordt in principe niet gevangen, maar mocht deze toch gevangen worden, dan is dit een gewenste bijvangst. Als er bevers of otters gesignaleerd worden, dan wordt deze informatie doorgegeven aan de Zoogdier Vereniging. Het waterschap onderhoudt hiermee een goede samenwerking. Jari heeft een app op zijn telefoon met GPS-systeem waarop van elk vangmiddel wordt vermeld wat er is gevangen, of het een moer of ram is, de leeftijd en eventuele bijvangst. De kooizender die nu gebruikt wordt, stuurt een sms naar de vanger wanneer de kooi dichtvalt, waarna de vanger er binnen vierentwintig uur naar toe gaat.

Een nu in gebruik zijnde vangkooi

In voor- en najaar zetten Jari en zijn collega’s de vangmiddelen uit. In april-mei is het paartijd voor de muskusratten en zoeken ze elkaar op. Tijdens deze trek kan er succesvol gevangen worden. Vang je er twee in het voorjaar, dan voorkom je zesendertig muskusratten later in het jaar. Er wordt sowieso steeds meer preventief gewerkt. Een dood beest wordt teruggegeven aan de natuur en neergelegd in een bosje of op een plek waar weinig publiek komt. Voer voor de vos, marter of buizerd.

Een gevangen rat wordt teruggeven aan de natuur

Niet iedereen begrijpt waarom het vangen van deze ratten noodzakelijk is. Jari heeft tijdens zijn opleiding geleerd om met kritiek om te gaan. Hij is op zijn speurtocht altijd herkenbaar gekleed als muskusrattenvanger en loopt veel langs oevers of rijdt per quad langs oevers en dijken. Er wordt gelet op geuren, op vraat en op speciale keutels. De keutels van de beverrat zijn drie tot vier cm lang, boonvormig en blijven door hun olielaagje drijven op het water. Wanneer Jari een verstopte duiker ziet of een verzakking, dan wordt dit doorgegeven aan de afdeling Beheer en Onderhoud van het waterschap zodat dit hersteld kan worden.

Jari vindt het mooie van zijn werk dat hij continue ’de natuur kan lezen’ en alle seizoenen meemaakt.

Innovaties

Eén van de onderdelen van het zogenoemde LifeMICA-project dat door Brussel wordt gesubsidieerd, is een slimme vangkooi. Deze is nog in ontwikkeling en kan een muskus- of beverrat herkennen door middel van beeldherkenning, waardoor de vangst van een ander dier wordt voorkomen. Het gaat om een grote kooi die drijft op een tempexvlot op het water. Een ander onderdeel van het LifeMICA-project is E-DNA. Door een watermonster te nemen kan de vanger zien of er in het water DNA zit van een muskus-/beverrat. Hierdoor is het mogelijk om te zien of er een muskus-/beverrat aanwezig is in een gebied. Ook zijn de verschillende waterschappen bezig met andere innovaties. Er wordt gekeken wat drones en speurhonden in de toekomst voor hulp kunnen bieden om de doelstelling te halen.


Tuinman van de familie Passmann

Joop Helmink

Gert Besselink uit IJzevoorde heeft meer dan 50 jaar op Slangenburg gewerkt, eerst voor de familie Passmann in de tuinen en na de oorlog in het bosgebied. In 1967 is hij met pensioen gegaan. Mooie verhalen vertellen kleindochter Lies Ankersmit en haar tante Willy Schutter-Besselink, de dochter van Gert Besselink in het huis aan de Loordijk in IJzevoorde, waar ze beiden zijn geboren en getogen.

Bel ‘de luie bengel’.

Dochter Willy weet nog goed dat pa ‘s morgens voor dag en dauw vertrok, lopend naar het kasteel, waar hij om 7 uur door de bel “de luie bengel” aan het werk werd gezet. Die bel gaf een geluid dat klonk als “luie bengel” en gaf de werktijden aan. In grote omtrek van het kasteel was deze bel te horen. De boeren pasten er ook hun werktijden op aan. Die bel hangt nog steeds aan de muur van het eerste bijgebouw, direct links.

