Kerkuil

Roel Lubbers

Zes jongen, een flink legsel. Geweldig! Ik mag erbij zijn wanneer Theo Weijers jonge kerkuilen gaat ringen.
Achter de boerderij hangt in een open schuur een grote kast, waarin de kerkuilenfamilie haar nest heeft. Het oudste jong ziet er al echt uit als kerkuil, de jongste is nog een echte pluizenbol. De vogels beginnen te broeden wanneer het eerste ei gelegd is. Het leeftijdsverschil bij de jongen is goed te zien. De vogels worden gewogen, krijgen een ring om de poot, de vleugel wordt gemeten en alles wordt genoteerd.

De ringer legt uit dat het succes voor de vogels sterk afhankelijk is van het voedselaanbod: muizen. Kennelijk is het een goed muizenjaar, want met zes jongen is dit een flinke familie. Wanneer het voedsel zeer ruim beschikbaar is, wil een kerkuil wel een tweede, een enkele keer zelfs een derde legsel produceren. In jaren met weinig muizen komen er weinig jonge vogels groot en stort de uilenpopulatie wat in. Daardoor hebben de muizen weer minder vijanden en groeien in aantal, waardoor een paar jaar later de uilen weer meer jongen krijgen. Op deze manier ontstaat een flinke schommeling in de populatie. Doordat de uilen zo goed gevolgd worden, weten we precies hoe het gaat met de broedsuccessen. Zo vlogen er in 2018 van de eerste legsels 7.730 jongen uit, tegenover 12.113 in 2017. De verwachting is, dat het dit jaar weer erg goed zal gaan. Weijers heeft in ‘zijn’ gebied al 120 uilskuikens geringd (eind mei 2019). Vanaf begin jaren ’60 nam het aantal kerkuilen sterk af, tot omstreeks 100 broedparen in 1979. Daarna neemt het aantal broedparen weer toe: bepaalde soorten gif zijn verboden en de beschermende maatregelen van talrijke vrijwilligers werpen hun vruchten af. Zij plaatsen nestkasten en proberen de biotoop van de dieren te verbeteren. Vanaf 2000 lijkt het aantal kerkuilen weer op de populatie van de jaren ’50 en schommelt tussen de 2.000 en 3.000 broedparen, soms meer.

“Het ideale leefgebied van de kerkuil is een half open cultuurlandschap met allerlei kleinschalige elementen. De kerkuil is een specifieke jager van het open veld en komt het meest voor waar gras- en bouwland worden begrensd door kruidenrijke akkerranden, houtwallen, heggen of bosjes.
Maar ook ruig begroeide, slecht onderhouden graslandgebieden, grasstroken en wegbermen worden als jachtterrein benut.” (J. de Jong, De kerkuil. Een handleiding voor beschermers).
Deze beschrijving geldt ook voor andere vogels van het boerenland, die in de knoei zijn gekomen: kneu, patrijs. Voor de boeren zijn uilen een belangrijke bondgenoot: een volwassen uil eet vier of vijf muizen per dag. De jongen krijgen er drie. Het hierboven beschreven gezin met zes jongen verbruikt dus ruim 25 muizen per dag. De jongen zitten ongeveer negen weken in het nest. Een uilenfamilie maakt het gebruik van gif overbodig! En dan te bedenken, dat er op het erf van de boerderij waar geringd werd, ook nog een torenvalknest zat met vijf jongen, die vergelijkbare aantallen muizen nuttigen. Zware tijden voor de muizen!

Een andere factor die het aantal uilen beïnvloedt, is ‘het weer’. Kerkuilen hebben het moeilijk in strenge winters, wanneer er voor langere tijd een dik pak sneeuw ligt. De muizen blijven onzichtbaar. Waar kerkuilen ook onder lijden, is het verkeer. Jaarlijks sneuvelen enkele honderden kerkuilen op onze wegen.
Kerkuilen jagen op ongeveer een meter hoogte. Een bekend probleem is, dat uilen de wacht houden op hectometerpaaltjes aan de snelweg. Zien of horen ze een muis, dan vliegen ze op en een ongeluk is zo gebeurd. Vanaf 2014 heeft Vogelbescherming in samenwerking met Rijkswaterstaat een proef uitgevoerd in Friesland. Over een traject van drie kilometer zijn hectometerpaaltjes geplaatst met een rol aan de bovenkant. Een vogel kan daarop niet zitten (tip: Youtube en vul als zoekterm in: Paaltjes voor kerkuil langs snelweg). Ter vervanging zijn voor de vogels drie meter hoge zitpalen geplaatst. Van daaraf vliegen ze, hopelijk, over de auto’s. De proef is succesvol en wordt uitgebreid.

Nog even terug naar de jonge vogels. Grappig is te zien hoe de jonge uilen bij het ringen zich ‘dood’ houden. Ze liggen een voor een rustig op de weegschaal, krabben of pikken niet. Dit in tegenstelling tot de jonge torenvalken, die zich proberen te verdedigen. Zo hebben de dieren verschillende manieren om zich te beschermen.

De ringers (Theo Weijers en zijn collega’s) zijn allemaal vrijwilligers. Ze hebben een dure hobby tot nut van het algemeen. Ze krijgen medewerking van de boeren, die er zelf ook voordeel van hebben. Ze betalen alles zelf: het hout, de ringetjes ( € 0,75 per stuk) en de benzine (Weijers rijdt 3.000 tot 5.000 km per jaar in de Achterhoek).
De werkgroep Achterhoek en Liemers is financieel afhankelijk van particulieren en instellingen. U begrijpt het al: bijdragen zijn zeer welkom: NL02 RABO 0111109736 t.n.v. M.J.A. Hageman, Kerkuilenwerkgroep Achterhoek en Liemers.


KOEKOEK

Een tekening uit het schetsboek van Jan Brandes, gemaakt
tussen 1770 en 1787

Blij verrast: tijdens mijn fietstochtje op één van de eerste dagen van mei een koekoek gehoord. Ver weg klinkt het eentonige ‘koe-koe’. Ik probeer op de fiets wat dichterbij te komen en wanneer de afstand klein genoeg is (je weet nooit hoe ver zo’n vogel verwijderd is), imiteer ik de koekoek, fluitend op mijn handen. En het lukt: hij laat zich zien, vliegend naar een andere boom en gaat weer roepen. Hij laat zich in de luren leggen.

Roel Lubbers

De koekoek is een grijze vogel met een lange staart. Hij heeft een horizontaal gestreepte borst, net zoals bijvoorbeeld een sperwer of een havik. Roepend zit hij op een paal, boomtak of een hek. Wanneer je hem nadoet, vliegt hij rond, op zoek naar zijn concurrent. Vrouwtjes zijn
ook grijs, hoewel er een bruine variant voorkomt. De koekoek is een echte zomervogel. Hij komt in april en na het leggen van de eieren, in juni of juli, verdwijnen de volwassen vogels weer naar tropisch Afrika. De jonge dieren vertrekken later. Dat betekent dat koekoeken maar drie tot vijf maanden in ons land zijn. Dit kortstondig verblijf heeft in het verleden geleid tot een merkwaardig volksgeloof.

In 77 na Christus publiceerde de Romeinse schrijver Plinius de Oudere het eerste deel van zijn Naturalis Historia. Hij verzamelde alle bekende feiten over de wereld: geologie, menskunde, akkerbouw, geneeskunde, biologie enz.. In 2004 verscheen er een uitgebreide selectie uit dit boek in vertaling. Wie dit leest, ziet hoe feiten in alle tijden wel eens bedacht zijn. Plinius over de koekoek: “De koekoek schijn uit een havik te ontstaan door in een bepaalde periode van het jaar van gedaante te veranderen; de andere haviken vertonen zich, met uitzondering van een zeer beperkt aantal dagen, in die periode immers niet. Zelf is de koekoek ook gedurende een beperkte periode in de zomer te zien; daarna wordt hij niet meer waargenomen. (…)
Ook verandert hij van roep. (…) Hij legt zijn eieren altijd in nesten van andere vogels, vooral van duiven. (…) De reden dat de koekoek zijn jongen bij andere vogels onderbrengt is, zo denkt men, dat hij weet dat hij bij alle vogels gehaat is, want zelfs de kleinste vallen hem aan. Daarom denkt hij dat zijn nakomelingen alleen veilig zijn als hij bedrog pleegt en daarom maakt hij geen nest.” Nog in de twintigste eeuw werden soortgelijke verhalen verteld.
Het merkwaardige van de koekoek is natuurlijk dat gedrag: hij legt andere vogels in de luren. De koekoek is polygaam en heeft geen vast territorium. Het vrouwtje houdt de voor haar specifieke soort vanaf een uitkijkpost goed in de gaten en legt een ei in het nest van een zangvogel, de zogenaamde waardvogel. Het ei lijkt op de eieren van die waardvogel. Wanneer de jonge koekoek uit het ei kruipt, is zijn eerste activiteit het verwijderen van eieren en eventuele jongen van de pleegouders. Je zou zeggen, een stuk of tien eieren, dat moet genoeg zijn om de soort in stand te houden. Het gaat echter verschrikkelijk slecht met de koekoek: sinds de jaren ’50 is de soort in heel West-Europa afgenomen met ongeveer de helft, in Nederland sinds 1990 met minstens 20%. Hoorde je vroeger bij zomerdag steeds wel een koekoek, nu valt het op wanneer je er een hoort. De waarschijnlijke oorzaak: de koekoek eet rupsen en de afname van vlinders is rampzalig.
De waardvogels zijn ook insecteneters en hebben ook te maken met voedseltekorten. Bovendien zou er een mismatch zijn tussen de aankomsttijd van de waardvogels, die een halve maand eerder broeden dan vroeger en de koekoek, die zijn vaste tijd behoudt. Zo mist hij de eerste mogelijkheden voor zijn parasitaire gedrag.

De kaarten in de Vogelatlas laten zien dat in onze omgeving de koekoek bepaald geen algemene vogel meer is en in alle grootschalig landbouwgebieden (met minder uitkijkposten voor de vrouwtjeskoekoek) hard is achteruitgegaan.


Reanimatie en AED: onmisbaar bij hartstilstand

Jeanette Wechgelaer

Op 28 april trof een hartstilstand Riekie Ketelaar. Binnen een minuut werd ze gereanimeerd door haar buurman Rudi Lankveld en met hulp van zijn vrouw Monique Wevers kwam de hartslag weer op gang. Deze actie redde haar leven. Het bleek een dubbeltje op zijn kant te zijn geweest.

Het geluk dat er iemand in de buurt is die kan reanimeren is vaak een unicum. Om te zorgen dat toch iedereen een kans tot overleven heeft bij een hartstilstand is de AED (Automatische Externe Defibrillator) een belangrijk redmiddel. Dit apparaat kan op gemakkelijk bereikbare plaatsen worden opgehangen. In principe kan iedereen die in noodgevallen 112 belt en de aanwijzingen voor het gebruik van de AED opvolgt, helpen.

Een AED is een draagbaar toestel dat wordt gebruikt voor het reanimeren van een persoon. De AED dient een elektrische schok toe met als doel een gestoord hartritme te stoppen. De sinusknoop krijgt dan de kans het hartritme weer goed op gang te brengen waardoor het hart weer in een normaal ritme gaat lopen.

Toen Riekie dan ook werd benaderd door de hartstichting om een AED-actie te starten in haar omgeving, was zij daartoe onmiddellijk bereid. Een AED wordt door de hartstichting ter beschikking gesteld voor € 1.630,– (Het
totale bedrag is € 2.630,– waarvan sponsor Philips € 1.000,–
betaalt). Riekie haalde in haar omgeving al direct de eerste dag veel geld op. De reacties waren hartverwarmend.

Marieke Bluemer coördinatrice van BHV-cursussen en Hans Aarntzen van Locatieraad Gaanderen sloten zich bij de actie aan en zo kwam er een eendrachtige samenwerking tot stand om èn de AED aan te schaffen èn mensen te zoeken die konden reanimeren. Een feit blijft dat reanimeren in eerste instantie noodzakelijk is als het AED-apparaat nog niet is ingeschakeld.

De samenwerking met de Sint-Martinuskerk resulteerde in een bijeenkomst in de kerk. Jeannette Koster hield een inspiratiedienst waarbij ze het volgende zei: “Een hartstilstand, de wereld staat op zijn kop, er is paniek. En niets is meer hetzelfde. Je kunt nooit de draad zomaar weer oppakken maar gelukkig heb je een nieuwe kans gekregen. En die kans kan een AED en reanimatie bieden”. Achterin de kerk kon men meer uitleg krijgen over het AEDapparaat en was gelegenheid zich op te geven voor een reanimatiecursus.