Willy praat met grote genegenheid over de kasteelheer en zijn familie. Ze waren heel sociaal naar hun personeel en bewoners van de omgeving. Haar vader, die als 14- jarige jongen op het kasteel kwam, heeft op een gegeven moment de volledige verantwoording gekregen over de tuinen van het kasteel. Hij moest zorgen dat het er piekfijn uitzag als de familie in de zomer en in de jachttijd het kasteel bewoonde.

Bosarbeiders in de eerste helft van de jaren ‘60:
Collectie Gijs den Hollander

Niet alleen de bloemenpracht in de perken en bakken waren een lust voor het oog in de zomer, ook de exotische planten die niet tegen de vorst konden moesten verzorgd en geplant worden. Gert heeft die exoten, zoals de oranjeboom en vijgenbomen, zelf gehaald bij naburige landgoederen en kastelen. De bloemenkamer voor overwintering is er nog steeds. De moestuin was ook een belangrijke taak voor Gert. Alle soorten groenten werden gepoot en gezaaid in de kweekbakken met glasplaten. Belangrijk was dat ze ook geoogst konden worden als de familie op het kasteel was.

Dat de familie Passmann geliefd was bij de Besselink familie blijkt uit een anekdote van Willy. Mevrouw Passmann kwam geregeld bij de familie in IJzevoorde op bezoek en vroeg dan aan de moeder van Willy “of ze uit konden met het geld dat Gert verdiende?” “Nee,” was het antwoord, waarop ze altijd iets extra’s kregen. Gert vond dat maar niets, hij was te ‘gruts” om dat te laten blijken. Zijn vrouw niet, die pakte het dankbaar aan. Ze kreeg ook geregeld lappen stof om kleren van te maken. Ze beschouwde dat als extra waardering voor wat Gert deed op het kasteel.

Van links naar rechts: zoon Gert Besselink, Gert Besselink de tuinman, zijn echtgenote, kleindochter Ada Schutter en dochter Gerda Jansen-Besselink: Collectie Gijs den Hollander

Toen het kasteel en landgoed van de familie Passmann werd onteigend na de oorlog, was de tuin rond het kasteel niet meer de grootste prioriteit voor de rentmeester. Gert ging toen vooral op het landgoed in de bossen aan het werk. Daar heeft hij ook fijne herinneringen aan, want in de bossen werkte hij met collega’s, wat veel gezelliger was. Het werk was soms ook zwaar. Als er bomen gerooid moesten worden waren er niet zulke machines bij de hand zoals tegenwoordig. Vooral “stumpen uut maken” was een tijdrovend en zwaar werk. Tegenwoordig worden de stompen van de bomen gefreesd in de grond. Toen moesten ze uit gegraven worden en werd dat hout gebruikt voor in de kachel.

Gert heeft ook zorg gehad voor de begraafplaats van de familie Passmann. Nadat de familie verdween, is het kerkhof een tijdlang verwaarloosd. Tegenwoordig wordt het kerkhof goed onderhouden. Er is een nieuwe muur geplaatst en het monumentale hekwerk is gerestaureerd. Dit komt de familie Passmann ook toe, want dit was de afspraak toen de gronden waren geschonken aan de gemeente voor de Algemene Begraafplaats aan de Kommendijk.

Eerste begraafplaats aan de Kommendijk

Willy weet nog te vertellen dat haar vader in de oorlog was opgeroepen door de Duitsers om loopgraven te graven in en rond Bingerden, vlak bij Doesburg. Hij ging ’s morgens vroeg met de fiets op pad en kwam ’s avonds terug. Dat waren spannende en moeilijke tijden.

Kleindochter Lies weet nog precies hoe opa na zijn pensionering voor zijn huis aan de Loordijk 28 zat te genieten van zijn tuin. Hij heeft jaren gewoond in het huis dat toen onbewoonbaar was verklaard maar waar hij met een speciale vergunning mocht blijven wonen.

Nu woont Lies met haar gezin weer in het totaal gerenoveerde ouderlijk huis van Opa Gert. Prachtig dat deze 18e-eeuwse arbeiderswoning bewaard is gebleven. Mooie verhalen met foto’s uit die tijd, Willy en Lies praten met genegenheid en trots over hun vader en opa.