Toen het benodigde geld beschikbaar was voor de aankoop van een AED, was de vraag waar het apparaat kon worden opgehangen. Door de samenwerkende drie partijen werd geopperd dat de kerk een ideale plaats was. Zo kon de achterliggende wijk ook bediend worden. De kerk was zeer welwillend hierin en ondersteunde de activiteit door de plaatsing op de kerkmuur toe te staan, het sponsoren van het stroomgebruik van het apparaat en het bieden van een podium voor dit initiatief. De collectegelden tijdens de informatiebijeenkomst in de kerk worden gebruikt voor het uitbreiden van de garantietermijn van de AED en de kindersleutel (dan kan het apparaat ook worden gebruikt voor kinderen van 0 tot 8 jaar).

De reanimatiecursussen die belangeloos worden gegeven door Rob Bergervoet en Willie Venneman, hebben als doel vrijwilligers in te schakelen die bedreven zijn in het reanimeren en naar de plaats van het ongeval te sturen via een app-oproep. De cursussen vinden plaats op vier avonden. Er hadden zich 46 deelnemers opgegeven, waarbij een 82-jarige man opviel vanwege zijn leeftijd. Ongelukkig genoeg kreeg hij tijdens zijn gang naar de eerste les reanimatie, een hartaanval. In de ambulance kreeg zijn vriendin de vraag of ze wel nog even de reanimatiecursus voor die avond wilde afbellen. Het gaat goed met deze deelnemer.

Nu heeft dankzij dit prima initiatief van Riekie Ketelaar, de buurt in de omgeving van de Sint-Martinuskerk in Gaanderen een AED en zijn er in de naaste omgeving ook diverse vrijwilligers die kunnen reanimeren. Een geruststellende gedachte.


Loes Hendriksen staat haar mannetje

Tekst en foto’s: Karin Wensink

Het platteland vergrijst! Jongeren trekken voor studie naar de stad en blijven daar hangen. Het is overal te lezen, maar moeten we dat steeds maar weer herhalen en blijven geloven dat we hen niets te bieden hebben? Ik ben op zoek gegaan naar jongeren die het hier wel zien zitten. Jongvolwassenen die hier hun wortels hebben liggen, soms een tijdje zijn weggeweest , maar heel bewust hun toekomst vorm willen geven op de plek waar ze zijn opgegroeid. Voor deze eerste editie ging ik in gesprek met Loes Hendriksen, dochter van Janny en Willem Hendriksen van Haank Mechanisatie en beoogd opvolger om dit familiebedrijf in de agrarische mechanisatie in de toekomst zelfstandig te runnen.

Als ik bij Haank binnenstap tref ik de goedlachse Loes al bellend aan achter de balie. Met verve probeert ze, samen met de klant aan de andere kant, een oplossing te bedenken voor zijn technische probleem. Als we nadien naar de kantine lopen voor het gesprek, geeft ze in de wandelgangen haar moeder de ‘opdracht’ de telefoon in de gaten te houden.
Loes is opgegroeid in Slangenburg. Ze ging naar de basisschool in IJzervoorde, waar ze een mooie onbezorgde tijd beleefde. Na het VWO op het Ulenhofcollege kwam ze voor de keus te staan, of de Universitaire opleiding Bedrijfskunde in Groningen, of de Hogere Hotelschool in Maastricht. Het werd de Hogere Hotelschool, een bewuste keuze voor de praktische kanten van het HBO-onderwijs. Hele dagen alleen maar in de boeken, dat zag Loes niet zo zitten. “En ja.. als je dyslexie hebt, dan is dat ook gewoon niet zo handig”. Bovendien beweegt Loes zich graag tussen de mensen op de werkvloer. In de horeca zou die mogelijkheid er volop zijn. Een toekomst in de horeca dus! De opleiding was leuk en veelzijdig, een geweldige tijd. Het leven in de stad was een uitdaging. Toch bleef ze altijd dat boerenmeisje uit de Achterhoek. Zo werd ze gezien en zo voelde ze zich ook.
En… ze was er trots op! Ze liet duidelijk merken dat ze voor de boeren was en dat ze wat had met trekkers. Ze vertrok voor stage naar het westen en had het erg naar haar zin bij de Keukenhof, waar ze na afloop korte tijd kon blijven om het hoofd te vervangen. Daarna solliciteerde Loes bij een evenementen-beveiligingsbureau in Utrecht en kreeg als hoofd planner zes mensen onder zich. Ze heeft er heel veel geleerd, vooral met betrekking tot mensenkennis.
Als inwoner van Amsterdam heeft ze het stadse leven geproefd. Dat was leuk, maar Loes voelde zich wel altijd een toeschouwer. “Een drankje doen in de stad… heel leuk! Maar ik word er niet echt gelukkig van!”. De Achterhoek bleef haar thuis en langzaam begon ze haar terugtocht te
plannen. In Arnhem vond ze een baan als manager in de autoruitenbranche. Lachend vertelt ze dat dit de meest vrouwelijke baan in haar carrière was. Loes voelt zich thuis in een mannenwereld. Ze kan prima met vrouwen maar voelt zich als een vis in het water tussen de mannen.
Oké! Achterhoek en mannen dus! Maar wat heeft haar doen besluiten de stap te zetten naar het bedrijf van haar ouders? Loes is van kinds af aan geïnteresseerd in trekkers en techniek. Ze wilde vroeger trekkermonteur worden. Als kind op een zaterdag schuddertanden monteren was absoluut
geen straf. Daarnaast zit organiseren haar in het bloed, menige vereniging heeft daar al van mogen profiteren. Bij elke carrière-overstap in haar leven dacht Loes “Maar Haank is ook wel een optie…”. Dat bleef onderhuids kriebelen.

“Maar Haank
is ook wel een optie…”

Haar moeder stond echter niet te juichen. “Bedenk wel dat je dan praktisch 24/7 moet klaarstaan voor de klant”, was haar argument. Loes deed tussendoor nog een studie personeelsmanagement en toen haar broer Mark, die meteen na de middelbare school al had gekozen voor een loopbaan in de mechanisatie, aangaf geen interesse te hebben voor overname van het bedrijf van hun ouders, was voor Loes het moment daar: de definitieve beslissing om terug te keren naar de plek waar ze was groot geworden. “Ineens kwam alles bij elkaar” vertelt ze enthousiast. En dan stap je dus het bedrijf van je ouders binnen.

Hoe ging dat? “Het is vooral in het begin heel veel leren en luisteren! Vragen stellen in plaats van te doen alsof je alles al weet. En alles aanpakken. Beetje handelen, beetje magazijn, werkplaats, administratie heb ik een poosje gedaan. Je moet eerst snappen hoe het allemaal werkt. Je doet het met zijn allen, je werkt met de hele groep ergens naartoe. Nu werken mijn ouders nog volop mee, straks ga ik langzaam mijn eigen
processen bedenken en implementeren”.
Zijn er dingen binnen het bedrijf die beslist zo moeten blijven en zijn er ook zaken die ze anders zou willen doen?

Loes vertelt dat Haank als bedrijf goed bekend staat om zijn service en kwaliteit. Iedereen kan zo binnenlopen. “We helpen je wel even!”. Die noaberschapmentaliteit en -sfeer wil Loes er heel graag inhouden. Maar waar haar vader veel op gevoel doet, ook door de jarenlange ervaring, wil Loes meer inzicht in de cijfers en daarop gaan managen. Zo krijgen
oude waarden een eigentijds sausje en kan ze haar eigen identiteit ontwikkelen.

Als ik haar vraag wat Slangenburg voor haar zo bijzonder maakt antwoordt Loes: “De Slangenburg is THUIS, met al haar positieve en negatieve dingen”. Het bos is mooi, maar het mooiste vindt ze nog het noaberschap. Als je iets vraagt, hulp nodig hebt, is het hier snel geregeld. Soms kan het ook niet gek genoeg gaan. Er wordt altijd wel wat bedacht in de buurt. Er worden poppen en meibomen gezet, spontane feestjes georganiseerd en jong en oud loopt door elkaar.
Dat is mooi! Het jaarlijkse buurtfeest, daar kwam Loes al elk jaar voor terug. En al die keren dat ze verhuisd is, waren het altijd de vrienden van hier die hielpen met verkassen. Dat miste ze elders enorm. Alhoewel Loes zegt geen groepsmens te zijn, voelt ze hier in Slangenburg een grote verbondenheid.
“Hier heb ik het gevoel echt ergens bij te horen”. Samen met vriend Rob is Loes druk bezig met klussen om een eigen huis te realiseren naast het bedrijf. Als dan op een zaterdagmiddag een klant in nood belt omdat, tijdens de grasoogst, een machine is gestrand in de wei, kan het maar
zo zijn dat je Loes ziet wegrijden in haar Beetle om op de plek des onheils hulp te gaan bieden. Zwart en onder het vet kwam ze een keer terug. “Maar dat maakt niet uit. Als alles weer draait en de boer kan verder met zijn oogst, dan ben je blij. Daar doe je het voor!”.

Heeft deze stoere dame nog hobby’s? Sporten doet ze af en toe bij IJGV. Blij wordt ze als de boeren aan het inkuilen zijn en ze hebben de oogst weer op tijd binnen. Gelukkig wordt ze van ogenschijnlijk kleine dingen zoals gezond zijn, samen lachen, haar familie, omgang met vrienden en natuurlijk van haar vriend Rob.
En dromen? Loes heeft geen bucketlist met dingen die ze persé gedaan wil hebben. Tijdens haar schooltijd heeft ze al veel dromen verwezenlijkt, zoals bijvoorbeeld reizen naar Afrika. Loes geniet met volle teugen van de onderneming die ze is gestart door in de voetsporen te treden van haar ouders. Dat brengt voorlopig genoeg uitdagingen!


Westendorp volop in beweging

Tekst: Toos Lenderink
Foto’s: Rinus Luijmes

Via Wim te Mebel (84 jaar) wordt een gesprek gepland met een van de trainers. Wim is één van de vele stille krachten waar een club niet zonder kan. Het gesprek met trainer Peter Aal van walking football Westendorp wordt enigszins verstoord door eerst een groep enthousiaste dames en later door de wel zeer luidruchtige mannen in de kantine. Want bij SV Westendorp bruist het van de sportieve mensen die in diverse groepen buiten aan sport doen.

Trainer Peter Aal met Geer en Goor

Het begon allemaal met een programma op tv met Geer en Goor. Dit was de aanzet voor sponsoren om flink over de brug te komen met geld. Hierdoor konden er o.a. een overkapping gebouwd worden en de aanwezige plannen
voor een beweegtuin worden verwezenlijkt. Nu, drie jaar later, word ik op woensdagmorgen door de mensen van het beweeguur uitgedaagd om mee te doen met hun tak van sport. Bij regen wordt er uitgeweken naar de overkapping. Na een warming up even een rustig moment waarna er in een circuit wordt gewerkt. Geke Schuurman begeleidt deze groep op professionele wijze. Het programma is elke week anders zodat de diverse spiergroepen allemaal aan bod komen. Ook coördinatie en evenwicht worden niet vergeten. Het is heerlijk zo in de buitenlucht op een speelse manier intensief bezig te zijn. Je mag alle oefeningen gewoon aanpassen naar wat jij kunt! En na afloop samen opruimen en op naar de kantine!

Walking Football

De mannen van walking football beginnen hier met hun derde helft. Peter, die bij zeven verenigingen deze Walking football trainingen verzorgt, vertelt dat de opzet is om mensen in beweging te krijgen. Niet alleen met voetbal, maar ook een bootcamp groepje voor ouderen, een jeu de boules baan, golfen en wat er in de toekomst nog meer bijkomt. Als lid van SV Westendorp mag je overal aan meedoen. Het is zeer laagdrempelig en er zijn geen testen vooraf. De drijfveer is vooral ouderen te helpen met de stap zetten naar meer bewegen. Er is veel saamhorigheid en lukt een bepaalde training niet dan doe je gewoon mee met een van de andere sporten. Zolang je lopen kunt, kun je hier ergens aan meedoen. Niets is wedstrijd- of resultaatgericht.
Dat de gezondheid verbetert door wekelijks buiten te trainen, op je eigen niveau, dat is de grote winst! Peter vertelt dat Westendorp drie jaar geleden als eerste in de regio begon met deze vorm van sport. Old Stars stelde tien gouden regels op voor het walking football. Er zijn o.a. geen scheidsrechters maar de deelnemers houden zichzelf en elkaar! aan deze regels. Zo nodig door de spelleider, die buiten het veld staat, bijgestuurd.

Het sportieve uur met Geke Schuurman

Een ecoduct in de Wrange

Dick Heesen

In het natuurgebied de Wrange, grenzend aan landgoed Slangenburg wordt door Rijkswaterstaat gewerkt aan een ecoduct van 20 meter breed over de A18. Dit ecoduct is bedoeld om in het wild levende dieren toegang te geven vanaf het landgoed Slangenburg naar het natuurgebied de Wrange en vice versa.

Wat is een ecoduct?

Een ecoduct, wildviaduct, wildwissel of natuurbrug is een brug over een weg speciaal bedoeld om dieren veilig te laten oversteken. Omdat de snelweg A18 het natuurgebied De Wrange-Slangenburg doorsnijdt en zo ook de ecologische verbindingszone splijt van de Boven Slinge/ Bielheimerbeek, Beken die bovenstrooms nog tot een van de gave beeksystemen van de Achterhoek behoren, is het van belang deze natuurgebieden te verbinden en de aldaar levende dieren toegang te verschaffen. De Wrange is een potentieel leefgebied van de das die hier vroeger in grote dichtheden voorkwam. Wrange-Wrang is een konijnen/dassen pijp die uitmondt in een hol. Door de aanleg van auto-, vaar- en spoorwegen, nieuwe woonlocaties en industrieterreinen
zijn de natuurgebieden in Nederland sterk versnipperd waardoor in het wild levende dieren steeds meer vast zijn komen te zitten in een onnatuurlijk klein leefgebied.
Faunavoorzieningen zijn nodig om ervoor te zorgen dat dierenpopulaties in Nederland elkaar kunnen bereiken en nieuwe leefgebieden kunnen ontdekken. Daarnaast moeten ecoducten zorgen voor minder verkeersslachtoffers ten gevolge van het overstekende wild. Een ecoduct is eigenlijk een natuurgebied(je) boven een weg.

Uitvoering

De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) was de naam van een samenhangend landelijk netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen nieuwe natuurgebieden en die met elkaar te verbinden. De EHS heet nu Natuurnetwerk Nederland (NNN) en moet in 2027 gerealiseerd zijn. Het Rijk heeft de verantwoordelijkheid voor het natuurbeheer in 2014 overgedragen aan de Provincies. Het ecoduct past binnen het Meerjarenprogramma Ontsnippering (MJPO), waarin verbindingen tussen natuurgebieden worden hersteld. Het MJPO levert een belangrijke bijdrage en zorgt voor ontsnippering van de natuur en realiseert o.a. ecoducten,
ecoduikers, faunatunnels en makkelijk uittreedbare oevers rondom bestaande Rijksinfrastructuur. Zo kunnen b.v. wilde zwijnen, reewild en dassen veilig oversteken. In 2018 zou het programma afgerond moeten zijn en van de 178 knelpunten is het ecoduct over de A18 bij de Wrange een van de laatste.

Onderzoek

De conclusies uit de monitoringsonderzoeken zijn overwegend positief. Mits goed onderhouden, maken de meeste dieren goed gebruik van deze aangelegde voorzieningen. De vraag of faunavoorzieningen effectief
bijdragen aan het duurzaam voortbestaan van populaties, is echter nog niet simpelweg met ja of nee te beantwoorden.
De resultaten uit onderzoeken tot nu toe, geven nog niet voldoende informatie hierover.


Een toren vol deugden

De zeven deugden geschilderd door Gerard Hoet op het plafond in de oude toren

Jan Berends

Slangenburg wordt reeds vermeld in 1354, maar hoe het huis er toen heeft uitgezien weten we niet. Pas op de kaart van Christiaan sGrooten van rond 1560 zien we een wel heel eenvoudige tekening met de naam Slangenburgh, een torentje met enkele aanbouwen.

Het oude huis wordt in 1585 verwoest door de Staatse troepen en pas in het Twaalfjarig Bestand (1609-1621) weer opgebouwd, in 1612 door Frederik van Baer. Van dit huis hebben we een fraaie voorstelling, getekend door
Nicolaas van Geelkercken uit 1641. Bij deze herbouw is gebruik gemaakt van overgebleven delen: nu nog zien we middeleeuwse kloostermoppen aan de westelijke toren en hierbij hebben we te maken met het oudste
deel van het kasteel. In het vierde kwart van de 17de eeuw laat Frederik Johan van Baer (1645-1713) het door zijn grootvader gebouwde huis verbouwen en vergroten tot het barokkasteel zoals we dat nu kennen met open erehof en grote bouwhuizen op het nieuwe voorplein.
De hoofdingang, die aan de Varsseveldseweg lag, wordt verlegd naar de andere zijde met zicht op de hoofdlaan van het unieke lanenstelsel. De barok streefde naar een spiegelbeeldig aanzien en zo werd de oostelijke toren gerealiseerd naar het voorbeeld van de oorspronkelijke toren.

In deze oude toren liet de generaal op de hoofdverdieping zijn werk- en studeerkamer inrichten. In het hele huis liet hij door Gerard Hoet (1648-1733) belangrijke schilderingen aan wanden en plafond aanbrengen. In het nieuwe gedeelte werden de plafonds van fraai stucwerk voorzien, waarin schilderingen werden aangebracht op linnen. In het oude huis van zijn grootvader uit 1612, ingebouwd in het vernieuwde huis, werden de oude plafonds van eikenhout niet uitgebroken, maar door de schilder Hoet, liggend op een steiger voorzien van schilderingen. Het betreft hier de provisiekamer, de opkamer, de Didozaal, de blauwe salon en de werkkamer in de toren. Je zou kunnen zeggen, dat de generaal een echte, ‘zunige’ Achterhoeker was, hij liet de oude plafonds niet uitbreken en stucwerk aanbrengen, maar liet de oude intact.

De plafondschildering in werk- en studeerkamer

We kijken dit keer naar de wondermooie plafondschildering in de werkkamer. Hier zijn uitgebeeld de drie goddelijke (geloof, hoop en liefde) en de vier zedelijke deugden (sterkte, gerechtigheid, matigheid en voorzichtigheid). Op de fraaie opname hierbij kijken we eerst naar de goddelijke deugden: geloof, hoop en liefde. De figuur boven in grijze en blauwe kleding heeft in haar linkerhand de Bijbel en rechts het kruis, het geloof. Geheel rechts zien we in wit, oranje en blauw een dame, die met haar rechterhand een anker vasthoudt, de hoop.

Centraal is uitgebeeld de liefde. Een moeder, die haar kind zo liefdevol vasthoudt op haar arm, terwijl een ander kind ook om aandacht bedelt.

De zedelijke deugden beginnen rechtsboven. We zien hier een dame, die een pilaar vasthoudt. Zij beeldt uit de sterkte. Je moet sterk staan in het leven. Links voor haar vinden Vrouwe Justitia. Ze draagt in haar linkerhand een weegschaal om voor en tegen af te wegen en in haar rechterhand houdt zij het zwaard om te straffen. Meestal draagt zij een blinddoek, hier niet.

De oude toren waarin de werk- en studeerkamer
was gehuisvest

Wapenspreuk van generaal Frederik Johan van Baer:
Emergit virtus (de dapperheid en deugd overwinnen)

De matigheid links bovenaan draagt in haar rechterhand een paardentoom, je moet jezelf in toom houden. Tot slot vinden we nog de voorzichtigheid links vooraan. Ze kijkt in de spiegel en houdt in haar rechterhand een slang, het meest voorzichtige dier in de schepping. Je moet jezelf spiegelen. Een goed advies voor mensen met een kort lontje, eerst tot tien tellen voor je reageert. Een Spaanse koning heeft eens gezegd, dat hij als hij kwaad werd, eerst drie keer het Onze Vader bad, voordat hij reageerde. Ook een manier!

Eén zedelijke deugd wordt niet afgebeeld en wel de kuisheid. Als men een kerkelijke functie ambieerde was ook deze deugd van veel belang, maar de generaal heeft deze niet uit laten beelden. De wapenspreuk Emergit virtus vindt in deze schildering zijn bekroning.

De kamer was als werkkamer het episch centrum van de adel, die op het huis woonde en dat is ook nu nog het geval als gastenhuis. Hier komen de reserveringen binnen per computer of telefoon en zijn er vaak gastvrouwen of gastheren aanwezig. Zo zijn er zonder naar het plafond te kijken ook deugden te bewonderen!


Wijngaard de Oogsthoek

Wijngaard de Oogsthoek

Toos Lenderink

Rijdend over de Nijmansedijk zie je maïsvelden, grasland en natuurgebied. Maar ook een wijngaard die vooral aan het eind van de zomer opvalt door zijn rechte rijen druivenstruiken vol dikke blauwe en witte druiventrossen. Bij Dick en Dinie Hukker van wijngaard de Oogsthoek mogen we meekijken in hun bedrijf.

De hele zomer 2018 was het zonnig en droog. Maar net vandaag, als er eindelijk geoogst kan worden laat het weer het afweten. Niks geen Franse sfeer, maar onstuimige buien.
De vele vrijwilligers maakt het niets uit. Ze zijn er op gekleed en maken er met elkaar toch wel een vrolijke boel van. De meeste komen al jarenlang helpen en kennen elkaar.
”Schrijf maar op dat vooral de catering uitstekend is!”. Er is veel kabaal in de tot kantine omgebouwde schuur, waar de pleisters klaar liggen op tafel. Want druiventrossen worden niet geplukt maar geknipt. Dit jaar is de opbrengst groot en er wordt kritisch gekeken naar de kwaliteit. Beetje zuur? laat maar op de grond vallen.
Alleen de druiven die lekker zoet zijn komen in aanmerking voor de emmer en uiteindelijk voor de wijn. Proef maar!
Van een zijtak geknipt en het steeltje is groen? mag op de grond. Net als het onderste deel van een tros als de zijtakjes daarvan bruin zijn. Dit deel heeft niet genoeg voeding gehad en smaakt zuur. Proef maar! De ervaren plukkers weten veel te vertellen en na een paar uurtjes knippen en veel proeven heb je echt geen fruithapje meer nodig.
Gelukkig was het dit jaar te heet voor de suzuki-vlieg. Slechts een enkele druif is er mee besmet en ook die komt niet in de emmer.

Kwaliteit

Dinie Hukker bij de wijnmaker

Voordat de vrijwilligers aan de slag gaan zijn Dick en Dinie zelf de rijen al langs gelopen. Ze hebben de afgelopen maanden door trosdunning en voorselectie de mindere druiven eruit gehaald. Verder is hun vertrouwen in de vrijwilligers groot. Ze zijn maar wat blij met deze enthousiaste groep. Sommige kwamen ooit als toerist wijn kopen en boden spontaan hulp aan. Als mensen langs komen en wijn willen kopen laten ze sowieso de boel de boel en maken tijd vrij. Voor een praatje, vertellen over alle facetten van het druiven telen en wijn maken. Zelf genieten ze hier misschien nog wel het meest van! Op de achterbank van de auto, met een trailer erachter vol bakken met druiven onderweg naar de wijnmakerij in Bentelo, ligt het vervoerbewijs. Nu vervoeren we de Johaniter 2018. Het exacte gewicht wordt straks ingevuld na het wegen van de druiven. Dit papier is nodig tijdens het vervoer van de druiven maar ook bij het vervoer van de wijn volgend jaar mei als deze in de fles terugkomt.

De afzet van de flessen wijn naar de consument, wordt door Dinie verzorgd en vindt het hele jaar door plaats via slijterijen en levering aan enkele restaurants in de regio. Maar ook via winkels met streekproducten, waaronder natuurlijk de Landgoedwinkel in Slangenburg. In de zomermaanden en herfst is er ook verkoop aan huis (menigeen komt dan een flesje wijn kopen, maar vooral toeristen) wanneer de wijngaard op de vrijdag- en zaterdagmiddag geopend is. Dick en Dinie vertellen dat ze jaren geleden, tijdens vakanties naar het Moezelgebied, vaak tegen elkaar hebben gezegd: ”Wat is dit een mooi gezicht, die druivenvelden, dit zou ik ook bij ons wel willen”. Pas rond het jaar 2000 kwamen er echt goede druivenrassen op de markt, geschikt voor het Hollandse klimaat. Toen begon het serieus te kriebelen en met inlichtingen, cursussen, op verschillende plaatsen kijken en vragen naar ervaringen van anderen, besloten ze in 2003 een kleine wijngaard op te zetten. Voorheen waren Dick en Dinie fulltime boer. Na hiermee gestopt te zijn, is er letterlijk ruimte voor druiventeelt, naast de vaste baan die beiden hebben gevonden. Ze willen geen Franse wijnboer zijn, maar noemen zichzelf liever Nederlandse druiventelers. ”De wijngaard doen we samen”.
Het is al weer 16 jaar geleden dat ze onervaren begonnen met de aanschaf van de eerste 90 druivenstokken, om in de jaren erna de wijngaard te vergroten tot 900 stokken nu. Nog steeds blijft het een leerproces.

Goede verzorging

Geen één jaar is hetzelfde. In 2018 bijvoorbeeld was het erg warm en waren er praktisch geen suzuki-fruitvliegen. Ook was het toen niet nodig om tegen schimmels te spuiten. Wel worden er elk jaar naast de reguliere bemesting bladmeststoffen op de bladeren gespoten om de plant op het juiste moment wat extra voeding te geven. Goede voeding zorgt voor een sterke plant en minder kans op ziektes. De Johanniter en Solaris (wit) en Pinotin en Cabernet noir (blauw) die op het land staan aan de Nijmansedijk zijn allemaal schimmel tolerant en geschikt voor ons klimaat. De wijnopbrengst verschilt per ras en per jaar.

Diny Berendsen, één van de vrijwilligers

Bij het oprijden van het erf bij wijngaard Hof van Twente, Neerlands Wijnmakerij komt de geur van wijn en van het gistingsproces, de constante beweging, je al tegemoet. Op dit bedrijf worden druiven aangeleverd door 26 verschillende opdrachtgevers. De wijnmaker maakt hier voor ieder zijn eigen wijn. De witte druiven die nu gebracht worden gaan vrij snel in de pers. Er kan ook druivensap van gemaakt worden. Rode wijn heeft meer tijd nodig om te rijpen dan witte. Voor de wat zoetere wijnen wordt het gistingsproces eerder stopgezet. De restsuikers blijven daarbij in de wijn.
Bij droge wijnen zijn alle suikers omgezet in alcohol. Bij de wijnmakerij worden alle druiven overgedaan in andere bakken waarna ze gewogen worden. Klaar voor verdere verwerking. Er hangt hier een gemoedelijke, gastvrije sfeer. Het lijkt wel of er niet gewerkt wordt en iedereen vakantie heeft. Mensen die op het gezellige terras aan de voorkant zitten of naar de winkel komen, elkaar vriendelijk groeten en totaal geen haast lijken te hebben dragen zeker ook bij aan dit vakantiegevoel.

De eindfase

In de winter gaan Dick en Dinie nog een aantal keren terug naar Bentelo om hun eigen wijnen te proeven. Moet het nog iets anders? Misschien iets van het éne ras bij in het andere? De rode wijn nog wat zachter? Met 4 à 5 personen worden hierin keuzes gemaakt. Maar de basis voor de wijn zijn de aangeleverde druiven; daar kun je niets aan veranderen. Goede wijn wordt gemaakt in de wijngaard én door op het juiste moment, wanneer suiker- en zuurgehaltes goed zijn te oogsten. Dat dit succesvol lukt blijkt uit de vele prijzen die al gewonnen zijn in binnen- en buitenland! Maar hier praten Dick en Dinie niet over, bescheiden als ze zijn.
Het werk van de druiventeler is hiermee nog niet klaar! Dick heeft een mooie website opgezet en houdt deze bij. Samen ontwerpen ze de etiketten voor op de fles, die ook nog eens aan wisselende Europese regels moet voldoen. Alles wordt in eigen beheer gedaan. Als het blad van de stokken is gevallen staat de sapstroom stil en kan de wintersnoei beginnen. Om niets verloren te laten gaan wordt een deel van het snoeiafval gebruikt om samen met de vrijwilligers kransen van te maken. Hierbij komt de creatieve kant van Diny goed van pas. Deze prachtige creaties zijn ook te koop. De
opbrengst hiervan gaat helemaal via Samenloop voor Hoop naar het KWF.
www.wijngaarddeoogsthoek.nl


Glasvezel in Slangenburg

Toos Lenderink

Snel internet, tv-kijken zonder lelijke schotelantenne en een betrouwbare vaste telefoonaansluiting: het komt er allemaal aan. Het duurt nog wel tien jaar voordat heel Nederland een glasvezelaansluiting heeft, maar op 6 mei
2019 werd het glasvezelverdeelpunt in Slangenburg, aan de Varsseveldseweg nabij de Peppelmansdijk geplaatst. Glasvezel Buitenaf, BAM, de gemeente Doetinchem en de glasvezelambassadeurs uit de buurt verzamelden zich daar om dit belangrijke verdeelpunt in te wijden.

Wethouder Ingrid Lambregts van Doetinchem en directeur van Glasvezel Buitenaf Piet Grootenboer vullen samen de grond aan rond dit verdeelpunt. Ook deze samenwerking verloopt gesmeerd. In hun korte toespraak benoemen beiden dat er vanaf 2014 veel werk is verzet. Overheid en burgers hebben zich hier samen voor ingezet. Dankzij met name ook de inzet van de ambassadeurs kan deze langgekoesterde wens nu in vervulling gaan.


Via laspunten zijn de glasvezels onderling met elkaar verbonden. Maar elke huisaansluiting krijgt een eigen snelweg naar een van deze verdeelpunten. De netwerken Bronckhorst en Achterhoek Zuid samen hebben ongeveer 19 van deze verdeelpunten. Slangenburg valt onder het netwerk Achterhoek Zuid. De Heidenhoek valt onder Bronckhorst.
Ook hier heeft aannemer BAM een van zijn 50 ploegen aan het werk. De verwachting is dat het grondwerk eind van dit jaar klaar is.

Het verdeelpunt Slangenburg

De schouwers van BAM die vastleggen waar in huis de aansluiting moet komen zijn overal volop aan het werk. Net als de graafploegen die met name in de bermen aan het werk zijn. Zij plaatsen daarbij uit voorzorg
markeringsborden op de betreffende weghelft.
Drie dagen voordat de aannemer op privé grond komt graven, komt er een aankondiging hiervan per post. Als de aannemer u niet thuis treft, zal hij een kaartje achterlaten, zodat u een andere afspraak kunt maken. In overleg en met toestemming van de grondeigenaar wordt de plaats bepaald waar de kabels in de grond moeten komen. De gemeente Doetinchem heeft besloten de bermen (openbare grond) als proef niet in te zaaien nadat de sleuven gedicht zijn. Hierdoor krijgen zaden die van nature al in de grond zitten de kans om te ontkiemen. Dit zorgt voor de ontwikkeling van een kruidige berm met natuurlijke begroeiing. In de gemeente Bronckhorst worden na het graven de sleuven dichtgegooid, verdicht en vervolgens met graszaad ingezaaid.
Alle genodigden zijn na afloop welkom om bij ‘t Onland een kopje koffie te drinken en te genieten van een snee krentenwegge ter ere van deze mijlpaal.

Ambassadeur Jan Scholten in gesprek

Zorgboerderij Slangenburg

Schakel in netwerk zorgbegeleiding

Jeanette Wechgelaer

En ineens was daar aan de Kommendijk 3 in de niet meer bewoonde boerderij ‘Veldhorst’, Zorgboerderij Slangenburg gehuisvest. Deze zorginstantie had voorheen een onderkomen bij de abdij maar moest door omstandigheden van plek verkassen. Op een gure namiddag in de warme keuken van de boerderij vertelt Rob Haverkate zorgwerkbegeleider, in gezelschap van zorgwerkmanager Falco Janssen over de functie van deze zorg, de verhuizing, hoe dat zo kwam, de werkzaamheden en de medewerkers.

v.l.n.r. Falco Janssen en Rob Haverkate

Een zorgboerderij is in eerste instantie een dagbestedingsproject voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Deze mensen worden door begeleidende instanties, te denken valt aan o.a. GGNet, naar een zorgboerderij doorverwezen als het in het kader van passende arbeidsmatige werkzaamheden valt. Die werkzaamheden worden gezien als een zorgmiddel. Er worden leer- en werkdoelen opgesteld die prettig en veilig zijn en bijdragen aan de ontwikkeling van de deelnemer op sociaal-emotioneel, lichamelijk en cognitief vlak. Op Zorgboerderij Slangenburg is men medewerker met
bepaalde taken en werkzaamheden. Vrijwilligers werken ook mee aan dit project evenals enkele betaalde krachten.

Werkzaamheden

De werkzaamheden die de medewerkers doen bestaan op dit moment voornamelijk uit het opknappen van de boerderij aan de Kommendijk, hovenierswerkzaamheden rondom het kasteel en de abdij, evenals hand- en spandiensten voor deze instanties en lichte bosbouw voor Staatsbosbeheer. Die lichte bosbouw bestaat uit klein houtopslag weghalen, het vrij zagen van de taluds in het trapezium (het lanenstelsel rondom het kasteel) en het omzagen van kleine bomen. Staatsbosbeheer laat op het landgoed de bosbouwwerkzaamheden op kwetsbare plekken die niet door machines kunnen worden gedaan en wel intensieve arbeidskracht vereisen, graag door de medewerkers van deze zorgboerderij verrichten. Het opknappen van de boerderij vergt kennis en kunde en deze hebben de medewerkers vanwege hun opleiding en werkervaring, zeker in huis. De verbouwingswerkzaamheden worden door de medewerkers zelf gedaan en heeft al tot prachtige resultaten geleid. Indien niet alle vakkennis aanwezig is, wordt hulp geboden door vrijwilligers. Er wordt sowieso al hulp geboden door de vrijwilligers en betaalde krachten door middel van begeleiding en/of facilitering van benodigdheden.

Financiering

De financiering van deze zorg kwam eerst voor rekening van langdurige zorg, maar gaat nu via de WMO (Wet Maatschappelijke Ondersteuning). Er is een transparante bedrijfsvoering, er moet Europees worden aanbesteed en er wordt werk gedaan voor externe partijen zonder winstoogmerk. Met Staatsbosbeheer is een samenwerkingsovereenkomst gesloten. De zorgboerderij wordt gezien als een schakel in het netwerk van de zorg. Er werken momenteel vijftien deelnemers, twee vrijwilligers en vier betaalde krachten op Zorgboerderij Slangenburg.

Verhuizing

De reden van de verhuizing naar de Kommendijk is de steedsomvangrijker wordende organisatie. Er kwamen steeds meer medewerkers en men kon de stilte op het abdijterrein nietmeer waarborgen. Bovendien wilde de abdij gaan uitbreidenen verbouwen, waardoor de ruimte van de zorgboerderijvrij moest worden gemaakt. Er is in alle gemoedelijkheid enrust afscheid van elkaar genomen en Zorgboerderij Slangenburg kan zich nu geen betere plek wensen. De groente- en moestuin bij de abdij zal daar in eerste instantie nog blijven en wordt bijgehouden door de medewerkers van de zorgboerderij. De producten worden gratis aan de Voedselbanken de Mini Manna in Doetinchem ter beschikking gesteld.Dit kleinschalige project is door de Stichting VriendentuinAchterhoek opgezet en dertien zorgboerderijen verspreidover de hele Achterhoek werken daarin samen.

Distelheide

Aan het werk

Een andere tak van werkzaamheden betreft het Natuurkampeerterrein Distelheide, door de boerderij gehuurd van Staatsbosbeheer. De medewerkers runnen dit terrein ‘in eigen beheer’, dat wil zeggen ze regelen alles zelf: van schoonmaak toiletten, tot het maaien van het gras en het schoonhouden van het terrein. De verkoop van gekloofd hout aan particulieren wordt al jaren gedaan. Dit hout is vrij recent gekapt en natuurlijk nu nog niet gedroogd maar kan al wel verkocht worden. Het hout kan worden besteld via telefoonnummer 06 84318684.

Feest

Hertjes voeren

Omdat de verhuizing vrij plotseling plaatsvond, het was al wel lang bekend dat er verhuisd moest worden maar niet waarheen, heeft een goede kennismaking met de buurt nog niet plaatsgevonden maar als alles op orde is staat er volgens goed Noaberschap een fijne en gezellige kennismaking op stapel. En te zijner tijd zal er dan ook een Open Dag worden georganiseerd. Dat ligt allemaal in de planning maar eerst willen de medewerkers en hun begeleiders alles op orde hebben en zo te horen en te zien gaat dat op een fantastische manier lukken. Voor meer informatie: www.zorgboerderijslangenburg.nl